‘Als je naar dat organisme verwijst, inderdaad, dan ben ik nog steeds Gaia.’
‘Wordt die band niet minder?’
‘Niet in wezen. Ik heb je al verteld dat die band complexer wordt naarmate ik verder in de hyperruimte ben, maar ik blijf ook dan Gaia.’
Trevize zei: ‘Is het ooit bij je opgekomen dat Gaia als een Galactisch monstrum beschouwd kan worden: een monster met tentakels die overal naar toe gaan? Je hoeft maar een paar Gaianen op elk van de bewoonde planeten te zetten en dan heb je al praktisch iets dat Galaxia genoemd kan worden. Dat hebben jullie trouwens eerder ook al gedaan. Waar zitten die Gaianen van jullie? Ik neem aan dat er op Terminus een of meer zijn, net als op Trantor. Maar om hoeveel planeten gaat het eigenlijk?’
Blits keek nu duidelijk ongelukkig. ‘Ik heb je gezegd dat ik niet tegen je zal liegen, Trevize, maar dat wil niet zeggen dat ik me verplicht voel jou de hele waarheid te vertellen. Er zijn zaken die jij niet hoeft te weten en de positie en de identiteit van delen van Gaia behoren daartoe.’
‘Hoef ik de reden van die tentakels niet te weten, Blits, zelfs als ik niet weet waar ze zijn?’
‘Zo denkt Gaia er inderdaad over.’
‘Maar ik mag toch zeker wel raden, hè? Jullie voelen je als de politiemannen van de Galaxis.’
‘Wij willen zeer graag een stabiel en veilig Galaxis; vreedzaam en welvarend. Het Seldon Plan, zoals dat in eerste instantie door Hari Seldon is ontworpen, had tot doel een Tweede Galactisch Imperium mogelijk te maken, een rijk stabieler en handzamer dan het Eerste is geweest. En tot dusver heeft dat Plan, waaraan constant door de Tweede Foundation is gesleuteld, het aardig gedaan.’
‘Maar Gaia wil geen Tweede Galactisch Imperium in de klassieke zin van het woord. Jullie willen Galaxia, een levende Galaxis.’
‘Aangezien jij dat toestaat, hopen we dat het in de toekomst daarvan komt. Als jij nee had gezegd, hadden we ons op Seldons Tweede Imperium gericht en hadden we dat zo veilig mogelijk willen maken.’
‘Maar wat mankeert er aan …’
Zijn oor ving een zacht gezoem op. Trevize zei: ‘De computer geeft me een seintje. Het zal wel met de inklaring te maken hebben. Ik ben zo terug.’
Hij stapte de cockpit in en legde zijn handen op de twee handsilhouetten van de monitor. Hij kreeg inderdaad aanwijzingen hoe en wanneer hij zich naar een van de stations moest verplaatsen: de coördinaten vanuit de lijn die Comporellens centrum verbond met de Noordpool, plus aanwijzingen over de route.
Trevize seinde over dat hij akkoord ging en wachtte af.
Het Seldon Plan! Daar had hij allang niet meer aan gedacht. Het Eerste Galactische Imperium was in elkaar gestort en vijfhonderd jaar lang had de Foundation kunnen groeien, aanvankelijk wedijverend met het Imperium en vervolgens vanaf diens ruïnes; zoals het Plan had voorzien.
Daar was die onderbreking van het Muildier geweest die enige tijd een zeer serieuze bedreiging voor dat plan was geweest, een plan dat in gruzelementen dreigde te vallen, maar de Foundation had het overleefd, vermoedelijk met de hulp van de nog steeds verborgen Tweede Foundation en mogelijk met de hulp van de nog beter verborgen Gaia.
En nu leek het Plan door iets bedreigd te worden dat zo mogelijk nog gevaarlijker was dan het Muildier. Nu zou het Plan omgebogen worden van een vernieuwd Imperium tot iets wat totaal anders was dan de geschiedenis had beleefd: Galaxia. En daar had hijzelf zijn goedkeuring aan verleend.
Maar waarom? Bevatte het Plan een fout? Een basisfout?
En opeens wist Trevize dat die fout inderdaad bestond en ook waar die fout in school; dat had hij geweten op het moment dat hij zijn beslissing nam, maar die wetenschap… als er van zoiets gesproken mocht worden … verdween even snel als hij opgekomen was en liet geen enkele herinnering na.
Misschien was het een illusie; toen hij zijn beslissing genomen had en nu. Hij wist per slot niets van het Plan op de axioma’s na die psychohistorie tot een wetenschap maakten. Maar verder kende hij geen details en van de daarin verwerkte wiskunde wist hij nog veel minder.
Hij sloot zijn ogen en dacht na.
Er was niets.
Kon het door de macht die de computer aan hem overdroeg komen? Hij legde zijn handen op de monitor en voelde de warmte van de computer die hen omsloot. Hij sloot zijn ogen en dacht weer na. ..
Er was nog steeds niets.
12
De Comporelliaan die aan boord kwam droeg een holografisch identiteitsbewijs. Zijn bol, lichtbehaard gezicht werd er opmerkelijk exact door weergegeven en onder het kaartje stond zijn naam: A. Kendray.
Hij was nogal klein en zijn lijf was even mollig als zijn gezicht. Hij leek een aangename, vlotte figuur en hij was duidelijk onder de indruk van het schip.
Hij zei: ‘Hoe bent u zo snel hier gekomen? We hadden u pas over twee uur verwacht.’
‘Het is een nieuw model,’ zei Trevize even beleefd als vaag.
Kendray was echter niet zo onnozel als hij eruit zag. Hij stapte de cockpit in en zei meteen: ‘Gravitisch?’
Trevize zag de zin er niet van in om iets te ontkennen dat kennelijk zo voor de hand liggend was. Toonloos zei hij: ‘Inderdaad.’
‘Heel interessant. Ik heb er wel eens van gehoord, maar er nog nooit een gezien. Motoren in de scheepshuid?’
‘Klopt.’
Kendray keek naar de computer. ‘En hetzelfde zeker met de computercircuits?’
‘Inderdaad. Dat hebben ze me tenminste verteld, maar ik heb er nooit naar gekeken.’
‘Mooi zo. Ik heb alleen de vaste bescheiden nodig; motornummer, plaats van de fabriek, identificatie-code, enfin, u weet het wel. Ik weet zeker dat het allemaal in de computer zit en hij kan ongetwijfeld binnen de halve seconde de kaart produceren die ik nodig heb.’
Het duurde een heel klein beetje langer. Kendray keek weer om zich heen. ‘Bent u drieën de enigen aan boord?’
Trevize zei: ‘Dat klopt.’
‘Levende dieren? Planten? Gezondheid?’
‘Nee, nee en goed,’ zei Trevize bruusk.
‘Ahem!’ zei Kendray die aantekeningen maakte. ‘Wilt u even uw hand hierop houden? Het is maar een formaliteit. Rechterhand, graag.’
Trevize keek wantrouwend naar het apparaat. Die soort dingen werd steeds meer gebruikt en kreeg steeds meer mogelijkheden. Je kon bijna de achterlijkheidsgraad van een wereld bepalen door een blik op de gebezigde micro-detector. Er waren steeds meer werelden die zoiets bezaten, hoe achterlijk ze verder ook waren. Het was begonnen toen het Imperium in zijn nadagen was, en elk deel er steeds meer belang bij had om zich tegen de ziekten en vreemde organismen van bezoekers te beschermen.
‘Wat is dat?’ vroeg Blits op zachte, geïnteresseerde toon. Ze hield haar hoofd scheef.
Pelorat zei: ‘Ze noemen dat geloof ik een micro-detector.’
Trevize zei: ‘Er is niks geheimzinnigs aan. Het is een apparaat dat automatisch een deel van je lichaam onderzoekt, van binnen en buiten. Het kijkt naar schadelijke micro-organismen.’
‘En ze classificeren die micro-organismen ook,’ zei Ken-dray en hij was zichtbaar trots. ‘Deze is hier op Comporellen ontwikkeld. En neemt u me niet kwalijk, maar ik wil nog altijd uw rechterhand.’
Trevize plaatste zijn rechterhand in het toestel en keek naar een reeks van rode puntjes die over horizontale lijnen dansten. Kendray drukte op een knop en terstond verscheen er een facsimile in kleur. ‘Als u hier even wilt tekenen?’ vroeg hij.
Dat deed Trevize. ‘En hoe slecht gaat het met mij?’ vroeg hij. ‘Ik ben toch hoop ik niet in levensgevaar.’
Kendray zei: ‘Ik ben geen medicus, dus ik kan het niet helemaal zeggen, maar ik zie geen enkel teken waardoor ik u weg moet sturen of in quarantaine plaatsen. En dat is het enige waar ik mee te maken heb.’