‘Het mijne deed dat zeker niet. Ze zou uit zijn buurt moeten blijven. Hij is gevaarlijk.’
‘Ze wil hem helpen,’ zei Nynaeve kalm. ‘Denk eraan dat ik haar opleidde om me te helpen en een Wijsheid houdt zich niet alleen bezig met het voorspellen van het weer. Helen hoort er ook bij. Egwene wil graag helen, voelt die behoefte. Als Padan Fajin zo gevaarlijk is, zou Moiraine wel iets hebben gezegd.’
Hij lachte blaffend. ‘Je hebt het haar niet gevraagd. Egwene gaf het toe en ik kan me niet voorstellen dat jij ergens toestemming voor vraagt.’ Haar opgetrokken wenkbrauwen lieten de lach van zijn gezicht verdwijnen. Maar hij weigerde zich te verontschuldigen. Ze waren ver van huis en hij begreep niet hoe zij zich als de Wijsheid van Emondsveld kon gedragen nu ze op weg was naar Tar Valon. ‘Zijn ze me al aan het zoeken? Egwene weet niet zeker of ze het zullen doen, maar Lan zei dat de Amyrlin Zetel hier is vanwege mij, en ik denk dat ik het met hem eens ben.’
Nynaeve antwoordde niet meteen. In plaats daarvan hield ze zich bezig met haar bol wol. Ten slotte zei ze: ik ben er niet zeker van. Een van de dienstmeiden kwam een poosje geleden. Om het bed op te slaan, zei ze. Alsof Egwene al wilde gaan slapen met het feest van de Amyrlin vanavond. Ik heb haar weggestuurd; ze heeft je niet gezien.’ in de mannenvertrekken slaat niemand het bed voor je open.’ Ze keek hem strak aan, een blik die hem een jaar geleden aan het stotteren zou hebben gebracht. Hij schudde het hoofd. ‘Ze zouden geen dienstmeisjes gebruiken om mij te zoeken, Nynaeve.’
‘Toen ik eerder vandaag voor een beker melk naar de provisiekamer ging, waren er te veel vrouwen in de gangen. Wie naar het feest ging, had zich al omgekleed moeten hebben en de anderen zouden ofwel hen moeten helpen ofwel zich voor het bedienen klaar moeten maken, ofwel...’ Haar voorhoofd toonde zorgrimpels. ‘Er is meer dan genoeg werk voor iedereen nu de Amyrlin er is. En ze waren niet alleen in de vrouwenvertrekken. Ik zag vrouwe Amalisa zelf uit een voorraadkamer bij de wijnkelder komen met haar gezicht onder het stof.’
‘Dat is belachelijk. Waarom zou zij helpen zoeken? Trouwens, waarom vrouwen? Ze zouden krijgslieden van heer Agelmar gebruiken, en zwaardhanden. En Aes Sedai. Ze moeten gewoon iets doen voor het feest. Bloedvuur, wie weet wat er allemaal voor een Shienaraans feest nodig is.’
‘Soms ben je een wolkop, Rhand. De mannen die ik zag, wisten ook niet wat de vrouwen aan het doen waren. Ik hoorde sommigen mopperen dat ze al het werk zelf moesten doen. Ik weet dat het onzinnig is dat ze jou zoeken. Niemand van de Aes Sedai leek er belangstelling voor te hebben. Maar Amalisa kan zich niet voor het feest klaarmaken door zich vuil te maken in een wijnkelder. Ze zochten naar iets, iets belangrijks. Zelfs als ze meteen daarna naar haar kamer is gegaan, betwijfel ik of ze tijd had om te baden en zich te kleden. Nu we het er toch over hebben: als Egwene niet gauw terugkomt, zal ze moeten kiezen tussen zich omkleden of op tijd zijn.’ Nu pas drong het tot hem door dat Nynaeve niet de wollen kleren uit Tweewater droeg waaraan hij gewend was. Haar gewaad was van lichtblauwe zijde, met geborduurde sneeuwkelkjes rond de hals en langs de mouwen. Ieder bloempje had een kleine parel in het midden en haar ceintuur was afgezet met zilver en had een zilveren gesp ingelegd met parels. Hij had haar nog nooit in zoiets gezien. Zelfs de feestkleren thuis konden daar niet aan tippen. ‘Ga jij naar het feest?’
‘Natuurlijk. Zelfs als Moiraine niet had gezegd dat ik moest komen, zou ik haar nooit op de gedachte willen brengen dat ik...’ Haar ogen vlamden even vurig op en hij wist wat ze bedoelde. Nynaeve zou nooit iemand laten denken dat ze bang was, zelfs als ze dat wel was. Zeker Moiraine niet en Lan al helemaal niet. Hij hoopte dat ze niet wist dat hij op de hoogte was van haar gevoelens voor de zwaardhand. Na een kort ogenblik verzachtte haar blik toen die op de mouw van haar gewaad viel. ‘Vrouwe Amalisa heeft me dit gegeven,’ zei ze zo zacht dat hij zich afvroeg of ze in zichzelf praatte. In gedachten verzonken streelde ze glimlachend over de zijde en rond de geborduurde bloemen.
‘Het staat je mooi, Nynaeve. Je ziet er mooi uit vanavond.’ Zodra hij het had gezegd, kromp hij ineen. Iedere Wijsheid was gevoelig voor gezag, maar Nynaeve was gevoeliger dan de meesten. De vrouwenkring in Emondsveld had altijd een oogje op haar gehouden, omdat ze zo jong was en misschien omdat ze knap was, en haar ruzies met de dorpsmeester en de dorpsraad hadden aan vele verhalen stof geboden.
Haar hand schoot van het breiwerk en ze keek hem kwaad fronsend aan. Hij praatte snel verder om haar voor te zijn. ‘Ze kunnen de poorten niet eeuwig versperren. Als die eenmaal open zijn, ben ik weg en dan kunnen de Aes Sedai me nooit meer vinden. Perijn zegt dat je in de Zwarte Heuvels en de Vlakte van Caralain stukken kunt vinden waar je dagen kunt rondtrekken en geen hond ziet. Misschien... misschien kan ik iets verzinnen wat ik moet doen...’ Niet op zijn gemak trok hij de schouders op. Hij hoefde het niet te zeggen, niet tegen haar. ‘En als ik niets kan verzinnen, raakt daar tenminste niemand gewond.’
Nynaeve was weer even stil en zei toen langzaam: ik weet het nog niet zo zeker, Rhand. Ik kan niet zeggen dat je voor mij iets anders dan een gewone dorpsjongen lijkt, maar Moiraine houdt vol dat je ta’veren bent. Ik neem aan dat zij denkt dat het Rad nog niet met je klaar is. De Duistere lijkt...’
‘Shai’tan is dood,’ zei hij grof en opeens leek de kamer te schokken. Hij greep zijn hoofd beet terwijl een golf van misselijkheid door hem heen spoelde.
‘Stommeling! Jij grote, blinde, stomme dwaas! De Duistere noemen, zijn aandacht trekken! Heb je nog niet genoeg moeilijkheden?’
‘Hij is dood,’ mompelde Rhand over zijn hoofd wrijvend. Hij slikte. De duizeligheid werd al minder. ‘Goed, goed. Ba’alzamon, als je erop staat. Maar hij is dood! Ik heb het gezien, ik zag hem sterven, zag hem branden.’
‘En ik zag jou zeker niet toen het oog van de Duistere op je viel. Zeg me niet dat je niets voelde, of ik geef je een draai om je oren; ik heb je gezicht gezien.’
‘Hij is dood,’ bleef Rhand volhouden. De onzichtbare toeschouwer flitste door zijn gedachten, en de wind op de torentrans. Hij huiverde. ‘Er gebeuren vreemde dingen zo dicht bij de Verwording.’
‘Je bent écht een dwaas, Rhand Altor.’ Ze balde haar vuist, ik zou je een draai om je oren geven als ik dacht dat ik wat verstand tussen die...’
De rest van haar woorden ging verloren toen overal in de burcht klokken begonnen te luiden.
Hij sprong overeind. ‘Dat is een alarm. Ze zijn op zoek...’ Noem de naam van de Duistere en zijn kwaad zal je treffen. Nynaeve stond langzamer op en schudde verontrust haar hoofd. ‘Nee, ik denk het niet. Als ze naar jou op zoek zijn, zouden die klokken je alleen maar waarschuwen. Nee, als het een alarm is, is het niet vanwege jou.’
‘Wat dan?’ Hij snelde naar de dichtstbijzijnde schietsleuf en tuurde naar buiten.
Lichten warrelden als vuurvliegjes in de door de nacht omhulde burcht, lantaarns en fakkels schoten kriskras in het rond. Sommige gingen naar de buitenmuren en transen, maar de meeste lichten bewogen beneden door de tuin en het deel van een kasteelhof dat hij kon zien. De reden voor al dat klokgelui moest in de burcht zijn. De klokken verstilden, waardoor mannengeschreeuw hoorbaar werd, maar hij kon niet goed horen wat ze riepen.
Als het niet voor mij is... 'Egwene,’ zei hij opeens. Als hij nog in leven is, als er nog ergens kwaad bestaat, zou hij mij willen treffen. Nynaeve, die bij een ander schietgat stond, draaide zich om. ‘Wat?’
‘Egwene.’ Hij liep met vlugge stappen de kamer door en griste zijn zwaard en schede uit zijn pak. Licht, bloedvuur, hij zou mij willen treffen, niet haar! ‘Ze is in de kerker bij Fajin. Stel dat hij is ontsnapt?’ Bij de deur kon ze hem nog net bij zijn arm grijpen. Ze reikte amper tot zijn schouder, maar ze hield hem vast met een ijzeren greep. ‘Wees geen grotere schaapskop dan je al geweest bent, Rhand Altor. Zelfs als dit niets met jou te maken heeft... Die vrouwen waren op zoek naar iets! Licht, man, dit zijn de vrouwenvertrekken! Daarbuiten staan hoogstwaarschijnlijk Aes Sedai in de gang! Egwene is vast en zeker in orde. Ze wilde Mart en Perijn meenemen. Zelfs als ze in moeilijkheden zit, zullen die wel voor haar zorgen.’