Выбрать главу

‘Zeg dat hij ze brengt,’ snauwde Linda.

Denolf knikte als een voorbeeldige slaaf. Het werkte dus ook wanneer ze geen leren pakje droeg.

‘Laat maar zitten, Marc. Ik kom er zelf wel om.’

Lodewijk Vandaele begroette Van In met een joviale handdruk. Hij wees naar een knus bankstel dat vlakbij het raam stond. In tegenstelling met daarstraks had Van In nu een prachtig uitzicht op een zorgvuldig onderhouden rotstuin met in het midden een klaterende fontein. Fonteinen waren in. Iedereen die zichzelf respecteerde had er een.

‘Een borrel, commissaris?’

Van In sloeg het verleidelijke aanbod vriendelijk af. Het zou van rooms-katholieke schijnheiligheid getuigen van een doodzonde een dagelijkse zonde te maken.

‘Doe niet flauw, commissaris. Niemand gaat dood van een bodempje whisky.’

Van In beet op zijn tanden en schudde het hoofd.

‘Koffie dan?’

‘Graag.’

Vandaele legde zijn dikke sigaar in de asbak en bestelde koffie via de intercom.

‘In de eerste plaats wil ik benadrukken dat mijn bezoek geen officieel karakter heeft,’ sprak Van In formeel.

‘Gaat u toch zitten, commissaris.’

Van In nam plaats in een imposante fauteuil die hem bijna volledig opslokte. Vandaele ging recht tegenover hem zitten. De forse grijsaard torende als een golem boven hem uit.

‘Ik veronderstel dat uw bezoek in verband staat met de vondst in de weide van de Love,’ anticipeerde hij met het air van een moderne Nostradamus op een mogelijke vraag van Van In.

Benson im Himmel, dacht Van In. Vandaele had het krot zelfs een naam gegeven. Hij dacht met weemoed terug aan zijn jeugdjaren, toen hij vergezeld van zijn zuster en de dochter van de plaatselijke kruidenier op het strand van Blankenberge ging spelen. In die stad droegen de afbladderende villa’s ook ronkende namen als Camelot, Beau Geste of Manderley. Een chic opschrift was in ieder geval goedkoper dan een lik verf.

‘Inderdaad, mijnheer Vandaele. Volgens de wetsdokter werd de moord in de jaren tachtig gepleegd. De Love,’ Van In had moeite om de belachelijke naam over zijn lippen te krijgen, ‘was toen nog uw eigendom.’

Vandaele strekte zijn linkerbeen en masseerde zijn knie.

‘Reuma,’ kreunde hij. ‘Mijn knieën spelen me al jaren parten.’

De oude vos probeerde tijd te winnen door het over een andere boeg te gooien, maar daar trapte Van In niet in.

‘Mag ik u vragen of u het domein vroeger regelmatig bezocht?’ vroeg hij luchtig.

‘Ach, commissaris. Mijn vader heeft de Love eigenhandig gebouwd. Als kind ging ik er iedere zomer spelen. Later kwam ik er af en toe om te schilderen. Ik beschouwde het huis als een soort jeugdherinnering.’

Aan de muur hingen diverse amateuristisch gepenseelde aquarellen. Met een beetje fantasie herkende Van In er de contouren van de Love in.

‘Hebt u het huis ooit verhuurd?’

Vandaele schoot in een bulderende lach.

‘Waarde commissaris, ik ben eigenaar van een boel huizen, villa’s en appartementen. Die verhuur ik. De Love is puur jeugdsentiment. Het was onze eerste vakantiewoning. Voorzover ik me herinner, heeft de barak er altijd bouwvallig uitgezien. Vandaag de dag eisen de mensen comfort. Niemand huurt nog een krot.’

Van In was blij dat ze het daarover eens waren. Dat verklaarde ook waarom Vandaele net de Love aan de vzw had overgemaakt. Iedereen weet immers dat rijke mensen alleen dingen weggeven die geen waarde hebben of die ze zelf niet meer kunnen gebruiken.

‘De Love heeft dus al die tijd leeggestaan?’

Vandaele nam een forse trek aan zijn sigaar. Een bleke jongeman kwam discreet binnen met een dienblad.

‘Zet maar op mijn bureau, Vincent. We bedienen ons zelf wel.’

Vandaele kwam krakend overeind. En profil leek hij een beetje op president De Gaulle: imposant en ongenaakbaar.

‘Ik kwam er ook af en toe met een paar neefjes,’ zei hij luchtig. ‘Kinderen zijn gek op oude huizen waar ze zich volledig kunnen uitleven. Soms bleven we zelfs ter plaatse overnachten. Dan stookten we ‘s avonds een gigantisch kampvuur. Nu mag dat natuurlijk niet meer, maar in die tijd stoorde niemand zich daaraan. De jongens dronken sloten cola, zongen liedjes of speelden toneel. Zo herinner ik me nog heel levendig de zomer van 1972. Het was zo warm dat we met zijn allen onder de blote hemel sliepen. Nu zou dat natuurlijk niet meer mogelijk zijn.’ Vandaele wees naar zijn knieën.

Persoonlijk koesterde Van In eveneens bijzonder aangename herinneringen aan die hete zomer. De twintigste augustus van dat jaar was hij voor de eerste keer met een meisje naar bed geweest.

‘Later, toen een van mijn neefjes leider was bij de scouts, diende de Love als kampeerplaats voor diverse jeugdbewegingen.’

Vandaele schonk koffie in. ‘Suiker?’

Van In schudde het hoofd.

‘Er heeft dus nooit iemand gewoond,’ drong hij aan.

‘Dat is correct, commissaris. Elf jaar geleden heb ik de Love aan een caritatieve instelling overgemaakt. Jeugdbewegingen kwamen er allang niet meer. Die slaan alleen nog hun tenten op waar ook douches en magnetrons in de buurt zijn.’

Vandaele lachte als een missionaris die net twintig heidenen heeft gekerstend.

‘De jeugd is tegenwoordig zeer veeleisend geworden, commissaris. De romantiek van weleer is morsdood. Zo vlug mogelijk carrière maken en geld verdienen zijn de enige dingen die hen nog interesseren.’

Vandaele was wel de laatste persoon die een dergelijke opmerking mocht maken. Van In knikte desalniettemin en nam een slokje van de koffie.

‘Daar kan ik over meespreken, mijnheer Vandaele,’ zei hij diplomatisch. ‘Alles moet nu snel en automatisch gaan. Kunt u zich de paniek onder de mensen voorstellen indien iedereen vanaf morgen afstandsbediening zou moeten missen?’

Vandaele schuddebolde. Hij zette zijn kopje op een bijzettafeltje neer en haalde een zakdoek boven. Tranen biggelden langs zijn wangen.

‘Dan zijn we volkomen hulpeloos, commissaris. De meeste mensen zouden verontwaardigd een technicus bellen en melden dat hun toestel stuk is.’

Van In speelde het spel mee. Hij deed een stuntelige poging om de gnuivende aannemer te imiteren. Deed hij dat iets te opvallend of besefte Vandaele dat hij als een onervaren welp in de val was gelopen?

‘We mogen de jeugd natuurlijk niet beladen met alle zonden van Israël,’ zei Van In plotseling ernstig. ‘Geef toe, commissaris, dat luxe ook voor ons volwassenen heel verslavend werkt. Soms zijn die gadgets verdomd handig.’

Vandaele masseerde ostentatief zijn stijve knieën.

‘Ik moet toegeven dat ik zelf niet vies ben van een stukje moderne technologie. Thuis heb ik mijn garagepoort ook voorzien van afstandsbediening. Dat bespaart me een paar pijnlijke momenten. Als een mens dat comfort gewend is, dan…’

‘Laat u die dingen overal installeren, mijnheer Vandaele?’

De joviale grijns, het handelsmerk van de oude aannemer, leek even te verstarren. Hij nam een slok van de koffie, verslikte zich en wendde een hoestbui voor. Die komedie gaf hem enkele seconden respijt.

‘U doelt waarschijnlijk op het hek in de Love, commissaris.’

Van In knikte.

‘Dat was geen kwestie van luiheid of van stijve knieën,’ zei Vandaele. Hij probeerde zijn stem dramatisch te laten klinken. ‘De installatie van het elektrische hek is een rechtstreeks gevolg van de bocht.’

Van In aanhoorde het trieste verhaal. De toegang tot de Love lag vlak achter een scherpe bocht. In 1979 was er een ongeval gebeurd met bijna dodelijke afloop. Een bromfietser was op Vandaeles geparkeerde wagen ingereden toen Vandaele het hek aan het openmaken was. De weg naar de Love was smal en de Mercedes van Vandaele besloeg de volledige breedte ervan. Het slachtoffer had de aanrijding weliswaar overleefd, maar Vandaele had gezworen dat dit hem nooit meer zou overkomen.

‘Daarom heb ik het hek stante pede van afstandsbediening laten voorzien,’ besloot Vandaele vurig. ‘Want voorkomen is nog altijd beter dan genezen.’