‘Zoals u wilt, duistere majesteit.’ Kitiara boog en beval Tanis in het voorbijgaan op de trap: ‘Kom mee.’
Haar draconensoldaten deinsden achteruit en lieten een pad vrij, zodat ze naar het midden van de zaal kon lopen. Ze liep de op ribben lijkende trap van het podium af, met Tanis op haar hielen. De soldaten weken uiteen om hen door te laten en sloten vervolgens vrijwel direct de gelederen.
In het midden van de zaal beklom Kitiara de smalle trap die als een spoor uit de rug van de gebeeldhouwde slang leek te steken en liep naar het midden van het marmeren podium. Tanis bewoog zich langzamer voort, want hij vond de treden erg smal en lastig te beklimmen, vooral nu hij de ogen van de schaduwgestalte in de nis in zijn ziel voelde boren.
Midden op het podium draaide Kitiara zich om en gebaarde naar de rijk bewerkte open poort aan het andere eind van de smalle brug die het podium verbond met de muur van de Audiëntiezaal.
In de deuropening verscheen een gestalte, een donkere gestalte gekleed in het harnas van een ridder van Solamnië. Heer Sothis betrad de zaal, en waar hij kwam deinsden de soldaten aan weerszijden van de smalle brug terug alsof ze door een hand uit het graf werden weggeduwd. In zijn bleke armen droeg heer Sothis een lichaam, gewikkeld in witte doeken die gewoonlijk werden gebruikt voor het balsemen van de doden. De stilte in de zaal was zo volledig dat de laarzen van de dode ridder bijna hoorbaar waren op de granieten vloer, hoewel alle aanwezigen dwars door het doorzichtige, ontvleesde lichaam heen het steen konden zien.
Met zijn in het wit gewikkelde last in zijn armen stak heer Sothis de brug over en liep langzaam door tot hij op de slangenkop stond. Op een gebaar van Kitiara legde hij de witte bundel aan de voeten van de Drakenheer op de grond. Toen stond hij op en verdween plotsklaps, zodat alle aanwezigen verschrikt met hun ogen knipperden en zich afvroegen of hij er echt was geweest, of dat ze hem alleen in hun koortsachtige fantasie hadden gezien.
Tanis zag Kitiara glimlachen achter haar helm, tevreden met de indruk die haar dienaar had achtergelaten. Toen trok ze haar zwaard, bukte en sneed de doeken door die de gestalte als een cocon omhulden. Met een ruk trok ze ze los, waarna ze een stap achteruit deed om te kunnen zien hoe haar gevangene worstelde met het web.
Tanis ving een glimp op van een dikke, warrige bos honingblond haar en een glanzende zilveren wapenrusting. Hoestend en half verstikt worstelde Laurana zich los uit de belemmerende witte doeken. Er werd gespannen gelachen terwijl de soldaten naar het vruchteloze gekronkel van de gevangene keken. Dit was duidelijk een teken dat er nog meer amusement op stapel stond. Intuïtief deed Tanis een stap naar voren om Laurana te helpen. Toen voelde hij Kitiara’s waakzame bruine ogen op zich gericht en moest hij denken aan wat ze had gezegd: ‘Als jij sterft, sterft zij ook.’
Een koude rilling liep over zijn rug. Hij bleef staan en deed een pas achteruit. Eindelijk kwam Laurana duizelig overeind. Even staarde ze wazig om zich heen, niet begrijpend waar ze was, knipperend met haar ogen tegen het felle toortslicht. Uiteindelijk viel haar blik op Kitiara, die haar van achter de drakenhelm toelachte.
Bij de aanblik van haar vijand, de vrouw die haar had verraden, richtte Laurana zich in haar volle lengte op. Even vergat ze haar angst, dankzij haar woede. Hooghartig keek ze naar beneden en naar boven, en liet ze haar blik door de zaal glijden. Gelukkig keek ze niet achterom. Ze zag de bebaarde halfelf in zijn drakenharnas niet die gespannen naar haar keek. Wel zag ze het leger van de Duistere Koningin, de Drakenheren op hun troon en de draken die boven hen in hun nis zaten. Ten slotte viel haar blik op de schaduwgestalte van de Koningin van de Duisternis zelf.
En nu weet ze waar ze is, dacht Tanis ellendig. Hij zag het bloed wegtrekken uit Laurana’s gezicht. Nu weet ze waar ze is en wat haar te wachten staat.
Wat een verhalen moesten ze haar hebben verteld, daar in de kerkers onder de tempel. Ze hadden haar vast gekweld met verhalen over de Kamers des Doods van de Koningin van de Duisternis. Waarschijnlijk had ze de angstkreten van anderen kunnen horen, vermoedde Tanis. Zijn ziel schrijnde toen hij haar onverholen angst zag. ’s Nachts had ze hun gegil moeten aanhoren, en nu zou ze zich binnen een paar uur, misschien zelfs binnen een paar minuten, bij hen voegen.
Met een lijkbleek gezicht draaide Laurana zich weer om naar Kitiara, alsof zij het enig vaste punt in een rondtollend heelal was. Tanis zag dat Laurana haar kiezen op elkaar zette en op haar lip beet om zich goed te houden. Nooit zou ze angst tonen tegenover deze vrouw, of wie dan ook in deze zaal.
Kitiara maakte een klein gebaar.
Laurana volgde haar blik.
‘Tanis…’
Toen Laurana zich omdraaide zag ze de halfelf staan, en toen hun blikken elkaar kruisten zag Tanis hoop opvlammen in haar ogen. Hij voelde haar liefde overal om zich heen, een zegening als het aanbreken van de lente na een bitter koude en donkere winter. Eindelijk besefte Tanis dat zijn liefde voor haar de twee tegenstrijdige kanten van zijn karakter verenigde. Hij hield van haar met de onveranderlijke, eeuwige liefde van zijn elfenziel en de hartstochtelijke liefde van zijn mensenbloed. Maar het besef kwam te laat, en nu moest hij het bekopen met zijn leven en zijn ziel.
Eén blik, meer kon hij Laurana niet geven. Eén blik die de boodschap van zijn hart aan haar kon overbrengen, want hij voelde dat Kitiara hem met haar bruine ogen scherp in de gaten hield. En er waren ook andere ogen op hem gericht, donkere ogen vol schaduw.
Zich bewust van die starende blikken zorgde Tanis ervoor dat zijn gezicht niets verried van wat hij dacht. Met een uiterste wilsinspanning klemde hij zijn kaken op elkaar, spande zijn spieren aan en hield zijn blik zorgvuldig uitdrukkingsloos, alsof Laurana een vreemde voor hem was. Kil keerde hij haar de rug toe, en toen hij dat deed zag hij het vlammetje van hoop in haar glanzende ogen opflakkeren en uitdoven. Alsof een wolk voor de zon was geschoven veranderde de warmte van Laurana’s liefde in een wanhopig verdriet dat Tanis tot op het bot verkilde.
Met zijn hand stevig om het gevest van zijn zwaard om het beven tegen te gaan draaide Tanis zich om naar Tachisis, Koningin van de Duisternis.
‘Duistere majesteit,’ riep Kitiara. Ze pakte Laurana bij de arm en sleurde haar naar voren. ‘Hier is mijn geschenk aan u - een geschenk dat ons de overwinning zal brengen.’
Ze werd kortstondig onderbroken door oorverdovend gejuich. Met geheven hand verzocht Kitiara om stilte, waarna ze verder sprak.
‘Ik schenk u de elfenvrouw Lauralanthalasa, prinses van de Qualinesti-elfen, bevelhebber van de verachtelijke ridders van Solamnië. Zij is degene die de drakenlansen heeft herontdekt en die in de Toren van de Hogepriester de drakenbol gebruikte. Op haar bevel is haar broer met een zilveren draak naar Sanctie gereisd, waar ze — door de onbekwaamheid van heer Ariakas — wisten binnen te dringen in de heilige tempel en getuige waren van de vernietiging van de eieren van de goede draken.’ Ariakas deed dreigend een stap voorwaarts, maar Kitiara negeerde hem koeltjes. ‘Ik schenk haar aan u, mijn Koningin, zodat u haar op passende wijze kunt straffen voor haar misdaden jegens u.’
Kitiara gaf Laurana een zet. Struikelend viel de elfenvrouw op haar knieën voor de Koningin. Haar goudblonde haar was losgeraakt en viel als een glanzende golf om haar schouders. In Tanis’ koortsachtige beleving was dat het enige licht in de enorme, donkere zaal.
Je stemt ons tevreden, heer Kitiara, zei de Koningin met haar onhoorbare stem, en je zult rijk beloond worden. We laten de elf naar de Kamers des Doods brengen, en daarna zullen we je je beloning geven.
‘Dank u, majesteit.’ Kitiara maakte een buiging. ‘Ik wil u echter nog om twee gunsten smeken.’ Ze stak haar hand uit en greep Tanis stevig vast. ‘Om te beginnen wil ik graag iemand aan u voorstellen die zich wil aansluiten bij uw grootse, luisterrijke leger.’
Kitiara drukte op Tanis’ schouder ten teken dat hij moest knielen. Niet in staat die laatste glimp van Laurana uit zijn gedachten te bannen aarzelde Tanis. Hij kon de duisternis nog de rug toekeren. Hij kon aan Laurana’s zijde gaan staan en samen met haar het einde tegemoet treden.