Выбрать главу

‘Nee!’ Laurana keek op; de angst en afschuw verdreven haar verdoving. ‘Nee,’ herhaalde ze met verstikte stem.

Ze deed een stap achteruit en keek wild om zich heen, op zoek naar een uitweg, maar die was er niet. Overal om haar heen krioelde het van de draconen die gretig naar haar opkeken. Overmand door wanhoop wierp ze Tanis een vluchtige blik toe. Zijn gezicht stond duister en grimmig; hij keek niet naar haar, maar staarde met brandende blik naar de mensenvrouw. Meteen kreeg Laurana spijt van haar emotionele uitbarsting, en ze bezwoer dat ze liever zou sterven dan nog één keer zwakte te tonen in hun bijzijn. Trots en met hernieuwde zelfbeheersing rechtte ze haar rug en hief haar kin.

Tanis zag Laurana niet eens. Kitiara’s woorden bonsden als bloed in zijn hoofd en vertroebelden zijn blik en gedachten. Woedend ging hij vlak tegenover haar staan. ‘Je hebt me verraden!’ zei hij verstikt. ‘Dit is niet volgens plan!’

‘Sst!’ beval Kit zachtjes. ‘Anders verpest je alles!’

Wat—’

‘Hou je kop!’ snauwde Kitiara fel.

Je geschenk behaagt me, heer Kitiara. De donkere stem drong dwars door Tanis’ woede heen. We zullen aan je verzoeken voldoen. De ziel van de elfenvrouw zal aan heer Sothis worden geschonken, en we nemen de halfelf in dienst. Laat hem zijn zwaard aan de voeten van heer Ariakas leggen.

‘Nou, schiet op,’ eiste Kitiara kil, met haar blik gericht op Tanis. Alle ogen in de zaal waren op de halfelf gericht.

Zijn hoofd tolde. ‘Hè?’ mompelde hij. ‘Hier heb je me niets over verteld. Wat moet ik doen?’

‘Loop het podium op en leg je zwaard aan Ariakas’ voeten,’ antwoordde Kitiara snel, terwijl ze met hem meeliep naar de rand van het slangenpodium. ‘Dan pakt hij het op en geeft het aan je terug, en daarna ben je officier in het drakenleger. Het is een ritueel, meer niet. Maar het geeft mij wat extra tijd.’

‘Waarvoor? Wat ben je van plan?’ vroeg Tanis bars, met één voet al op de trap naar beneden. Hij pakte haar arm vast. ‘Je had me moeten vertellen—’

‘Hoe minder je weet, hoe beter, Tanis.’ Kitiara glimlachte charmant ten behoeve van de toeschouwers. Er werd her en der nerveus gelachen en er waren een paar grove grapjes te horen over wat leek op een afscheid van geliefden. Maar Tanis zag dat Kitiara’s ogen niet meelachten. ‘Vergeet niet wie er naast me op dit podium staat,’ fluisterde ze. Ze streek over het gevest van haar zwaard en wierp een veelbetekenende blik op Laurana. ‘Geen gekke dingen doen.’ Met die woorden wendde ze zich af en ging naast Laurana staan.

Bevend van angst en woede en met een hoofd vol over elkaar buitelende, verwarde gedachten strompelde Tanis de trap van het podium met de slangenkop af. Het lawaai in de zaal overspoelde hem als de hoge golven van de zee. Het licht scheen op speerpunten en de vlammen van de toortsen vertroebelden zijn blik. Hij zette zijn voet op de grond en liep naar Ariakas’ podium, niet goed wetend waar hij was en wat hij deed. Werktuiglijk liep hij over de granieten vloer.

De gezichten van de draconen die Ariakas’ erewacht vormden zweefden om hem heen als in een afschuwelijke nachtmerrie. Hij zag ze als lichaamsloze hoofden met rijen blinkende tanden en flitsende tongen. Ze weken voor hem uiteen en de trap verscheen voor zijn voeten alsof hij opdoemde uit de mist.

Hij tilde zijn hoofd op en keek achterdochtig naar boven. Boven aan de trap stond heer Ariakas: een reus van een man met een koninklijke uitstraling, gewapend met macht. Al het licht in de kamer leek te worden aangetrokken door de kroon op zijn hoofd. De schittering ervan was oogverblindend en Tanis knipperde met zijn ogen terwijl hij met zijn hand op zijn zwaard de trap opliep.

Had Kitiara hem verraden? Zou ze zich aan haar belofte houden? Tanis betwijfelde het. Verbitterd vervloekte hij zichzelf. Weer was hij in haar ban geraakt. Weer was hij zo dwaas geweest haar te vertrouwen. En nu controleerde ze het schaakbord. Zelf kon hij niets doen... of toch?

Er kwam zo plotseling een idee bij hem op dat hij bleef stilstaan, met zijn ene voet op de ene tree en zijn andere voet op de tree eronder.

Idioot! Loop door, beval hij zichzelf toen hij iedereen naar zich voelde staren. Hij dwong zichzelf in elk geval uiterlijk kalm te blijven en stapte op de volgende tree, en de volgende. Hoe dichter hij bij heer Ariakas kwam, hoe meer het plan vorm kreeg.

Wie de kroon draagt, heerst. Die woorden galmden door Tanis’ hoofd.

Dood Ariakas en pak de kroon. Heel simpel. Koortsachtig bestudeerde Tanis het podium. Natuurlijk stonden er geen lijfwachten om Ariakas heen. Alleen de Drakenheren mochten op de podia komen. Maar hij had niet eens een wachter op de trap, zoals de andere Drakenheren. Kennelijk was de man zo arrogant, zo zeker van zijn macht dat hij dacht het zonder lijfwachten te kunnen stellen.

Tanis’ dacht razendsnel na. Kitiara zou haar ziel opofferen voor die kroon. En zo lang ik hem heb, moet ze mij gehoorzamen. Zo kan ik Laurana redden... en kunnen we samen ontsnappen. Als we hier eenmaal veilig weg zijn, kan ik alles aan Laurana uitleggen. Zo meteen trek ik mijn zwaard, maar in plaats van hem aan de voeten van heer Ariakas te leggen, doorboor ik hem ermee. Zodra ik de kroon in mijn handen heb zal niemand me met een vinger durven aanraken.

Tanis beefde van opwinding. Met enige moeite maande hij zichzelf tot kalmte. Hij durfde Ariakas niet aan te kijken, bang dat de man aan zijn ogen zou kunnen zien wat hij van plan was.

Daarom hield hij zijn blik op de trap gericht, waardoor hij pas besefte dat hij vlak bij heer Ariakas was toen hij zag dat nog maar vijf treden hem scheidden van het podium. Tanis’ hand, die op het zwaard lag, bewoog krampachtig. Zodra hij zijn zelfbeheersing hervonden had, sloeg hij zijn blik op naar het gezicht van de man, en even zakte de moed hem in de schoenen toen hij het kwaad daar zag. Het was een gezicht dat door ambitie uitdrukkingsloos was geworden, een gezicht dat duizenden onschuldigen had zien sterven, maar hun dood beschouwde als een middel dat het doel heiligde.

Ariakas had met een verveeld gezicht en een glimlach vol geamuseerde minachting naar Tanis zitten kijken. Vervolgens verloor hij zijn belangstelling voor de halfelf volledig. Hij had genoeg andere dingen om zich druk om te maken. Tanis zag de man peinzend naar Kitiara kijken. Hij deed denken aan een schaker die zich over het speelbord buigt om na te denken over zijn volgende zet, terwijl hij probeert te raden wat zijn tegenstander van plan is.

Vervuld van afkeer en haat trok Tanis langzaam zijn zwaard uit de schede. Zelfs als hij er niet in slaagde Laurana te redden, zelfs als ze allebei tussen deze muren de dood vonden, zou hij in elk geval iets positiefs bereiken: de dood van de opperbevelhebber van het drakenleger.

Zodra hij Tanis echter zijn zwaard hoorde trekken, flitste Ariakas’ blik terug naar de halfelf. De zwarte ogen keken recht in Tanis’ ziel. Hij voelde de ontzagwekkende macht van de man in zijn gezicht slaan als de hitte uit een smeltoven. Toen drong het tot Tanis door. Het was een welhaast fysiek voelbare klap die hem bijna deed wankelen op de trap.

Die aura van macht om hem heen... Ariakas was een magiegebruiker.

Blinde, stomme dwaas, schold Tanis op zichzelf. Want nu hij vlakbij was, zag hij een trillend waas dat de Drakenheer als een muur omringde. Natuurlijk, daarom waren er geen lijfwachten. Ariakas vertrouwde niemand van zijn manschappen. Hij kon zijn eigen magie gebruiken om zichzelf te beschermen.

En nu was hij op zijn hoede. Dat kon Tanis nog net aflezen aan die kille, emotieloze blik.

De halfelf liet zijn schouders hangen. Hij was verslagen.

Toen hoorde hij: ‘Sla toe, Tanis! Vrees zijn magie niet. Ik zal je helpen.’

De stem was niet meer dan een fluistering, maar zo duidelijk en intens dat Tanis bijna iemands hete adem in zijn oor kon voelen. Zijn nekharen gingen overeind staan en er trok een rilling door zijn lijf.