Выбрать главу

‘Dat lukt niet!’ riep de worstelende kender. Eén van de roeiriemen schoot uit het water en sloeg bijna Sturm overboord.

De ridder sleurde de kender van zijn plaats. Hij greep de roeiriemen en stuurde de boot soepel naar Caramon toe, zodat die de rand kon vastpakken.

Tanis hielp de krijger de boot in, waarna hij tegen Sturm riep: ‘Weg hier!’ De ridder stak de riemen diep in het water en trok er met al zijn kracht aan, bijna helemaal achterover geleund. De boot schoot het water op, begeleid door een koor van boze kreten van de kobolden. Er vlogen nog meer pijlen om de boot heen toen Caramon zich drijfnat naast Tanis op de bodem liet vallen.

‘De kobolden kunnen lekker oefenen vanavond,’ mompelde Caramon terwijl hij de pijl uit zijn maliënkolder trok. ‘We zijn uitstekend zichtbaar op het water.’

Tanis wilde zijn gevallen boog pakken, toen hij zag dat Raistlin rechtop zat. ‘Zoek dekking!’ zei Tanis waarschuwend, en Caramon stak al een hand uit naar zijn broer, maar de magiër liet met een boze blik op hen beiden een hand in een buidel aan zijn riem glijden. Met zijn slanke vingers haalde hij er een handjevol spul uit. Hij reageerde niet eens toen een pijl vlak naast hem in de bank bleef steken. Tanis maakte aanstalten de magiër naar beneden te trekken. Toen besefte hij echter dat die opging in de trance die nodig was als je als gebruiker van magie een spreuk wilde uitspreken. Als hij hem nu stoorde, kon dat verregaande gevolgen hebben. Misschien vergat de magiër de spreuk dan, of — nog erger — sprak hij de verkeerde uit.

Daarom klemde Tanis zijn kiezen op elkaar en wachtte af. Raistlin hief zijn magere, fragiele hand en liet het spul dat hij uit zijn buidel had gepakt en dat voor de spreuk noodzakelijk was langzaam tussen zijn vingers door op de bodem van de boot vallen. Het was zand, besefte Tanis. ‘Ast tasarak sinularan krynawi,’ prevelde Raistlin, waarna hij met zijn rechterhand langzaam een boog beschreef, parallel aan de oever van het meer. Tanis keek achterom naar het vasteland. Een voor een lieten de kobolden hun pijl en boog vallen en vielen ze om, alsof Raistlin ze allemaal afzonderlijk aantikte. Er vlogen geen pijlen meer rond. De kobolden die verder weg waren, brulden het uit van woede en renden naar het water. Tegen die tijd was de boot dankzij de krachtige slagen van Sturm echter al buiten bereik.

‘Goed gedaan, broertje!’ zei Caramon hartelijk. Knipperend met zijn ogen keerde Raistlin terug naar de werkelijkheid, waarop hij voorover zakte. Caramon ving hem op en hield hem even vast. Toen kwam Raistlin weer overeind en ademde diep in, waardoor hij weer moest hoesten.

‘Het gaat wel,’ fluisterde hij. Hij maakte zich los van Caramon.

‘Wat heb je met ze gedaan?’ vroeg Tanis terwijl hij zocht naar vijandelijke pijlen en ze overboord gooide, omdat kobolden soms de punten in gif doopten.

‘Ik heb ze in slaap gebracht,’ siste Raistlin klappertandend van de kou. ‘Maar nu moet ik zelf ook rusten.’ Hij liet zich tegen de zijkant van de boot zakken.

Tanis keek naar de magiër. Raistlin was inderdaad krachtiger en vaardiger geworden. Kon ik hem maar vertrouwen, dacht de halfelf.

De boot doorsneed het met sterren besprenkelde meer. De enige geluiden waren het zachte, ritmische gespetter van de roeiriemen in het water en Raistlins droge, folterende hoest. Tasselhof trok de kurk uit de wijnzak, die Flint op de een of andere manier tijdens zijn wilde vlucht had weten te behouden, en probeerde de dwerg, die rilde van de kou,zover te krijgen dat hij een slok nam. Maar Flint, die ineengedoken op de bodem van de boot zat, kon alleen maar huiverend naar het water staren.

Goudmaan kroop dieper weg in haar bontcape. Ze droeg de kenmerkende broek van zacht hertenleer van haar volk, met daarover een rok met franje en een tuniek met een riem eromheen. Ook haar laarzen waren van zacht leer. Er was water over de rand van de boot geslagen toen Caramon Flint aan boord had gesmeten. Daardoor kleefde het hertenleer aan haar huid, en al snel rilde ze van de kou.

‘Hier, neem mijn cape maar,’ zei Waterwind in hun eigen taal. Hij stond op het punt om zijn mantel van berenhuid af te doen.

‘Nee,’ zei ze hoofdschuddend. ‘Jij hebt pas nog aan koorts geleden. Ik word nooit ziek, dat weet je. Maar’ — ze keek glimlachend naar hem op — ‘je mag je arm om me heen slaan, krijger. Dan zal onze lichaamswarmte ons allebei verwarmen.’

‘Is dat een koninklijk bevel, stamhoofdsdochter?’ fluisterde Waterwind plagerig terwijl hij haar tegen zich aan trok.

‘Nou en of’ zei ze terwijl ze zich met een zucht van tevredenheid tegen zijn krachtige lijf vlijde. Ze keek op naar de sterrenhemel, waarop ze verstijfde van schrik en de adem haar in de keel stokte.

Wat is er?’ vroeg Waterwind, die nu ook naar boven keek.

De anderen in de boot hadden het gesprek weliswaar niet begrepen. Ze hadden Goudmaan echter wel naar adem horen happen en zagen nu dat ze haar blik strak gericht hield op iets aan de nachtelijke hemel.

Caramon gaf zijn broer een por en vroeg: ‘Raist, wat is er? Ik zie helemaal niets.’

Raistlin ging rechtop zitten, deed zijn kap af en hoestte. Toen de aanval voorbij was, speurde hij de nachtelijke hemel af. Ook hij verstijfde, en zijn ogen werden groot. Met zijn magere, benige hand greep hij stevig Tanis’ arm vast. De halfelf probeerde zich intuïtief los te trekken uit de greep van de magiër, maar tevergeefs. ‘Tanis...’ piepte Raistlin, die bijna geen adem meer kreeg. ‘De sterrenbeelden…’

‘Wat?’ Tanis was oprecht geschrokken van de bleke teint die de glanzende gouden huid van de magiër had gekregen, en van de koortsachtige glans van zijn vreemde ogen. ‘Wat is er met de sterrenbeelden?’

Weg!’ raspte Raistlin. Opnieuw werd hij overvallen door een hoestbui. Caramon sloeg zijn armen om hem heen en hield hem stevig tegen zich aan, bijna alsof hij het frêle lichaam van zijn broer bijeen probeerde te houden. Raistlin herstelde zich en veegde zijn mond af. Tanis zag dat zijn vingers donker waren van het bloed. Raistlin ademde diep in en begon toen te praten.

‘De sterrenbeelden Koningin van de Duisternis en Heldhaftige Krijger.Ze zijn allebei verdwenen. Ze is naar Krynn afgedaald, Tanis, en hij is haar gevolgd om het tegen haar op te nemen. Alle boze geruchten die we hebben gehoord, zijn waar. Oorlog, dood, vernietiging...’ Een nieuwe hoestbui belette hem het praten.

Caramon hield hem vast. ‘Toe nou, Raist,’ zei hij sussend. ‘Maak je nou niet zo druk. Het is alleen maar een stel sterren.’

‘Alleen maar een stel sterren,’ herhaalde Tanis vlak. Sturm nam de roeiriemen weer op en stuurde de boot vlot naar de overkant.

6

Een nacht in een grot. Verdeeldheid. Tanis beslist.

Een kille wind stak op over het meer. Onweerswolken kwamen vanuit het noorden aangedreven en bedekten de gapende zwarte gaten die door de gevallen sterren waren achtergelaten. De reisgenoten zaten ineengedoken in de boot met hun mantels strak om zich heen geslagen, terwijl de eerste regendruppels uit de hemel vielen. Caramon hielp Sturm met roeien. De grote krijger probeerde een gesprek met de ridder aan te knopen, maar die negeerde hem. Hij roeide grimmig zwijgend verder, nu en dan in het Solamnisch in zichzelf mompelend.

‘Sturm! Daar, tussen die grote rotsen aan de linkerkant!’ riep Tanis wijzend.

Sturm en Caramon trokken met kracht aan de riemen. De regen maakte het moeilijk kenmerkende rotspartijen te onderscheiden, en even had het erop geleken dat ze in het donker waren verdwaald. Toen waren de rotsen opeens voor hen opgedoemd. Sturm en Caramon roeiden ernaartoe. Tanis sprong overboord en trok de boot op de kant. De regen kwam met bakken uit de hemel. Koud en nat klommen de reisgenoten uit de boot. De dwerg moest eruit worden getild, want hij was stijf als een dode kobold van angst. Waterwind en Caramon verborgen de boot in de dikke struiken. Tanis ging de anderen over een met stenen bezaaid pad voor naar een kleine opening in de rotswand.

Goudmaan keek met een bedenkelijk gezicht naar de opening. Die leek niet meer dan een grote barst in het oppervlak van de klif. Vanbinnen bleek de grot echter ruimschoots groot genoeg te zijn om met z’n allen languit te kunnen liggen.