‘Natuurlijk niet. Maar de muren laten wel alle geluid door.’
‘Wat jij feitelijk wilt zeggen, Trevize,’ zei Blits, ‘is dat je heel duidelijk elk gesprek tussen ons kunt horen alsmede alle geluiden als we met seks bezig zijn.’
‘Ja, dat wil ik zeggen. En met dat in het achterhoofd verwacht ik wel dat je je activiteiten zult beperken. Dat is misschien niet zo leuk en het spijt me zeer, maar zo is het nu eenmaal.’
Pelorat schraapte zijn keel en zei vriendelijk: ‘Dat probleem, Golan, heb ik al onder ogen moeten zien. Je begrijpt dat elke sensatie die Blits ervaart als ze bij mij is, door heel Gaia wordt ervaren.’
‘Daar heb ik aan gedacht, Janov,’ zei Trevize die een grimas probeerde te onderdrukken. ‘Ik had het niet willen vermelden, maar misschien was het nog niet bij je opgekomen.’
‘Ik vrees dat dat wel het geval is,’ zei Pelorat.
Blits zei: ‘Maak er nou toch geen punt van, Trevize. Op elk moment van de dag en de nacht zijn er duizenden mensen op Gaia met seks bezig; er zijn miljoenen die eten, drinken of zich aan andere geneugten overgeven. Dit verhoogt alleen maar dat algeheel gevoel van welbehagen dat Gaia bevangt, elk deel daarvan. De lagere diersoorten, de planten, de mineralen, hebben progressief afnemende genoegens die ook tot dat algehele bewustzijn van Gaia bijdragen. Geen enkele andere wereld heeft zoiets.’
‘Wij hebben onze particuliere genoegens,’ zei Trevize, ‘die we al dan niet en min of meer kunnen uitdragen, maar we kunnen ze desgewenst ook voor ons houden.’
‘Als je wist wat wij kunnen voelen, dan zou je pas beseffen hoe armzalig jullie Geïsoleerden in dat opzicht zijn.’
‘Hoe weet jij wat wij voelen?’
‘Zonder te weten hoe jij je voelt, mogen we er rustig van uitgaan dat een wereld van gemeenschappelijk genot heel wat intenser is dan die waarover een enkel geïsoleerd individu kan beschikken.’
‘Dat kan best, maar zelfs al zijn mijn genoegens armzalig, dan nog zijn het mijn vreugden en smarten en dat wil ik zo houden. Ik ben liever mezelf en geen bloedbroeder tot de eerste de beste steen.’
‘Je moet niet spotten,’ zei Blits. ‘Want jij hecht wel degelijk waarde aan minerale kristallen in je tanden en botten en je zou niet graag hebben dat daar iets onaangenaams mee gebeurde, hoewel die niet meer bewustzijn kennen dan het gemiddelde kristal van die grootte.’
‘Dat is waar,’ zei Trevize, ‘maar we zijn van het onderwerp afgedwaald. Het kan mij niet schelen, Blits, dat heel Gaia jouw genoegens deelt, maar ik wil er niets mee te maken hebben. We leven hier op eikaars lip en ik heb geen lust om zelfs indirect in jullie activiteiten betrokken te worden.’
Pelorat zei: ‘Waar maken we ruzie over, beste kerel? Ik heb net zo weinig lust als jij om mijn privacy aangetast te zien. Of de jouwe. Blits en ik zullen discreet zijn, nietwaar Blits?’
‘Zoals je wilt, Pel.’
‘En we zullen trouwens meer op een planeet vertoeven dan in de ruimte,’ voegde Pelorat hieraan toe. ‘En daar hebben we dus alle gelegenheid voor echte privacy.’
‘Wat je op planeten doet, is mijn zaak niet,’ onderbrak Trevize hem. ‘Maar op dit schip ben ik de kapitein.’
‘Precies,’ zei Pelorat.
‘En nu we dit vastgelegd hebben, moeten we maar eens gaan.’
‘Wacht even.’ En Pelorat greep Trevize bij diens mouw. ‘Maar waar naar toe? Jij weet niet waar Aarde is, evenmin als Blits en ik. En je computer weet het ook niet. Je hebt me al lang geleden verteld dat elke informatie over Aarde ontbreekt. Wat ben je dan van plan? Je kunt toch niet lukraak door de ruimte drijven, beste kerel.’
Bij deze woorden glimlachte Trevize op een wijze die bijna vreugdevol te noemen was. Voor het eerst sinds hij in de greep van Gaia gekomen was, voelde hij zich meester over zijn eigen lot.
‘Ik geef je de verzekering, Janov,’ zei hij, ‘dat het niet in mijn bedoeling ligt om lukraak te drijven. Ik weet precies waar ik naartoe ga.’
7
Pelorat liep snel de cockpit in. Hij had op de deur geklopt en een passende tijd gewacht, zonder antwoord te krijgen. Hij trof Trevize aan die gespannen naar het sterrenveld keek.
Pelorat zei: ‘Golan …’ en wachtte toen.
Trevize keek op. ‘Janov! Ga zitten. Waar is Blits?’
‘Die slaapt. We zijn al in de ruimte, zie ik.’
‘Dat zie je goed.’ Trevize was niet verwonderd dat de ander enigszins verbaasd was. In de nieuwe gravitische schepen was het eenvoudig onmogelijk om een opstijging te voelen. Er waren geen inertie-effecten; geen acceleratie-gewaarwordingen; geen lawaai; geen trilling.
De Verre Ster kon met zijn vermogen zich van zwaartekrachtvelden buiten het zijne isoleren en van een planetair oppervlak vertrekken alsof hij op een soort kosmische zee zweefde. En tegelijk bleef het zwaartekrachtveld binnen het schip paradoxaal genoeg normaal.
Als het schip nog in de atmosfeer vertoefde, was het niet nodig om te versnellen zodat het gesuis en getril van snel passerende lucht afwezig was. Maar als de atmosfeer eenmaal gepasseerd was, kon de Verre Ster vaart maken zonder dat zijn passagiers hier iets van merkten.
Dit schip bood een maximum aan comfort en Trevize kon zich geen verbetering indenken tot het ogenblik waarop menselijke wezens zonder gebruik van schepen door de hyper-ruimte konden snellen en zonder zorgen over zwaartekrachtvelden die te belastend konden zijn. Op dit ogenblik moest de Verre Ster zich nog enkele dagen van Gaia’s zon verwijderen totdat de zwaartekracht-intensiteit niet meer in staat was de Sprong te hinderen.
‘Golan, beste kerel,’ zei Pelorat, ‘mag ik even met je praten? Heb je het niet te druk?’
‘Helemaal niet. De computer zorgt voor alles als ik hem eenmaal geprogrammeerd heb. En soms lijkt hij mijn instructies te voorzien en voert hij ze al uit voor ik ze geformuleerd heb.’ Trevize streelde liefkozend over de console.
Pelorat zei: ‘Wij zijn heel goede vrienden geworden, Golan, in de korte tijd dat we elkaar kennen, hoewel ik moet toegeven dat het me nauwelijks een korte tijd lijkt. Er is al zoveel gebeurd. En het is gek, weet je. Ik leef al betrekkelijk lang, maar ik heb het gevoel dat de helft van mijn ervaringen zich in de afgelopen paar maanden heeft afgespeeld. Dat lijkt me althans zo. Ik zou bijna kunnen denken …’
Trevize stak een hand op. ‘Janov, je dwaalt af, je wilt iets anders zeggen, oké? Je begon met te zeggen dat we in zeer korte tijd heel goede vrienden zijn geworden. Dat is zo. Maar jij kent Blits nog korter en daar ben je zelfs nog vriendschappelijker mee geworden.’
‘Dat is heel wat anders,’ zei Pelorat en hij schraapte verlegen zijn keel.
‘Natuurlijk,’ zei Trevize, ‘maar wat wil die opmerking over onze korte, maar blijvende vriendschap beduiden?’
‘Als, mijn beste kerel, we nog steeds vrienden zijn zoals je zonet zei, dan moet ik het nu over Blits hebben die me heel na aan het hart ligt.’
‘Dat begrijp ik. En wat wil je daarmee zeggen?’
‘Ik weet, Golan, dat je niet dol op Blits bent, maar zou je voor mij…’
Trevize stak een hand op. ‘Ogenblikje, Janov. Ik ben niet kapot van Blits, maar ik haat haar evenmin. Ik koester helemaal geen animositeit jegens haar. Ze is een aantrekkelijke jonge vrouw en zelfs als ze dat niet was, dan zou ik voor jou best bereid zijn haar zo te vinden. Maar ik kan Gaia niet uitstaan.’
‘Maar Blits is Gaia.’
‘Dat weet ik, Janov. En dat maakt de dingen zo gecompliceerd. Zolang ik aan Blits als een persoon denk, is er niets aan de hand. Maar als ik aan haar als Gaia denk, dan …’