‘Mijn vrouw? Maar beste kerel, ik heb momenteel geen vrouw.’
‘Dat wist ik, ja, maar hij niet.’
Blits zei: ‘Met vrouw bedoel je een vrouw die een bijzonder vaste relatie met een man heeft?’
Trevize zei: ‘Dat is nog te simpel, Blits. Een wettige relatie, iemand die zonodig per wet bepaalde rechten van de man kan afdwingen.’
Pelorat zei nerveus: ‘Ik heb echt geen vrouw, Blits. Ik heb er vroeger wel eens eentje gehad, maar de laatste tijd niet meer. Als jij staat op dat wettige ritueel, dan …’
‘O Pel,’ zei Blits en ze zwaaide achteloos met haar rechterhand, ‘wat kan mij dat nou schelen? Ik heb ontelbare partners die me even na staan als jouw ene arm tot je andere. Alleen een Geïsoleerde voelt zich zo eenzaam dat hij tot kunstmatige conventies zijn toevlucht moet nemen om tot een zwakke afspiegeling van een ware relatie te komen.’
‘Maar ik ben een Geïsoleerde, Blits.’
‘Jij zult steeds minder Geïsoleerd worden, Pel. Je wordt nooit helemaal Gaia, maar toch minder Geïsoleerd en dan heb je een zee van partners.’
‘Ik wil alleen maar jou, Blits,’ zei Pel.
‘Dat komt omdat je nog niets weet. Maar je leert het wel.’
Trevize had tijdens deze woordenwisseling zo geconcentreerd op de monitor gekeken dat zijn gelaat gespannen stond. Het wolkendek was nu te dichtbij en een ogenblik was alles een grijze nevel.
Microgolf-visie, dacht hij en terstond schakelde de computer over op detectie van radarecho’s. De wolken verdwenen en het oppervlak van Comporellen werd in valse kleuren zichtbaar. De grenzen tussen de diverse sectoren van het beeld waren wat wazig en trilden een beetje.
‘Hebben we de rest van de landing dat beeld?’ vroeg Blits enigszins verbaasd.
‘Nee, maar net zo lang tot we onder de wolken zijn. Dan gaan we weer op zonlicht over.’ En terwijl hij dat zei, kwam de zonneschijn en daarmee een normaal beeld terug.
‘Ik zie het,’ zei Blits. Toen wendde ze zich tot hem. ‘Maar wat ik niet zie is wat het voor belang heeft voor een ambtenaar of Pel nu wel of niet zijn vrouw bedriegt?’
‘Als die kerel, die Kendray, jou vastgehouden had, had dit nieuws misschien Terminus kunnen bereiken, zei ik hem. En daarmee ook Pelorats vrouw. Dan zou Pelorat in grote moeilijkheden zijn. Ik sprak me niet nader over die moeilijkheden uit, maar ik deed het wel voorkomen alsof het barre ellende zou zijn. Weet je, tussen mannen onder elkaar bestaat een soort van vrijmetselarij.’ Trevize grinnikte nu openlijk. ‘En de ene man verraadt de andere niet. Hij zou desgevraagd helpen. Ik vermoed dat dit komt omdat de helper ook zelf wel eens geholpen moet worden. Ik neem aan,’ zei hij, maar nu wat ernstiger, ‘dat er ook onder vrouwen zo’n vrijmetselarij bestaat, maar aangezien ik geen vrouw ben, heb ik dit fenomeen nooit van nabij kunnen bestuderen.’
Blits’ gezicht leek op een knappe donderwolk. ‘Is dat een grap?’ vroeg ze.
‘Nee, ik meen het,’ zei Trevize. ‘Ik zeg ook niet dat die Kendray ons er alleen doorgelaten heeft om te zorgen dat Pelorat geen moeilijkheden met zijn vrouw kreeg. Maar die mannelijke vrijmetselarij kan misschien het laatste stootje zijn geweest bij mijn andere argumenten.’
‘Maar dat is verschrikkelijk! Een maatschappij wordt door regels bijeengehouden en tot een geheel gemaakt. Is dat alles zo weinig van waarde dat het om triviale redenen genegeerd kan worden?’
‘Luister,’ zei Trevize, ogenblikkelijk weer in de verdediging. ‘Sommige regels zijn op zich triviaal. Maar heel weinig werelden zijn erg kieskeurig wat betreft reizigers uit of naar de ruimte. Ik heb het dan wel over tijden van vrede en betrekkelijke welvaart, zoals nu, dank zij de Foundation. Om de een of andere reden voldoet Comporellen niet aan dat beeld. Het zal wel iets met ondoorgrondelijke plaatselijke politiek te maken hebben. Wat kan ons dat schelen!’
‘Daar gaat het niet om. Als we alleen maar de regels volgen die wij juist en redelijk achten, dan blijft geen enkele regel overeind, want er zal nooit een maatregel komen die door iedereen als redelijk en juist ervaren wordt. Je hebt altijd dissidenten. En wat krijg je dan, dat een sluwe truc uitloopt op rampspoed en anarchie, zelfs voor die sluwerd, want ook hij zal de ineenstorting van de maatschappij niet overleven.’
Trevize zei: ‘Maar zo gemakkelijk stort die maatschappij niet in elkaar. Jij spreekt als Gaia en Gaia kan met geen mogelijkheid zich de associatie van vrije individuen voorstellen. Regels, voorzien van rechtvaardigheid en logica, kunnen gemakkelijk waardeloos worden onder bepaalde omstandigheden, maar evenzogoed worden ze nog uit inertie gehandhaafd. Het is dan niet alleen juist, maar zelfs nuttig om die regels te breken, omdat we hiermee duidelijk maken dat ze hun tijd gehad hebben, ja, zelfs schadelijk kunnen zijn.’
‘Op die manier kan elke dief en moordenaar beweren dat hij de mensheid dient.’
‘Nu doe je wel erg extreem. In het superorganisme dat Gaia is, bestaat er automatisch consensus over de regels van het maatschappelijke verkeer en het komt bij niemand op om ze te breken. Je kunt ook zeggen dat Gaia vegeteert en tot fossiel wordt. Toegegeven, er is een element van wanorde in een vrije associatie, maar dat is de prijs die men moet betalen voor het vermogen om vernieuwingen en veranderingen te introduceren. Ik vind het een hele schappelijke prijs.’
Blits’ stem werd schril. ‘Je zit er helemaal naast als je denkt dat Gaia vegeteert en een fossiel wordt. Onze daden, onze zienswijzen, onze opvattingen worden constant aan een zelfonderzoek onderworpen. Ze blijven niet door inertie gehandhaafd tot ze waanzin zijn. Gaia leert uit ervaring en door na te denken en gaat dus als dat moet op veranderingen over.’
‘Zelfs al is dat zo, dan nog verloopt dat proces van zelfonderzoek en leren heel langzaam, omdat er niets op Gaia bestaat wat niet Gaia is. Hier zijn we vrij. Zelfs als bijna iedereen het met elkaar eens is, zullen er altijd wel een paar zijn die het er niet mee eens zijn. En soms, soms kunnen ze daarbij groot gelijk hebben. En als ze maar slim genoeg zijn en enthousiast genoeg en voldoende gelijk hebben, dan zullen ze het op den duur winnen en worden ze de helden van hun toekomst. Zoals Hari Seldon die psychohistorie vervolmaakte, die zijn eigen hersenen tegen die van het ganse Imperium inzette, en heeft gewonnen.’
‘Hij heeft alleen tot dusver gewonnen, Trevize. Het Tweede Imperium dat hij gepland heeft, zal er niet komen. Daarvoor in de plaats komt Galaxia.’
‘O ja?’ vroeg Trevize grimmig.
‘Het is jouw beslissing geweest en hoe vaak we ook ruziemaken over Geïsoleerden en hun vrijheid om dwaas en misdadig te zijn, iets in jouw hoofd dwingt je om het eens te zijn met mij/ons/Gaia.’
‘Wat er in mijn hoofd zit,’ zei Trevize nog grimmiger, ‘is datgene wat ik zoek. En daar begin ik.’ En hij wees naar de monitor waar een grote stad aan de horizon op afgebeeld stond: een verzameling lage structuren die af en toe de hoogte ingingen, omringd door velden die bruin waren onder een lichte vorstlaag.
Pelorat schudde zijn hoofd. ‘Jammer. Ik had de landing willen zien, maar ik liet me door jullie discussie meeslepen.’
Trevize zei: ‘Dat is niet erg, Janov. Je kunt toekijken als we vertrekken. Ik beloof dat ik dan mijn mond zal houden als jij Blits zover kunt krijgen dat ze haar mond houdt.’
14
Kendray keek ernstig toen hij weer terugkwam in het toelatingsstation. Hij zag de Verre Ster verdwijnen. En toen zijn dienst er bijna opzat, was hij nog steeds gedeprimeerd.
Hij begon net aan zijn avondmaal toen een van zijn collega’s, een slungelachtige man met breed uit elkaar staande ogen, dun blond haar en wenkbrauwen zo blond dat ze bijna afwezig leken, naast hem ging zitten.
‘Wat mankeert eraan, Ken?’ vroeg de ander.