‘Geperverteerde mayonaisedraaier,’ schreeuwde ze. ‘Vuile matrakkenneuker, citroenmuil, aambeienklosser, lookworstenvreter, spaghettilul, kanarieverkrachter, tettenmakak, pisboom…’
Er kwam geen eind aan de verwensingen. Van In bleef rook in haar cel blazen en glimlachte. Die grijns was de druppel die de emmer deed overlopen. Linda stormde op de deur af, een scherpgepunte vinger in de aanslag. Van In zette een pas achteruit, ging in zijn stoel zitten en luisterde naar het gebonk op de deur. Dat hield ze tien minuten vol. Daarna stortte ze in. Ze barstte uit in een hysterische huilbui en gooide de deken op de grond. Als Van In nu naar binnen ging, riskeerde hij een onmiddellijke schorsing. Geen enkele hoofdcommissaris zou hem dekken als bewezen werd dat hij langer dan tien seconden met een naakte vrouw alleen in een politiecel had vertoefd.
Carine Neels reikte Linda haar kleren aan. Die had ze zo goed en zo kwaad als dat ging boven een elektrisch kacheltje gedroogd. De kleren voelden nog klam aan, maar Linda protesteerde niet. Haar recente woede-uitbarsting had haar volledig leeggezogen. Ze kleedde zich aan als een zombie. De schokbehandeling had haar tijdsbesef compleet in de war gestuurd. Hoelang zat ze hier al opgesloten? Wanneer mocht ze naar huis?
‘Mevrouw is klaar, commissaris,’ zei Carine toen Linda volledig aangekleed was. ‘Wilt u dat ik nog even blijf?’
Ze stelde die vraag uit bezorgdheid. Haar aanwezigheid kon de commissaris een boel narigheid besparen.
‘Ik kan je hulp best gebruiken, juffrouw Neels.’
Carine knikte. Ze vond het prettig dat Van In haar tutoyeerde. Ondanks de roddels die over de commissaris circuleerden, vond ze hem best een toffe kerel.
Van In haalde diep adem. Hij nam niet graag een jonge agente in vertrouwen. Veel keus had hij echter niet. Het was kwart over vier. De tijd drong.
‘Maar dan moet je me plechtig beloven dat alles wat je nu zal horen en zien strikt confidentieel is.’
Haar hart bonsde. Toen ze nog studeerde, had ze ooit een joint gerookt. Het tintelende gevoel dat van haar ruggengraat naar haar nek kroop, was minstens even lekker.
‘Dat spreekt vanzelf, commissaris.’
Van In glimlachte. Het meisje was zo groen als een biljartlaken en in deze situatie was dat eerder een voordeel dan een nadeel.
‘Mevrouw Aerts beschikt waarschijnlijk over informatie die onontbeerlijk is voor een goede afwikkeling van het onderzoek. Begrijp je dat, juffrouw Neels?’
Natuurlijk begreep ze dat. Ze volgde de zaak van het skelet op de voet.
‘Noem me gerust Carine,’ fluisterde ze samenzweerderig.
Benson im Himmel. Daar gaan we al, dacht Van In bitter.
Linda liep gewillig mee naar kamer 204. In haar ogen sluimerde wanhoop. Haar zelfvertrouwen had een flinke knauw gekregen. De gedwongen onthouding begon zijn tol te eisen en de drankduivel zette meedogenloos zijn laatste offensief in. Als Van In haar nu had verteld dat ze voor zes maanden de gevangenis in ging, had ze hem onvoorwaardelijk geloofd. Ze werd bijna gek van die gedachte, want iemand opsluiten is het ergste wat je een medemens kan aandoen.
Van In bood Linda een stoel aan. Ze bedankte hem daar bijna voor. In vaktermen werd die reactie het Helsinki-syndroom genoemd. Het begrip was in de jaren zeventig uitgevonden, toen gijzelingen om de haverklap het televisiescherm teisterden. Psychologen hadden geconstateerd dat bij gijzelingen na verloop van tijd een soort vriendschappelijke band ontstaat tussen de gegijzelden en de gijzelnemers. Twintig jaar geleden duurde het een aantal dagen voor zo’n bijzondere relatie tot stand kwam, maar in onze instantmaatschappij ging alles uiteraard veel sneller.
Linda ging zitten. Ze boog het hoofd, legde haar handen in haar schoot, als een Russische boerin die na een zware dagtaak thuiskomt en verpozing zoekt. Carine Neels stond achter haar in de houding, als een schildwacht. Het tafereel kreeg daardoor iets Oost-Europees. Er ontbrak alleen nog een leren jas en een priemende bureaulamp.
‘Mevrouw Aerts,’ zei Van In zoet. ‘Ik vrees dat ik u nog een paar vragen moet stellen.’
Linda reageerde nauwelijks. Ze was doodsbang. Ze herinnerde zich een film waarin de vrouwelijke bewaakster zich plotseling tot een bloeddorstige sadiste had ontpopt.
‘Ik wil weten welke mensen uw man zo allemaal naar het buitenverblijf van mijnheer Vandaele escorteerde.’
Linda sloeg de ogen op. William had haar altijd op het hart gedrukt dat ze nooit namen mocht noemen.
‘Daar heb ik me nooit mee bemoeid.’
‘Kom, kom, mevrouw Aerts. Alle speciale gasten van mijnheer Vandaele ontmoetten elkaar in de Cleopatra en daar staat u achter de bar.’
Vroeger, toen de heren nog een stevige brok vlees apprecieerden, was ze zelf een graaggeziene courtisane in de Love. Maar sinds de meeste mannen op gecapitonneerde skeletten vielen, had William haar tot barmeid gedegradeerd.
‘Dat is mogelijk,’ zei ze een beetje zelfverzekerder. ‘Ik zorgde voor de drankjes. Om identiteitskaarten heb ik nooit gevraagd. Naar verluidt is dat de taak van de politie.’
Carine snoof verontwaardigd. Dat mens had lef, zeg.
‘Natuurlijk, mevrouw.’ Van In legde bewust de nadruk op dat laatste woord. ‘Maar maak me niet wijs dat er geen vaste gasten over de vloer kwamen, van wie u de namen wel kende.’
Linda schudde koppig het hoofd. ‘Dat moet u aan mijn man vragen. Als u hem tenminste vindt.’
‘Mooi,’ zei Van In ijzig.
Hij leunde achterover in zijn stoel, trok een lade open en haalde een fles whisky en een glas boven.
‘Dan zit er niets anders op dan u terug naar uw cel te sturen.’
Het klokken van de whisky in het glas had op Linda hetzelfde effect als een bloedzakje op een pas ontwaakte vampier. Haar neusvleugels trilden. Ze moest zich beheersen om niet te kwijlen.
Van In zette het glas aan zijn lippen en nam een slok. Als dit geen excuus was om het gebruik van een borrel tijdens de diensturen te rechtvaardigen, wist hij het ook niet meer.
‘Ook een slaapmutsje, mevrouw Aerts?’
Carine trok haar wenkbrauwen op. Was de commissaris gek geworden?
Linda keek begerig naar de fles Haig. Van In nam een tweede glas uit de lade en schonk het halfvol. Hij stak een sigaret op en legde het pakje in het midden van zijn bureau. Linda stortte zich als een duikeend op de sigaretten. Carine greep haar arm beet, maar Van In gebaarde dat ze die moest loslaten. In zijn linkerhand hield hij een aansteker.
‘Vuurtje, mevrouw Aerts?’
Hij liet haar het vlammetje zien. Linda hield de nutteloze sigaret in haar bevende hand. Dit hield ze niet langer vol. Wat kon het haar schelen. Half Brugge wist wie de Cleopatra frequenteerde. En wat zich in de Love had afgespeeld, was toch geen misdaad.
‘Yves Provoost kwam er om de veertien dagen.’
‘De advocaat?’
‘Wie anders?’ reageerde ze pinnig.
Van In schoof de whisky dichterbij. Linda graaide naar het glas en dronk het in twee teugen leeg.
‘Dat was toch niet zo moeilijk, mevrouw Aerts.’
Van In reikte haar de aansteker aan en schonk een tweede borrel in. Daarna nam hij pen en papier. Naarmate het peil van de drank in de fles zakte, groeide de lijst met namen.
‘Tiens, Alexander De Jaegher. Wie had dat verwacht?’
‘Dokter Pijpen’ zei Linda smalend. ‘Die kwam soms twee keer in de week.’
Een halfuur later had Van In twee kwartovellen volgekrabbeld. Hij begreep meteen waarom Vandaele destijds een elektrisch hek had laten installeren. Sommige ‘cliënten’ van de Love waren zo bekend dat discretie van het allergrootste belang was. Snel en ongezien binnen- en buitenrijden was een onontbeerlijke voorwaarde om de privacy van de beroemdheden te kunnen garanderen.
Van In stak het Zand over. Het plein baadde in een onaards licht. De open vlakte, bezaaid met smeedijzeren lantaarns, deed hem denken aan een schilderij van Delvaux. Die associatie klonk zo gek nog niet, want vroeger stond hier het station en de naakte vrouw sliep nu haar roes uit in een cel om de hoek. Een koele oostenwind deed hem huiveren. Van In stopte zijn handen diep in zijn zakken en trotseerde met gebogen rug de koude herfstbries. Hij had in zijn leven al menige nacht overwonnen en geleerd dat wie het tot vijf uur uithield niet direct naar huis wilde. Daarom trok hij naar de Eiermarkt. Daar was alles potdicht. Het enige alternatief was de Villa Italiana.