Trevize stak zijn rechterhand uit. ‘Dat lijkt me een goede regeling. Ik weet dat de Gaianen maar één lettergreep van hun lange naam gebruiken als ze met elkaar van gedachten wisselen. Als je me af en toe Trev noemt zal ik daar niet over vallen. Maar ik stel het toch op prijs als je zo vaak je kan Trevize probeert te zeggen, dan zeg ik voortaan Blits.’
Trevize bekeek haar aandachtig, zoals hij altijd deed als hij bij haar was. Als individu was ze een jonge vrouw van begin twintig. Als deel van Gaia echter was ze duizenden jaren oud. Het maakte geen verschil in haar uiterlijk, maar soms wel in de manier waarop ze sprak en in de sfeer die haar omringde. Wilde hij zoiets voor iedereen die bestond? Nee, zeker niet, en toch …
Blits zei: ‘Ik zal ter zake komen. Jij hebt nogal hevig je verlangen te kennen gegeven om Aarde te zoeken …’
‘Ik heb met Dom gesproken,’ zei Trevize, niet van plan zich willoos aan Gaia over te geven.
‘Jazeker, maar toen je met Dom sprak, sprak je met elk deel van Gaia en zodoende ook met mij.’
‘Heb je me horen praten?’
‘Nee, dat niet, want ik heb niet geluisterd. Maar als ik me concentreerde kon ik me achteraf wel herinneren wat je gezegd hebt. Neem dat alsjeblieft van ons aan. Jij hebt gezegd dat je per se naar Aarde wilt gaan en dat dat van het hoogste belang is. Ik voor mij zie dat belang niet zo, maar je hebt het talent om gelijk te hebben en daarom moet ik/wij/Gaia accepteren wat je zegt. Als de missie cruciaal is voor je beslissing en de rol van Gaia daarin, dan is het ook voor Gaia van cruciaal belang en daarom moet Gaia met je meegaan, al was het alleen maar om te proberen je te beschermen.’
‘Als jij zegt dat Gaia met mij mee moet gaan, dan bedoel je dat jij met me mee moet gaan. Heb ik het goed?’
‘Ik ben Gaia,’ zei Blits eenvoudig.
‘Maar dat is alles op deze planeet. Waarom jij? Waarom geen ander deel van Gaia?’
‘Omdat Pel met je mee wil gaan en als hij meegaat kan hij met geen ander deel van Gaia behalve mij gelukkig zijn.’
Pelorat die zich onopvallend had teruggetrokken op een stoel in een andere hoek (met zijn rug, constateerde Trevize, naar zijn eigen beeltenis) zei zacht: ‘Dat is waar, Golan. Blits is mijn deel van Gaia.’
Blits glimlachte plotseling. ‘Ik vind het best opwindend dat je zo over mij denkt. Het is natuurlijk iets van buiten mijn wereld.’
‘Laat me even nadenken.’ Trevize legde zijn handen achter zijn hoofd en leunde achterover. De frêle pootjes van zijn stoel kraakten en hij constateerde snel dat de stoel niet stevig genoeg was. Met een plof ging hij rechtop zitten. ‘Blijf je onderdeel van Gaia als je je planeet verlaat?’
‘Dat is niet nodig. Ik kan me bijvoorbeeld isoleren als ik in ernstig gevaar kom zodat Gaia niet meegesleurd wordt in dat gevaar. En soms zijn er andere dringende redenen. Maar nu heb ik het alleen over noodgevallen. In wezen blijf ik deel van Gaia.’
‘Zelfs als we door de hyper-ruimte springen?’
‘Zelfs dan, hoewel dat de zaak enigszins compliceert.’
‘Om de een of andere reden stelt dat me weinig gerust.’
‘Waarom niet?’
Trevize trok zijn neus op alsof hij iets smerigs rook. ‘Dat betekent dat alles wat gezegd en gedaan wordt op mijn schip, door heel Gaia gehoord en gezien kan worden.’
‘Ik ben Gaia, dus alles wat ik zie, hoor en voel, zal ook door Gaia gezien, gehoord en gevoeld worden.’
‘Precies. Zelfs die muur ziet, hoort en voelt mee.’
Blits keek naar de muur waarop hij wees en trok haar schouders op. ‘Inderdaad, die muur ook. Maar die heeft maar een oneindig klein bewustzijn zodat hij slechts oneindig weinig kan waarnemen en begrijpen. Maar ik neem wel aan dat er wat subatomische veranderingen plaatsvinden in reactie op ons gesprek. Hij kan zich nu nog meer gericht instellen op het welzijn van het geheel.’
‘En wat als ik privacy wil? Misschien wil ik helemaal niet dat de muur weet wat ik zeg of doe.’
Blits keek geïrriteerd en Pelorat kwam plotseling tussenbeide. ‘Weet je, Golan, ik wil me nergens mee bemoeien, aangezien ik vrijwel niets van Gaia weet. Maar ik deel mijn leven met Blits en ik heb er nu enig idee van wat de praktijk inhoudt. Als je door een menigte op Terminus wandelt, dan zie en hoor je heel veel en iets daarvan blijft je bij. Onder de juiste cerebrale prikkeling kun je het je misschien helemaal voor de geest halen, maar door de bank genomen kan het je niet schelen. Je laat het maar zitten. Zelfs als je getuige bent van een emotionele scène tussen twee vreemden en zelfs al interesseert het je, dan nog ben je er niet echt bij betrokken. Het doet je weinig en je vergeet het. En zo moet het ook op Gaia zijn. Zelfs al kent heel Gaia je intiemste gevoelens, dat wil nog niet zeggen dat het Gaia ook wezenlijk interesseert. Dat is toch zo, hè Blits?’
‘Ik heb er nooit zo over nagedacht, Pel, maar er zit iets in. Hoe dan ook, die privacy waar Trev het over heeft — Trevize, bedoel ik — heeft voor ons geen enkele waarde. Ik/wij/Gaia vinden dat begrip volslagen onbegrijpelijk. Om geen deel te willen zijn — om je stem niet gehoord te hebben je daden niet gezien je gedachten ongevoeld —’ Blits schudde verwoed met haar hoofd. ‘Ik heb gezegd dat we ons in noodgevallen kunnen afschermen, maar wie zou zo willen leven, al was het maar een uur!’
‘Ik wel,’ zei Trevize. ‘En daarom moet ik Aarde vinden. Om erachter te komen wat de achterliggende reden is die mij heeft doen besluiten om dit ellendige lot voor de mensheid te kiezen.’
Het is geen ellendig lot, maar we zullen dat punt maar laten zitten. Ik zal bij je zijn, niet als spion, maar als vriend tn helper.’
Trevize zei met een strak gezicht: ‘Gaia zou me het beste kunnen helpen door me de weg naar Aarde te wijzen.’
Blits schudde langzaam haar hoofd. ‘Gaia weet niet waar Aarde zich bevindt. Dat heeft Dom je al verteld.’
‘Ik geloof het niet helemaal. Er moet per slot bij jullie domentatie bestaan. En waarom heb ik die documentatie tijdens mijn verblijf hier nooit kunnen inzien? Zelfs als Gaia echt niet weet waar Aarde zich bevindt, dan nog kan ik iets wijzer worden uit de archieven. Ik ken de Galaxis heel grondig, ongetwijfeld veel beter dan Gaia. Misschien kan ik iets uit jullie archieven oppikken wat jullie, Gaia, ontgaan kan zijn.’
‘Over wat voor soort archieven heb je het, Trevize?’
‘Alle soorten. Boeken, films, bandopnamen, hologrammen, kunstvoorwerpen, het kan me niet schelen, wat je maar hebt. Maar in de tijd dat ik hier geweest ben heb ik nog geen spat gezien, geen zier, geen jota dat met Aarde te maken heeft. En jij, Janov?’
‘Nee,’ zei Pelorat weifelend, ‘maar ik heb niet echt gekeken.’
‘Ik wel, op mijn eigen, bescheiden wijze,’ zei Trevize. ‘En ik heb niets gevonden. Niets! Ik kan alleen maar aannemen dat ze voor mij verborgen worden gehouden. En ik vraag me af waarom? Zou je me dat kunnen vertellen?’
Blits’ gladde voorhoofd stond vol denkrimpels. ‘Waarom heb je er niet eerder naar gevraagd? Ik/wij/Gaia houden niets verborgen en we liegen niet. Een Geïsoleerde — een geïsoleerd individu — zou een leugen kunnen vertellen. Hij is beperkt en hij is bevreesd omdat hij beperkt is. Maar Gaia is een planetair organisme met grote mentale vaardigheid en kent geen vrees. Het is volslagen onnodig voor Gaia om te liegen, om beschrijvingen te creëren die botsen met de werkelijkheid.’
Trevize snoof misprijzend. ‘Waarom ben ik dan zo zorgvuldig uit die archieven weggehouden? Geef me daar eens een reden voor.’
‘Dat kan.’ Ze stak haar handen naar voren, de palmen naar boven gekeerd. ‘Weet je, wij hebben geen archieven.’
4
Pelorat herstelde zich als eerste. Hij leek van de twee het minst verbaasd.