‘Is dit de tijd om . ..’
Maar Blits was niet te stoppen. ‘Als ik daaraan begin, waar houdt het dan op? Ik had de geest van die ambtenaar bij het toelatingsstation kunnen beïnvloeden en dan waren we zonder meer doorgelaten. Ik had de geest van die geheime agent m dat voertuig kunnen veranderen en dan had hij ons laten gaan.’
‘Nu je het zegt, waarom heb je dat niet gedaan?’
‘Omdat wij niet weten waar het einde is. Wij kennen de neveneffecten niet en de situatie kan dan helemaal uit de hand lopen. Als ik nu met de geest van de minister zou gaan knoeien, zou dat haar onderhandelingen met anderen kunnen beïnvloeden. En omdat ze een hoge positie bekleedt in haar regering, zouden hierdoor wel eens interstellaire relaties geraakt kunnen worden. Wij durven niet aan haar geest te komen zolang de zaak niet grondig is uitgedokterd.’
‘Waarom ben je dan met ons meegegaan?’
‘Omdat de tijd kan aanbreken dat jouw leven bedreigd wordt. Ik moet jouw leven beschermen, wat het ook kost, zelfs al gaat het ten koste van Pel of van mij. Jouw leven werd bij dat toelatingsstation niet bedreigd. En nü wordt het ook niet bedreigd. Je moet hier zelf maar een oplossing voor bedenken. Als Gaia dan de consequenties wel kan overzien, kunnen wij misschien tot actie overgaan.’
Trevize verviel in gepeins. Toen zei hij: ‘In dat geval zal ik iets moeten proberen. Maar misschien lukt het niet.’
De deur smakte met evenveel lawaai open als hij was dichtgegaan.
De bewaker zei: ‘Kom mee.’
Toen ze naar buiten stapten, fluisterde Pelorat: ‘Wat ga je doen, Golan?’
Trevize schudde zijn hoofd en fluisterde terug: ‘Ik weet het nog niet. Ik zal iets moeten improviseren.’
19
Minister Lizalor zat nog steeds aan haar bureau toen ze haar kantoor betraden. Ze glimlachte grimmig en zei: ‘Ik hoop, Raadsheer, dat u teruggekomen bent om mij te vertellen dat u mij het Foundation-schip zult overhandigen.’
‘Ik ben gekomen,’ zei Trevize rustig, ‘om over voorwaarden te praten.’
‘We hebben geen voorwaarden te bepraten, Raadsheer. Als u erop staat kunnen wij u in een mum van tijd voor de rechter slepen. U zult volmaakt eerlijk veroordeeld worden aangezien uw schuldvraag duidelijk is en niet bestreden kan worden. U had geen wereldloze persoon mogen invoeren. Vervolgens zijn wij juridisch gerechtigd uw schip in beslag te nemen en u drieën zware straffen op te leggen. Ik wil niet dat u ons zelfs maar één dag ophoudt.’
‘En toch zullen we het over voorwaarden moeten hebben, Minister, want hoe snel u ons ook kunt laten veroordelen, u kunt dat schip nooit zonder mijn toestemming in beslag nemen. Als u probeert zonder mij het schip te betreden, zal het zichzelf vernietigen, compleet met de ruimtehaven en ieder mens in die haven. Dat zal de Foundation gegarandeerd woest maken en dat durft u niet. Uw eigen wet staat u zeker niet toe ons te bedreigen of te mishandelen. En als u toch uw eigen wet breekt en mij dwingt mijn schip open te stellen, zit u goed fout. U mag ons niet martelen, u mag ons niet aan een wrede opsluiting of iets dergelijks blootstellen, want ook daar komt de Foundation achter en dan wordt die zo mogelijk nog woedender. Hoe graag ze ook dat schip terughebben, ze kunnen nooit een precedent toestaan waardoor men burgers van de Foundation kan mishandelen. Zullen we het toch maar over de voorwaarden hebben?’
‘Grote onzin,’ zei de minister honend. ‘We zullen zo nodig zelf met de Foundation contact opnemen. Die weten heus wel hoe ze hun eigen schip moeten openen of anders zullen ze u dwingen.’
Trevize zei: ‘U hebt mijn titel niet gebezigd, Minister, maar u kampt met hevige emoties en dat kunnen we dus wel door de vingers zien. U weet best dat dat het laatste zal zijn wat u doet, de Foundation erbij halen, aangezien u absoluut niet van plan bent om het schip aan hen terug te geven.’
De glimlach verdween van het gezicht van de minister. ‘Wat is dit voor nonsens, Raadsheer?’
‘Het soort van nonsens, Minister, dat misschien niet voor andere oren geschikt is. Laat mijn vriend en de jonge vrouw naar een comfortabel hotel gaan waar ze de rust kunnen krijgen die ze al zo lang nodig hebben. En stuur ook uw bewakers weg. Die kunnen buiten blijven staan en ze kunnen trouwens een wapen voor u achterlaten. U bent geen kleine vrouw en met een wapen hebt u niets van mij te vrezen. Ik ben ongewapend.’
De minister leunde naar voren. ‘In dat geval heb ik niets van u te vrezen.’
Zonder om te kijken wenkte ze een van de bewakers die ogenblikkelijk op haar af marcheerde en met hakkengekletter tot stilstand kwam. Ze zei: ‘Breng die twee naar Suite 5. Maak het hun gerieflijk en bewaak hen goed. Jij bent er verantwoordelijk voor dat hun niets overkomt. En er mag niets van dit alles naar buiten lekken.’
Ze ging staan en het kostte Trevize veel wilskracht om niet door haar geïmponeerd te worden. Ze was een forse vrouw. Zeker zo lang als Trevize, die 1 meter 85 was, misschien wel een paar centimeter langer. Ze had een slanke taille en de twee witte strepen over haar borst deden die taille nog slanker lijken. Ze had een massieve gratie over zich en Trevize constateerde treurig dat haar opmerking dat ze niets van hem te vrezen had, best waar kon zijn. In een stoeipartij kon ze hem ongetwijfeld met beide schouders op de mat drukken.
Ze zei: ‘Kom mee, Raadsheer. Als u toch onzin gaat praten, is het maar beter dat zo weinig mogelijk mensen het horen.’
Ze marcheerde voor hem uit en Trevize liep haar achterna. Hij voelde zich kleiner worden in haar massieve schaduw, een gevoel dat hij nooit eerder bij een vrouw had gekend.
Ze stapten een lift in en toen de deur achter hen dichtging zei ze: ‘We zijn nu alleen, Raadsheer, en als u de illusie heeft dat u me tot iets kunt dwingen, dan zeg ik: vergeet dat maar rustig.’ De zangerige klank van haar stem werd opvallender toen ze, duidelijk geamuseerd zei: ‘U lijkt me een redelijk krachtige man, maar ik verzeker u dat het mij geen moeite kost uw arm te breken, of uw rug als dat moet. Ik ben gewapend, maar ik zal geen wapen nodig hebben.’
Trevize krabde zich over de wang toen zijn ogen omlaag gingen en toen weer omhoog. Hij bekeek haar lichaam. ‘Minister, ik durf me op een worstelmat met elke man te meten, maar ik heb al besloten een knokpartij met u maar over te slaan. Ik weet wanneer ik mijn meerdere zie.’
‘Uitstekend,’ zei de minister en ze keek vergenoegd.
Trevize vroeg: ‘Waar gaan we naar toe, Minister?’
‘Naar beneden. Een heel eind naar beneden. Maar maakt u zich geen zorgen. In de hyperdrama’s wordt de held dan altijd naar de kerkers gevoerd, maar wij hebben geen kerkers op Comporellen_ alleen maar redelijke gevangenissen. We gaan naar mijn privé-vertrekken; dat is niet zo romantisch als een vunzige cel in die goeie ouwe tijd van het Imperium, maar het is wel gerieflijker.’
Volgens Trevize waren ze zeker vijftig meter onder het oppervlak van de planeet toen de liftdeur openging en ze naar buiten stapten.
20
Trevize keek verbaasd om zich heen toen ze in haar vertrekken stonden.
De minister zei grimmig: ‘En, kan mijn appartement uw goedkeuring wegdragen?’
‘Zeker Minister, zeker. Ik sta alleen versteld. Ik had er niet op gerekend. Dat beetje wat ik van uw planeet heb gezien en gehoord heeft mij de indruk gegeven dat jullie nogal… sober zijn ingesteld, wars van nutteloze luxe.’
‘Dat is ook zo, Raadsheer. We hebben maar beperkte middelen en ons leven moet even hard zijn als ons klimaat.’
‘Maar dit hier, Minister,’ zei Trevize en met beide handen gaf hij de hele kamer aan, ‘dit is bepaald luxueus te noemen.’ Voor het eerst op deze wereld zag hij kleur. De stoelen en banken hadden zachte kussens en de verlichting van de muren was mild voor het oog. Op de vloer lag een tapijt dat veerkrachtig aanvoelde en geluid dempte.