‘Dan heb ik wel veel geluk gehad,’ zei Trevize droog. Hij schudde zijn hand die nog natintelde.
‘Nu u, meneer,’ zei Kendray.
Pelorat stak zijn hand aarzelend in het toestel en tekende toen het facsimile af.
‘Nu u, mevrouw?’
Enkele ogenblikken later staarde Kendray naar het resultaat. Hij zei: ‘Ik heb nog nooit zoiets gezien.’ Hij keek vol ontzag naar Blits. ‘U scoort op alle punten negatief.’
Blits glimlachte innemend. ‘Is me dat even fijn!’
‘Jazeker, mevrouw. En ik benijd u.’ Hij keek naar het eerste facsimile en zei: ‘Uw identiteitsbewijs graag, mijnheer Trevize.’
Trevize gaf hem het document. Kendray keek verrast op. ‘U bent Raadsheer van de Wetgevende Macht van Terminus?’
‘Inderdaad.’
‘En u bekleedt een zeer hoge plaats in de Foundation?’
Trevize zei koeclass="underline" ‘Dat is zo. En kunnen we nu snel even de formaliteiten afwikkelen?’
‘Bent u de kapitein van dit schip?’
‘Ja.’
‘Doel van uw bezoek?’
‘Veiligheid van de Foundation, en meer krijgt u niet van me te horen. Begrijpt u me?’
‘Inderdaad meneer. Hoe lang denkt u te blijven?’
‘Dat weet ik nog niet. Misschien wel een week.’
‘Uitstekend, meneer. En deze andere heer?’
‘Dat is dr. Janov Pelorat,’ zei Trevize. ‘Daar staat zijn handtekening en ik sta voor hem garant. Hij is wetenschapper op Terminus en mijn adviseur in deze missie.’
‘Dat begrijp ik, meneer, maar ik moet echt wel zijn identificatie zien. Regels zijn nu eenmaal regels, vrees ik. Ik hoop dat u dat begrijpt.’
Pelorat liet zijn papieren zien.
Kendray knikte. ‘En nu u, juffrouw.’
Trevize zei sneclass="underline" ‘U hoeft u niet met de dame te bemoeien. Ik sta voor haar in.’
‘Dat kan wel zijn, meneer, maar ik moet toch een identiteitsbewijs zien.’
Blits zei: ‘Maar ik heb helemaal geen identiteitsbewijs.’
Kendray fronste zijn voorhoofd. ‘Wat bedoelt u?’
Trevize zei: ‘De jongedame heeft ze niet meegenomen. Een vergissing. Maar het is volstrekt in orde. Ik aanvaard de volle verantwoordelijkheid voor haar.’
Kendray zei: ‘Ik wou dat dat mogelijk was, meneer, maar helaas, dat is verboden. Het is mijn verantwoordelijkheid. Gezien de omstandigheden is het ook niet vreselijk belangrijk. Ik neem aan dat de jongedame van Terminus komt?’
‘Nee, dat is niet zo.’
‘Van ergens in het gebied van de Foundation dan?’
‘Om u de waarheid te zeggen: ook dat niet.’
Kendray keek nadenkend naar Blits en toen weer naar Trevize. ‘Dan wordt het moeilijk, Raadsheer. Het kan nogal lang duren eer we een duplicaat van een non-Foundationwereld hebben. En aangezien u geen inwoner van de Foundation bent, juffrouw Blits, moet ik de naam van uw geboorteplaneet hebben en van de wereld waarop u woont. Dan zullen we voorts op de duplicaten moeten wachten.’
Trevize zei: ‘Luister eens, meneer Kendray. Ik zie absoluut geen reden waarom we opgehouden moeten worden. Ik ben een vooraanstaand ambtenaar van de Foundation en ik ben hier op een uiterst belangrijke missie. Die kan ik echt niet door triviaal papiergedoe laten ophouden.’
‘Ik heb er niet over te beslissen, Raadsheer. Als het aan mij lag, kon u zo Comporellen binnengaan, maar ik heb een heel dik boek met reglementen en ik mag niets doen zonder dat boek, anders kom ik in de grootste problemen. Maar ongetwijfeld zal er beneden op Comporellen iemand van de regering zijn die u verwacht. Als u me zegt wie dat is, kan ik contact met hem opnemen en als hij zegt dat ik u door moet laten, kunt u gaan.’
Trevize aarzelde een ogenblik. ‘Dat zou politiek heel moeilijk zijn, meneer Kendray. Mag ik met uw directe superieur praten?’
‘Dat kan, maar niet zomaar …’
‘Ik weet zeker dat hij meteen zal komen als hij hoort dat hij met een hoge vertegenwoordiger van de Foundation te maken heeft.’
‘Onder ons gezegd, meneer,’ zei Kendray. ‘Dit zou de zaak alleen nog maar verergeren. Wij vallen niet onder de autoriteit van de Foundation, begrijpt u. Wij vallen onder de noemer Geassocieerd Bondgenoot en die positie nemen we heel serieus. De mensen op onze planeet willen in genen dele als marionetten van de Foundation beschouwd worden. Ik gebruik even de gangbare uitdrukking, u begrijpt me wel. En van de weeromstuit worden we dan opstandig. Mijn superieur verwacht extra punten op zijn conduite-staat als hij inderdaad zou weigeren een speciale gunst aan een vertegenwoordiger van de Foundation te verlenen.’
Trevizes gezicht betrok. ‘En dat geldt ook voor u?’
Kendray schudde zijn hoofd. ‘Ik sta buiten de politiek, meneer. Ik krijg nergens bonuspunten voor. Ik mag al blij zijn dat ze mij mijn salaris betalen. Maar ik kan wel degelijk minpunten krijgen. Ik kan zo gedegradeerd worden. Ik zou wel willen dat dat anders was.’
‘Gezien mijn positie kan ik het een en ander voor u doen.’
‘Nee meneer. Het spijt me als dit brutaal klinkt, maar ik geloof niet dat u daartoe bij machte bent. En meneer, ik word er bijna verlegen van, maar biedt u me alstublieft niet iets waardevols aan. Ambtenaren die hieraan toegeven worden ten voorbeeld gesteld en ze weten tegenwoordig precies hoe ze de informatie bij hen los moeten krijgen.’
‘Het was niet mijn bedoeling u om te kopen. Ik dacht er alleen maar aan wat de Burgemeester van Terminus u kan aandoen als u mijn missie bemoeilijkt.’
‘Raadsheer, ik ben volmaakt veilig zolang ik me aan de reglementen houd. Als hoge figuren van het Presidium van Comporellen in moeilijkheden met de Foundation komen, is dat hun zaak, niet de mijne. Maar ik wil u wel helpen, meneer. Ik kan u en dr. Pelorat met uw schip doorlaten. Als u juffrouw Blits nu achterlaat bij het toegangsstation, houden we haar hier een poosje en mag ze naar beneden zodra de duplicaten binnen zijn. Maar als die papieren om de een of andere reden niet ter beschikking komen, sturen we haar per omgaande naar haar wereld terug. En ik vrees dat iemand daarvan de kosten zal moeten dragen.’
Trevize zag hoe benauwd Pelorat keek en zei: ‘Mag ik u even privé in de cockpit spreken, meneer Kendray?’
‘Uitstekend, maar ik kan niet te lang aan boord blijven, anders volgen er vragen.’
‘Dit duurt niet lang,’ zei Trevize.
Aangekomen in de cockpit maakte Trevize met veel misbaar de deur ostentatief dicht en zei toen op gedempte toon: ‘Ik heb heel veel gereisd, meneer Kendray, maar nergens heb ik met zo’n staaltje van bureaucratie te maken gehad, en zeker niet als het burgers van de Foundation gold en hooggeplaatsten van de Foundation.’
‘Maar de jonge dame is niet van de Foundation.’
‘Zelfs dan nog niet.’
Kendray zei: ‘Dat soort zaken verloopt in een ritme. We hebben een paar schandaaltjes gehad en op dit ogenblik kennen ze geen pardon. Als u het volgende jaar terugkomt is er misschien geen enkel probleem, maar op dit ogenblik kan ik niets doen.’
‘Probeer het eens, meneer Kendray,’ zei Trevize en zijn stem klonk warm. ‘Ik zal open kaart met u spelen en een beroep op u doen, van man tot man. Pelorat en ik zijn al een poos op deze missie. Hij en ik. Alleen hij en ik. We zijn goede vrienden, maar het kan wat eenzaam worden, als u me begrijpt. En Pelorat is deze jongedame een poos geleden tegen het lijf gelopen. Ik hoef u niet te vertellen wat er gebeurd is, maar we hebben besloten haar maar op sleeptouw te nemen. Daar blijven wij gezond bij, als we af en toe van haar gebruik kunnen maken.
Het probleem is nu dat Pelorat op Terminus, thuis dus, een relatie heeft. Ik ben vrij, begrijpt u, maar Pelorat is al een oudere man en op zijn leeftijd word je soms een beetje… wanhopig. En tegelijkertijd krijgt hij een emmer ellende over zich heen als hier iets van mocht uitlekken op Terminus. Als hij dan thuiskomt, zwaait er wat… Begrijp me alstublieft niet verkeerd. Er is geen kwaad geschied. Juffrouw Blits, zo noemt ze zichzelf en ze mag gerust een zegen genoemd worden, is bepaald niet met veel hersenen gezegend. Daar hebben we haar ook niet voor meegenomen. Is het nodig dat ze vermeld wordt? Kunt u niet gewoon noteren dat alleen Pelorat en ik met het schip gekomen zijn. Alleen wij tweeën staan officieel op Terminus ingeschreven. Die vrouw hoeft toch niet per se in de stukken te staan. Ze is per slot volmaakt vrij van enige ziekte. Dat hebt u zelf kunnen constateren.’