Выбрать главу

Vledder slikte.

‘Dokter Hardinxveld.’

De Cock knikte.

‘Inderdaad… hij was het. Hardinxveld begreep dat hij deze unieke kans moest waarnemen. En hij kwam op een idee. In het Mattheus Ziekenhuis werd op dat moment een jongeman verpleegd, die met aids was besmet. Hij heeft daarna ook niet lang meer geleefd. Maar voor hij stierf, nam Hardinxveld van hem een monster met aids besmet bloed en spoot dat tijdens de narcose bij Marcel in zijn aderen.’

‘Moord.’

‘Inderdaad… moord. Hardinxveld wist heel goed dat Marcel aan die injectie zou sterven… maar niet onmiddellijk. Aids-virussen delen zich langzaam. Het zou enige tijd duren voordat Marcel aan de gevolgen stierf. Het was geen directe moord… maar een moord op termijn.’

Mevrouw De Cock schudde haar hoofd.

‘Afschuwelijk. Hoe kun je als arts zoiets doen?’

De grijze speurder glimlachte.

‘Hippocrates en misdaad… in de annalen van de criminaliteit vullen zij vele bladzijden.’ Hij zweeg even en wreef peinzend over zijn kin. ‘Ik denk dat Marcel zelf wel heeft beseft dat er iets met hem in het Mattheus Ziekenhuis was gebeurd. Toen hij later ziek werd, wilde hij ook niet meer worden opgenomen. Hij wantrouwde, zoals Casper zei, de moordenaars in witte jassen.’

Vledder boog zich weer naar voren. ‘Hoe wist Van Hoogwoud dat Marcel opzettelijk met aids was besmet?’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Toeval speelt in ons leven vaak een grote rol. Daarbij moet je bedenken dat Van Hoogwoud de heren van “het klaverblad van vier” achterdochtig in de gaten hield. Op een dag zaten ze bij elkaar in het clubhuis en genoten van hun whisky. Toen Marcel en zijn chantagepraktijken ter sprake kwamen, zei dokter Hardinxveld, dat het nog maar een kwestie was van enkele maanden. In die tijd zouden de aids-virussen, die hij had ingespoten, hun vernietigend werk wel hebben gedaan. Het was mooi weer en de heren zaten bij een open raam. Vader Van Hoogwoud, die op het terrein werkzaam was, ving brokstukken van het gesprek op. ’s Avonds, bij de thuiskomst van Marianne, vroeg hij haar wat aids was. Toen hij vernam dat aids in de meeste gevallen de dood ten gevolge had, bezwoer hij, mocht Marcel werkelijk sterven, zijn zoon te wreken.’

Vledder knikte begrijpend.

‘Daarom zijn de moorden ook pas na de dood van Marcel begonnen.’

‘Precies.’

‘Wie pleegde die vreemde telefoontjes?’

‘Marianne… in opdracht van haar godsdienstige vader, die ook de tekst had bedacht.’

Vledder trok denkrimpels in zijn voorhoofd.

‘Hoe kreeg hij de heren zo gek om in de nacht naar de plaatsen van afspraak te komen?’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Dat was niet zo moeilijk. Vader Van Hoogwoud zei dat hij na het overlijden van zijn zoon, in zijn bezittingen foto’s had aangetroffen waarop de heren in beschamende situaties stonden afgebeeld. Hij zei dat hij die foto’s niet in zijn bezit wilde hebben en verklaarde zich bereid om ze zonder meer terug te geven.’

‘En daar gingen ze op in?’

De Cock knikte.

‘Het werd hun dood.’

Er viel een diepe stilte. Intens. Alleen het tikken van de pendule op de schoorsteenmantel vulde de kamer. De grijze speurder schonk de glazen nog eens in. Langzaam gleed de reeks gruwelijke moorden wat naar de achtergrond en kwamen ook andere onderwerpen ter sprake. Tegen elf uur nam Vledder afscheid. De Cock bracht zijn jonge collega tot aan de deur.

‘Ben je met je eigen wagen?’

‘Ja.’

‘Wil je nog even naar de Kit rijden?’

‘Om wat te doen?’

De Cock plukte een kladje uit zijn borstzak. ‘Laat het opsporingsbericht van Franciscus van der Kraay vervallen.’ Hij reikte het kladje over. ‘En bel Kraaitje dan dat hij weer vrij man is.’

Vledder bekeek het telefoonnummer.

‘Zit hij daar?’

‘Daar zit hij.’

‘Dat wist je allang?’

De Cock maakte lachend een afwerend gebaartje.

‘Dat vechten we morgen wel uit.’

Toen Vledder was vertrokken, sjokte de grijze speurder terug naar zijn woonkamer en liet zich weer in zijn fauteuil zakken. Mevrouw De Cock pakte een poef en ging demonstratief pal tegenover hem zitten.

‘Je hebt gelogen,’ sprak ze streng.

De Cock keek haar schattend aan.

‘Hoezo?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Het is niet waar. Vader Van Hoogwoud is niet verantwoordelijk voor alle drie de moorden. Minstens één moord werd door een ander gepleegd.’

De Cock veinsde onbegrip.

‘Welke?’

‘De moord op dokter Hardinxveld… die kon vader Van Hoogwoud nooit hebben gepleegd. Hij had daarvoor een trap moeten beklimmen en daartoe was hij lichamelijk niet meer in staat.’

Om de lippen van De Cock gleed een glimlach.

‘Ze moesten jou bij de recherche inlijven,’ sprak hij bewonderend. Zijn rechterhand tastte in een zijzak van zijn colbert. De glimlach op zijn gezicht verdween. Langzaam vouwde hij zijn hand open. Op zijn handpalm lag een broche… een brede, glimmend ronde rand, kunstig opgevuld met ragfijn filigreinwerk.’

‘Wat is dat?’

‘De broche van Marianne. Ik vond hem half onder het lijk van Hardinxveld.’

‘Zij pleegde die moord?’

De Cock knikte met een somber gezicht.

‘Marianne kon geen weerstand bieden aan de psychische druk van haar vader. Door Hardinxveld een vrijpartijtje in het vooruitzicht te stellen, lokte ze hem naar het weinig gebruikte archief en sloeg hem daar dood.’

Mevrouw De Cock keek haar man verwonderd aan.

‘Je liet haar gaan?’

De grijze speurder wreef zich achter in zijn nek.

‘Ik ben,’ sprak hij aarzelend, ‘met deze broche in mijn zak naar vader Van Hoogwoud gegaan. In zijn huisje op het terrein van Amstelland heb ik de broche voor hem op tafel gelegd. Toen deed ik hem een voorstel.’

Mevrouw De Cock knikte traag voor zich uit.

‘Ik begrijp het,’ sprak ze zacht. ‘Hij zou de schuld van alle moorden op zich nemen en jij… jij zou Marianne laten gaan.’

De Cock sloot zijn hand om de broche. ‘Zo was het.’

‘Waar is Marianne nu?’

De Cock trok achteloos zijn schouders op.

‘Ver weg. Ik denk… ergens in Afrika. In ieder geval op een plek, waar men een ervaren verpleegster heel goed kan gebruiken.’

‘En zo’n plek… vond jij… was niet de bajes.’

De Cock keek zijn vrouw vertederd aan.

‘Je schijnt me te kennen.’