‘Dat hoop ik maar, maar het is niet alleen Gaia. Wat hij je ook mag zeggen, Pel — en vergeet niet dat hij heel erg op jou gesteld is en je nooit zou willen kwetsen — maar het is een feit dat hij me persoonlijk niet kan uitstaan.’
‘Nee Blits, hoe zou dat nou kunnen!’
‘Niet iedereen is verplicht van mij te houden enkel en alleen omdat jij dat doet, Pel. Ik zal het je uitleggen. Trev oké dan, Trevize — denkt dat ik een robot ben.’
Een blik van stomme verbazing verving de doorgaans stoïcijnse gelaatsuitdrukking van Pelorat. Hij zei: ‘Maar hij kan jou toch niet als een kunstmatig wezen zien!’
‘En waarom niet? Gaia is met behulp van robots gekoloniseerd. Dat is een bekend feit.’
‘Robots kunnen helpen, net als machines dat doen, maar het zijn mensen geweest die Gaia hebben gekoloniseerd, mensen van Aarde. Dat denkt Trevize tenminste. Ik weet dat hij dat denkt.’
‘Gaia heeft geen enkele herinnering aan Aarde, zoals ik jou en Trevize al verteld heb. Maar in onze oudste herinneringen bevinden zich een paar robots. Drieduizend jaar hebben die gewerkt aan de taak om Gaia voor menselijke bewoning geschikt te maken. Ook wij waren toen al bezig met het vormen van een planetair bewustzijn. Dat heeft zo lang geduurd, lieve Pel… En dat is nog een reden waarom onze eerste herinneringen zo vaag zijn, niet omdat Aarde ze uitgewist zou hebben, wat Trevize denkt…’
‘Jawel Blits,’ zei Pelorat zenuwachtig. ‘Maar je had het over die robots.’
‘Nou, toen Gaia gevormd was, zijn die robots vertrokken. Wij wilden geen Gaia met robots want we waren er toen, net als nu, van overtuigd dat op de lange duur robots niet goed voor een menselijke samenleving zijn, of die nu Geïsoleerd dan wel Planetair is. Ik weet niet hoe wij tot die conclusie gekomen zijn maar het kan zijn dat hij gebaseerd is op feiten daterend van het prille begin van de Galactische geschiedenis en dat daarom Gaia’s geheugen niet zo ver reikt.’
‘Als die robots weggegaan zijn …’
‘Jawel, maar stel dat er een paar achtergebleven zijn? En als ik er één van ben? Wie weet vijftienduizend jaar oud? Want dat vermoedt Trevize.’
Pelorat schudde langzaam zijn hoofd. ‘Maar jij bent geen robot.’
‘Weet je dat heel zeker?’
‘Natuurlijk. Jij bent geen robot.’
‘Hoe weet je dat nou?’
‘Blits, ik weet het. Je hebt niets kunstmatigs. En als ik dat niet weet, wie dan wel.’
‘Kan het niet zijn dat ik zo slim vermomd ben tot in het allerkleinste detail, dat ik niet van een levend mens te onderscheiden ben? En hoe zou jij dan het verschil tussen mij en een echt menselijk wezen kunnen zien?’
Pelorat zei: ‘Ik geloof niet dat je zoiets helemaal zou kunnen camoufleren.’
‘Maar als het toch eens waar zou kunnen zijn, wat jij ook denkt?’
‘Ik geloof het niet.’
‘Laten we het dan hypothetisch stellen. Stel, ik was een robot, maar er was niets aan me te zien, hoe zou jij je dan voelen?’
‘Ik … eh .. . ik .. .’
‘Ik zal het nu heel scherp stellen. Zou jij met een robot kunnen vrijen?’
Pelorat knipte plotseling met zijn vingers in de lucht. ‘Weet je, er bestaan inderdaad legenden over vrouwen die op kunstmatige mannen verliefd worden en omgekeerd. Ik heb daar altijd een allegorie in gezien en er nooit de letterlijke waarheid achter gezocht. Golan en ik hadden nog nooit van het woord “robot” gehoord voor we op Sayshell landden, maar nu ik erover nadenk kunnen die kunstmatige mannen en vrouwen best robots zijn geweest. Robots hebben dus kennelijk in de vroegste historie echt bestaan. Dat betekent dat wij die legenden nu anders moeten bezien .. .’
Hij verviel in gepeins en toen Blits enige tijd had gewacht, klapte ze plotseling in haar handen. Pelorat schrok op.
‘Beste Pel,’ zei Blits. ‘Je gebruikt je mythografie om mijn vraag te ontwijken. Die vraag luidde: zou jij met een robot kunnen vrijen?’
Hij keek haar ongelukkig aan. ‘Die absoluut niet van een mens te onderscheiden is?’
‘Dat bedoel ik inderdaad.’
‘Dan komt het mij voor dat een robot die in generlei wijze van een mens te onderscheiden is, zelf een mens is. Als jij zo’n robot was, dan zou je voor mij toch een mens zijn.’
‘Dat wilde ik van je horen, Pel.’
Pelorat zweeg even en zei toen: ‘Luister, liefje, je hebt het me nu horen zeggen en wordt het nu geen tijd om te zeggen dat je een echt menselijk wezen bent en dat ik niet met hypothetische situaties hoef te vechten?’
‘Nee, dat ben ik niet van plan. Jij hebt een menselijk wezen gedefinieerd als een onderwerp dat alle eigenschappen van een menselijk wezen heeft. Als jij vindt dat ik naar behoren die eigenschappen heb, dan is daarmee de discussie afgelopen. Wij hebben een operationele definitie en dat is voldoende. Want hoe weet ik nu zeker dat jij geen robot bent die toevallig niet van een mens is te onderscheiden?’
‘Omdat ik je zeg dat het zo is.’
‘Aha, maar als jij een robot was en niet van een mens te onderscheiden, dan kon je zo ontworpen zijn dat je me geen ander antwoord kon geven. Ja, je kon zelfs zo geprogrammeerd zijn dat je het zelf geloofde. Wij hebben een definitie aangenomen en daar zullen we het mee moeten doen.’
Ze sloeg haar armen om Pelorats nek en kuste hem. De kus werd hartstochtelijker en duurde zolang dat Pelorat met gesmoorde stem zei: ‘Maar we hebben Trevize toch beloofd dat we het hem niet moeilijk zouden maken en dat we op dit schip geen liefdesnestje zullen bouwen.’
Blits smeekte: ‘Laten we ons nou toch gewoon eens laten gaan, wat hebben we met die belofte te maken?’
Maar Pelorat zei verontrust: ‘Dat kan ik niet doen, liefje. Ik weet dat het je irriteert, Blits, maar ik ben een man die altijd met zijn hersens bezig is en het kost me de grootste moeite om me door emoties te laten meeslepen. Dat is mijn leven lang zo geweest en het zal voor anderen wel uiterst irritant zijn. Ik heb nog nooit een vrouw gehad die daar vroeg of laat niet over viel. Mijn eerste vrouw… maar het is denk ik niet passend daarover te discussiëren .. .’
‘Weinig passend, dat klopt, maar er zijn ergere dingen, Pel. Jij bent ook niet mijn eerste minnaar.’
‘O!’ zei Pelorat verslagen, maar toen hij Blits zag glimlachen zei hij: ‘Ik bedoel, natuurlijk niet. Ik had ook nooit kunnen verwachten dat… Hoe dan ook, mijn eerste vrouw vond het niet leuk.’
‘Maar ik wel. Ik vind die eindeloze overgave waarmee jij in je gedachten verdiept raakt, best aantrekkelijk.’
‘Dat kan ik moeilijk geloven, maar ik heb nog iets op mijn lever. Robot of mens, dat doet er niet toe. Daar zijn we het over eens. Maar ik ben een Geïsoleerde en dat weet je. Ik maak geen deel van Gaia uit en als wij intiem zijn, deel jij emoties waar Gaia buiten staat. En als je me heel even een deeltje van Gaia laat zijn, blijft dat nog zo. Ik denk dat je emoties veel heviger zouden zijn als Gaia met Gaia de liefde bedreef.’
Blits zei: ‘Jou beminnen, Pel, is een genot op zich. En meer heb ik niet nodig.’
‘Maar het is niet louter een kwestie van beminnen. Je bent dan jezelf niet. En wat als Gaia het als een perverse afwijking beschouwt?’
‘In dat geval zou ik het weten, want ik ben Gaia. En aangezien jij me genot en geluk geeft, smaakt Gaia dat in meer of mindere mate ook. Als ik zeg dat ik van jou houd, dan betekent dat dat Gaia van jou houdt, hoewel alleen het deeltje dat ik vertegenwoordig die rol is toegewezen. Begrijp je dat dan niet?’