‘Je... je meent het niet, je kunt me hier niet zo achterlaten,’ zei Seta fluisterend. ‘Dat kun je niet. Bind me vast. Doe een prop in mijn mond, zodat ik geen alarm kan slaan. Alsjeblieft!’ Egwene lachte onverzoenlijk. ‘Laat hem zitten. Zelfs zonder prop zal ze niet schreeuwen. Jij kunt maar beter hopen dat degene die jou vindt, de a’dam los zal maken en je geheimpje bewaart, Seta. Jullie smerige geheimpje, nietwaar?’
‘Waar heb je het over?’ vroeg Elayne.
‘Ik heb er lang over nagedacht,’ zei Egwene. ‘Ik kon alleen maar denken als ze me hier alleen boven lieten zitten. Sul’dam beweren dat ze na enkele jaren een band ontwikkelen. De meesten kunnen zeggen wanneer een vrouw geleidt, of ze nu met haar verbonden zijn of niet. Ik wist het niet zeker, maar Seta is het bewijs.’
‘Bewijs van wat?’ wilde Elayne weten, maar haar ogen werden groot toen het opeens tot haar doordrong. Egwene vertelde verder. ‘Nynaeve, a’dam werken alleen bij vrouwen die kunnen geleiden. Zie je het niet? De sul’dam kunnen even goed geleiden als damane.’ Seta kreunde door haar op elkaar geklemde tanden heen en schudde hevig ontkennend met haar hoofd. ‘Een sul’dam sterft liever voor ze zal toegeven dat ze kan geleiden, zelfs als ze het weet. Ze oefenen hun aanleg nooit, zodat ze er niets mee kunnen doen, maar ze kunnen geleiden.’
‘Zie je wel,’ zei Min. ‘Die halsband had bij haar niet mogen werken.’ Ze deed net de laatste knoopjes op Egwenes rug dicht. ‘Elke vrouw die niet kan geleiden, zou in staat moeten zijn je rot te slaan als je probeerde haar daarmee te beheersen.’
‘Hoe kan dat?’ vroeg Nynaeve. ‘Ik dacht dat de Seanchanen elke geleidster een halsband gaven.’
‘Alle vrouwen die ze kunnen vinden,’ vertelde Egwene haar. ‘Maar degene die kunnen vinden, zijn er, net als jij en ik en Elayne, mee geboren. We zijn klaar om te geleiden, of iemand het ons nou bijbrengt of niet. Maar hoe staat het met de Seanchaanse meisjes die niet met die vaardigheid worden geboren, maar die het kunnen aanleren? Het is niet zo dat elke willekeurige vrouw een... een beteugelaar kan worden. Renna dacht dat ze vriendelijk was toen ze mij erover vertelde. Het is blijkbaar een feestdag in de Seanchaanse dorpen als de sul’dam de meisjes komen beproeven. Ze willen meisjes vinden als jij en ik en ze beteugelen, maar alle anderen mogen de armband aan om te zien of ze kunnen voelen wat die arme vrouw met de halsband voelt. Wie dat kan voelen, wordt meegenomen en voor sul’dam opgeleid. Zij zijn de meisjes die het aangeleerd kan worden.’ Seta zat zachtjes in zichzelf te kreunen. ‘Nee. Nee. Nee.’ Telkens en telkens opnieuw.
‘Ik weet dat ze afschuwelijk is,’ zei Elayne, ‘maar ik voel dat ik haar op de een of andere manier behoor te helpen. Ze zou een van ons kunnen zijn, maar de Seanchanen hebben het allemaal kapotgemaakt.’
Nynaeve deed net haar mond open om te zeggen dat ze zich beter bezig kon houden met zichzelf te redden, toen de deur openging. ‘Wat is hier gaande?’ vroeg Renna streng en stapte de kamer binnen. ‘Publiek?’ Met de handen in haar zij stond ze Nynaeve aan te kijken. ‘Ik heb niemand toestemming gegeven om zich met mijn huisdiertje te verbinden, Tuli. Ik weet trouwens niet eens wie jij...’ Haar ogen vielen op Egwene in Nynaeves kleren, niet in damanegrijs, Egwene die geen band rond de hals droeg. Renna’s ogen werden zo groot als schoteltjes. Ze kreeg geen enkele kans om te gillen. Voor iemand anders zich kon bewegen, griste Egwene de kan van haar wastafeltje en smeet die midden in Renna’s buik. De kan brak in stukken en de sul’dam verloor met een gorgelende zucht haar adem en klapte dubbel. Toen ze vooroverboog, sprong Egwene met een grauw op haar af en wierp haar op de vloer. Ze griste de halsband op die zij had gedragen en die nog steeds op de vloer lag en klikte hem rond de hals van de andere vrouw dicht. Met een ruk aan de zilveren lijn trok Egwene de armband van de haak en schoof die om haar eigen pols. Haar lippen hadden zich teruggetrokken en toonden het wit van haar tanden. Haar ogen waren intens fel en vurig strak op Renna gericht. Ze knielde op de schouders van de sul’dam en drukte beide handen tegen de mond van de vrouw. Renna schokte en verkrampte wild, haar ogen puilden uit. Rauwe geluiden waren in haar keel hoorbaar en haar gekrijs werd gedempt door Egwenes handen, terwijl haar hielen wild op de vloer roffelden. ‘Stop, Egwene!’ Nynaeve greep Egwene bij haar schouders en trok haar van de andere vrouw af. ‘Egwene! Stop ermee. Dit wil je niet!’ Renna lag met een grijs gelaat te hijgen en staarde wild naar het plafond.
Opeens zocht Egwene steun tegen Nynaeve en snikte hartverscheurend tegen haar borst. ‘Ze deed me pijn, Nynaeve. Ze deed me pijn! Allemaal deden ze me pijn. Ze martelden me en martelden me tot ik deed wat ze wilden. Ik haat ze. Ik haat ze dat ze me martelden en ik haat ze omdat ik ze niet kon tegenhouden als ze mij iets wilden laten doen!’
‘Ik weet het,’ zei Nynaeve zachtjes. Ze streek Egwenes haren glad. ‘Het is niet erg dat je ze haat, Egwene. Het is niet erg. Ze hebben het verdiend. Maar het is wel heel erg als je net zo wordt als zij.’ Seta had haar handen tegen haar gezicht gedrukt en Renna voelde met bevende vingers ongelovig aan de halsband.
Egwene ging rechtop staan en veegde snel haar tranen weg. ‘Ik ben zo niet. Ik ben niet zoals zij.’ Ze rukte haast de armband van haar pols af en gooide die op de grond. ‘Zo ben ik niet. Maar ik wou dat ik ze kon vermoorden.’
‘Ze verdienen het wel.’ Min stond grimmig naar de twee sul’dam te kijken.
‘Rhand zou iemand doden die zoiets deed,’ zei Elayne. Ze scheen zichzelf weer hard te maken, ik weet zeker dat hij dat zou doen.’
‘Misschien verdienen ze het,’ zei Nynaeve, ‘en misschien zou hij het doen. Maar mannen halen vaak wraak, moord en gerechtigheid door elkaar. Ze hebben zelden de moed recht te doen.’ Ze had vaak de vrouwenkring voorgezeten om recht te doen. Soms waren er mannen naar hen toegekomen met het idee dat ze bij de vrouwen meer gehoor zouden vinden dan bij de mannen van de dorpsraad. Mannen dachten echter altijd dat zij de beslissing konden ombuigen door mooie woorden of smeekbeden om genade voor recht. De vrouwenkring vergaf wanneer het verdiend was, maar bleef altijd rechtvaardig en het was de Wijsheid die het oordeel uitsprak. Ze pakte de armband op die Egwene had weggegooid en klikte hem dicht. ‘Als ik kon, zou ik iedere vrouw hierbinnen willen bevrijden en al deze smerige dingen willen vernietigen. Maar omdat ik dat niet kan...’ Ze haakte de armband aan dezelfde haak als de eerste en richtte zich toen tot de sul’dam. Geen beteugelaars meer, dacht ze stil. ‘Als jullie heel stil zijn, zullen jullie misschien lang genoeg alleen zijn om de halsband af te kunnen doen. Het Rad weeft zoals het Rad wenst en het is mogelijk dat jullie ook zoveel goeds hebben verricht dat het kwaad dat jullie hebben bedreven, weer is goedgemaakt. Zoveel goeds dat het jullie vergund zal zijn de halsband af te krijgen. Zo niet, dan zullen jullie uiteindelijk hier worden aangetroffen. En ik neem aan dat men jullie veel vragen zal stellen als ze jullie halsband afdoen. Ik denk dat je mogelijk uit eerste hand zult leren wat voor leven je de andere vrouwen hebt bezorgd. Dat is gerechtigheid,’ voegde ze er voor de andere vrouwen aan toe.
Renna zat strak en vol afgrijzen voor zich uit te kijken. Seta’s schouders schokten alsof ze in haar handen zat te huilen. Nynaeve staalde zichzelf. Dit is gerechtigheid, zei ze bij zichzelf. Dat is het en gebaarde de anderen het vertrek te verlaten.
Niemand schonk meer aandacht aan hun vertrek dan ze bij hun binnenkomst hadden gekregen. Nynaeve veronderstelde dat ze haar sul’damkleding daarvoor dankbaar moest zijn, maar ze kon haast niet wachten om iets anders aan te trekken. Wat dan ook. De smerigste kleren zouden nog schoner aanvoelen.
De meisjes liepen zwijgend vlak achter haar mee, tot ze weer op de kasseien stonden. Ze wist niet of hun zwijgzaamheid werd veroorzaakt door haar ‘uitspraak’ of door de vrees dat iemand hen zou tegenhouden. Ze grijnsde grimmig. Zouden ze zich beter hebben gevoeld als ze hen zo razend had laten worden dat ze die twee vrouwen de keel hadden afgesneden?