Poul Anderson
De enige mogelijkheid
1
De naam John Sandoval paste niet bij hem. Dat hij in een sportpantalon en een loshangend shirt voor het venster van een apartement in het Manhattan uit het midden van de twintigste eeuw stond, leek evenmin vanzelfsprekend. Everard was aan anachronismen gewend, maar het donkere, scherp getekende gelaat tegenover hem scheen altijd behoefte te hebben aan oorlogskleuren, een paard en een geweer dat op de een of andere bleekhuidige dief gericht was. ‘Goed,’ zei hij. ‘De Chinezen hebben Amerika ontdekt. Interessant, maar waarom wordt mijn medewerking daarbij verlangd?’
‘Ik zou verduiveld graag willen dat ik het wist,’ antwoordde Sandoval.
Hij stond op de pels van de poolbeer die Bjarni Herjulfsson eens aan Everard had gegeven, en wendde zijn magere gestalte om, om naar buiten te kijken. Torens tekenden zich scherp tegen de heldere lucht af; het lawaai van het verkeer werd gedempt door de hoogte waarop ze zich bevonden. Zijn handen klemden zich nerveus op zijn rug ineen en lieten elkaar dan weer los.
‘Ik kreeg opdracht me van de medewerking van een agent in bijzondere dienst te verzekeren, samen met hem terug te gaan, en naar bevind van zaken te handelen.’ Na een tijdje ging hij verder: ‘Ik kende jou het beste, dus…’ Zijn stem stierf weg.
‘Maar zou je niet beter naar een indiaan zoals jijzelf, kunnen zoeken?’ vroeg Everard. ‘Ik zou in het dertiende-eeuwse Amerika nogal uit de toon vallen.’
‘Des te beter. Geef er maar een indrukwekkend, geheimzinnig tintje aan… Het zal heus geen al te zwaar karwei worden.’
‘Natuurlijk niet,’ zei Everard. ‘Wat het ook zijn mag.’ Hij haalde een pijp en tabak uit zijn schandelijk uitziend huisjasje tevoorschijn, en stopte hem met snelle, nerveuze bewegingen. Een van de moeilijkste lessen die hij, toen hij voor het eerst voor de Patrouille aan het werk ging, had moeten leren, was dat men niet voor iedere belangrijke opdracht een enorme organisatie nodig heeft. Dat was de typische twintigste-eeuwse benadering; maar vroegere beschavingen, zoals die van het Helleense Athene en die van Kamakura in Japan — en hier en daar in de historie ook latere beschavingen — hadden de nadruk gelegd op een zo groot mogelijke ontwikkeling van ieders individuele gaven. Eén enkele rekruut van de Patrouille-academie (weliswaar uitgerust met gereedschappen en wapens uit de toekomst) kon het tegen een hele brigade opnemen. Dit was zowel een noodzakelijkheid als een esthetische kwestie. Er waren veel te weinig mensen beschikbaar om al die duizenden jaren te bewaken.
‘Ik heb de indruk,’ zei Everard langzaam, ‘dat we hier niet te doen hebben met een eenvoudige correctie van de gevolgen van een ingrijpen van buitenaf.’
‘Klopt,’ zei Sandoval nors. ‘Nadat ik van mijn ontdekking verslag had uitgebracht, heeft het bureau van het Yuan tijdperk een grondig onderzoek ingesteld. Tijdreizigers hebben er niets mee te maken. Koeblai Khan heeft dit helemaal alleen uitgedacht. Het kan zijn dat hij geïnspireerd is door de verhalen van Marco Polo over de ontdekkingsreizen van Venetianen en Arabieren, maar het betreft hier de officiële historie, zelfs al maken Marco’s boeken er geen melding van.’
‘De Chinezen bezaten zelf een vrij goede nautische traditie,’ zei Everard. ‘O, het is allemaal nogal gewoon. Dus wat hebben wij er mee te maken?’
Hij kreeg de brand in zijn pijp en trok er hard aan. Sandoval had nog steeds niets gezegd dus vroeg hij: ‘Hoe kwam het dat je die expeditie ontdekte? Ze bevond zich niet in het gebied van de Navajo’s, nietwaar?’
‘Drommels nee, mijn onderzoekingen beperken zich niet tot mijn eigen stam,’ antwoordde Sandoval. ‘Er zijn nu eenmaal te weinig Amerikaanse Indianen in de Patrouille, en het is vervelend om vertegenwoordigers van andere rassen te moeten vermommen. Ik heb me voornamelijk beziggehouden met migraties van de Athabascen.’ Evenals Keith Denison was hij volkenkundig specialist, en ging hij de geschiedenis na van die volken die hun eigen geschiedenis nooit hadden opgeschreven zodat de Patrouille nauwkeurig kon weten, welke gebeurtenissen zij moest bewaken. ‘Ik werkte aan de oostflank van het Cascadengebergte vlakbij Crater Lake,’ ging hij verder. ‘Dat gebied behoort toe aan de Lutuami’s, maar ik had redenen om aan te nemen dat daar een Athabascen stam, waarvan ik het spoor kwijt was geraakt, was langs getrokken. De inheemse bevolking vertelde dat er geheimzinnige vreemdelingen uit het noorden waren aangekomen. Ik ging erop af en daar was de expeditie; Mongolen met paarden. Ik volgde hun spoor terug en ontdekte hun kamp aan de monding van de Chehalis, waar nog enkele Mongolen de Chinese zeelieden hielpen het kamp te bewaken. Ik sprong als een pijl uit de boog de toekomst in en rapporteerde de zaak.’
Everard ging zitten en keek de ander aan. ‘Hoe nauwkeurig was het onderzoek aan de andere kant?’ zei hij. ‘Ben je er absoluut zeker van dat er geen inmenging door tijdreizigers heeft plaats gevonden? Het zou kunnen dat we hier met een blunder te maken hebben waarvan de gevolgen pas nu, na jaren aan het daglicht treden.’
‘Nadat ik mijn opdracht ontvangen had, heb ik daar ook aan gedacht,’ knikte Sandoval. ‘Ik ben zelfs onmiddellijk naar het hoofdbureau van het Yuan tijdperk in Khan Baligh in Cambulac, of Peking zoals jij het noemt, gegaan. Ze vertelden me dat ze bij hun onderzoek tot het leven van Dzjengis terug waren gegaan, en ruimtelijk tot Indonesië. En alles was volkomen in orde net als bij de Noormannen en hun Wijnland. De zaak bleek alleen niet zoveel bekendheid gekregen te hebben. Voorzover men aan het Chinese hof wist, was er een expeditie uitgezonden die nooit was teruggekeerd, en Koeblai kwam tot de slotsom dat het niet de moeite waard was een andere uit te zenden. Het verslag rustte in de keizerlijke archieven maar werd tijdens de Ming revolutie, waarbij de Mongolen verdreven werden, vernietigd. De geschiedschrijving vergat het incident.’
De kwestie liet Everard toch niet los. Gewoonlijk hield hij wel van zijn werk maar er was iets bijzonders aan de hand met deze zaak.
‘Er heeft kennelijk een ramp plaatsgevonden,’ zei hij. ‘Ik zou wel eens willen weten, op welke manier. Maar waarom heb je een agent in bijzondere dienst nodig om hen te bespioneren?’
Sandoval wendde zich van het venster af. Even realiseerde Everard zich weer, hoe weinig de kleine Navajo hier thuishoorde. Hij was geboren in 1930, had in Korea gevochten en een universitaire opleiding gevolgd op een beurs voor oud-strijders voordat hij met de Patrouille in contact kwam. Maar op de een of andere manier paste hij nooit geheel in de twintigste eeuw.
‘Wel, hoort iemand van ons er wel?’ dacht hij. ‘Zou iemand die hier echt thuishoort het kunnen verdragen, te weten wat er ten slotte met zijn eigen volk zal gebeuren?’
‘Maar ze vragen me niet om te gaan spionneren!’ riep Sandoval uit. ‘Nadat ik verslag had uitgebracht, kreeg ik mijn orders regelrecht uit het hoofdkwartier van de Danellianen. Zonder enige verklaring, zonder verontschuldigingen, alleen maar de opdracht om die ramp te arrangeren. Om persoonlijk de geschiedenis te herzien!’
2
Anno Domini Twaalfhonderdtachtig: Koeblai Khan heerste over een gebied dat vele lengte- en breedtegraden besloeg. Hij droomde zich een wereldrijk, en aan zijn hof stond iedere gast die nieuwe kennis of een nieuwe filosofie bracht, in hoge ere. Vooral een jonge Venetiaanse koopman, Marco Polo genaamd, werd bijzonder gewaardeerd. Maar niet alle volkeren wensten zich een Mongools heerser. Allerwegen ontstonden geheime revolutionaire genootschappen. Verschillende veroverde gebieden verbonden zich tot het latere China. Japan, waar de machtige Hojo familie veel invloed op de troon uitoefende, had reeds een inval afgeslagen. Daarbij vormden de Mongolen slechts in theorie een eenheid. De Russische prinsen inden de belastingen voor de ‘Gouden Horde’. De Il-Khan Abaka zetelde in Bagdad.