Выбрать главу

Toen Van In om twaalf uur nog niet was komen opdagen, gaf Versavel er de brui aan. Frank wachtte immers op hem, met een heerlijk menu.

‘Hallo, spreek ik met Lodewijk Vandaele?’

Toen Vandaele de stem van Brouwers herkende, klikte hij een scrambler vast aan zijn toestel. Dit was een procedure waar ze nooit van afweken.

‘Hallo, Jos. Zeg het maar.’

Vandaele klonk gespannen en dat merkte Brouwers meteen.

‘Toch geen problemen?’ vroeg hij op de man af.

Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.

‘Provoost is dood,’ zei Vandaele. ‘Vermoord, naar het schijnt.’

‘Dat is niet mooi, mijnheer. Wenst u dat ik een onderzoek instel?’

‘Geen sprake van,’ zei Vandaele beslist. ‘Vertel me liever hoe de zaken er bij jou voorstaan.’

Brouwers voelde dat de oude iets voor hem verzweeg, maar drong niet verder aan.

‘Aerts zit op Malta,’ zei hij resoluut.

‘Malta. Hoe kom je daarbij?’

‘Omdat ik over aanwijzingen beschik die deze veronderstelling staven, mijnheer.’

Vandaele stelde geen overbodige vragen meer. Hij liet Brouwers de tijd om zijn hypothese te ontwikkelen.

‘Aerts heeft zestien miljoen overgeschreven naar een rekening bij de Banco Condottiere in Rome. Als hij zo snugger is als iedereen beweert, weet hij duivels goed dat die transactie te traceren is. Als hij geen sporen wil nalaten, is hij verplicht het geld persoonlijk af te halen. Daarom heeft hij een half miljoen cash opgevraagd. Dat geld heeft hij nodig om te overleven tijdens de afkoelingsperiode. Aerts rekent erop dat het gerecht hem over een paar maanden vergeten is. In zijn plaats zou ik hetzelfde doen. Ik zou een veilige schuilplaats opzoeken en wachten tot de storm geluwd is.’

‘Dat klinkt aannemelijk,’ zei Vandaele. ‘Maar de wereld is groot. Waarom uitgerekend Malta?’

Brouwers had die opmerking verwacht. Hij had zich die vraag immers zelf gesteld.

‘Ik ging ervan uit dat Aerts zich op bekend terrein zou schuilhouden en liefst niet al te ver van zijn kapitaal. In zijn plaats zou ik toch voor bekend gebied kiezen.’

‘Ga verder, Jos.’

‘Malta behoort nog niet tot de Europese Gemeenschap en is de laatste tijd erg in trek als belastingparadijs. Het eiland ligt op minder dan vijfhonderd kilometer van het Italiaanse vasteland. Iedereen die beschikt over iets wat op een boot lijkt, kan ongezien de overtocht maken. Bovendien is Aerts er in het verleden een aantal keer met vakantie geweest.’

Die informatie had Brouwers tientallen telefoontjes gekost. Bij het op een na laatste reisagentschap had hij geluk gehad. Brouwers had zijn smoes met veel verve gebracht. Zijn schoonbroer William Aerts had hem een appartementenhotel op Malta aanbevolen. Dat adres was jammer genoeg zoek geraakt en zijn zwager was momenteel onbereikbaar. Wat hij zich wel nog vaag herinnerde, was de naam van het reisagentschap waar William destijds zijn reis had geboekt. Was het veel gevraagd om te verifiëren hoe dat hotel op Malta heette?

‘Hoe wist je dat Aerts in een appartementenhotel gelogeerd had?’

‘Ik moest toch iets verzinnen,’ grijnsde Brouwers. ‘Het belangrijkste was dat zijn naam in hun computer zat. Volgens het reisagentschap dateerde zijn eerste reis naar Malta van 1988. De rekening bij de Banco Condottiere heeft hij een jaar later geopend. Volgens mij heeft Aerts zijn vlucht al een hele tijd voorbereid. Het zou me niet verwonderen dat hij op Malta iemand heeft leren kennen.’

‘Is dat niet wat al te voorbarig, Jos?’

‘Dat zal ik over enkele dagen weten, mijnheer.’

Brouwers dacht aan de premie van een half miljoen die Vandaele hem beloofd had als hij Aerts binnen de week liquideerde.

‘Jij gaat dus naar Malta,’ zei Vandaele.

‘Als u dat goedvindt, mijnheer.’

‘Natuurlijk, Jos. Maar houd me op de hoogte.’

‘Zonder fout, mijnheer. Ik bel u iedere avond tussen elf en twaalf.’

Van In arriveerde om kwart over twee in de Hauwerstraat. Hij had gezond geluncht met Hannelore, op het terras van het Mozarthuys. Op lavasteen geroosterd vlees was een acceptabel alternatief voor mensen die op dieet stonden.

Versavel stond door het raam te turen en reageerde amper op zijn vrolijke groet.

‘Problemen, Guido?’

Versavel draaide zich om en ging zonder een woord te zeggen achter zijn tekstverwerker zitten.

‘Je vergeet dat ik degene ben die last heeft van depressies,’ lachte Van In.

Versavel zweeg. De stilte woog als een nat badlaken op een droge huid.

‘Er is toch niets mis met Frank?’

Versavel greep naar zijn snor en wreef met zijn volle hand over zijn neus. Van In kwam bij hem staan. Zijn arm zweefde een ogenblik doelloos door de lucht en landde daarna nogal stuntelig op de schouder van zijn vriend.

‘Toch niets ernstigs, hoop ik?’

Versavel apprecieerde het gebaar. Hij keek Van In recht in de ogen. Zijn blik verried wanhoop en verdriet.

‘Frank is het afgetrapt. Toen ik vanmiddag thuiskwam, lag er een briefje op de tafel. Hij heeft alleen zijn kleren en zijn pannenset meegenomen.’

Versavel vertelde dit alsof hij een boodschap van een papiertje aflas.

‘Heeft Jonathan hier iets mee te maken?’

Van In had medelijden met zijn vriend, maar aan de andere kant was hij opgelucht dat blijkbaar niet alleen hetero’s het patent op jaloersheid bezitten.

‘Frank voelde zich bedrogen. Hij dacht dat hij mijn huisslaafje was.’

Van In had in zijn leven al heel wat meegemaakt, maar een snikkende kerel van zesenvijftig werd ook hem te veel.

‘Guido toch.’ Meer kon hij niet over zijn lippen krijgen. ‘Zo ineens?’

Versavel schudde het hoofd. Hij had de breuk voelen aankomen en vervloekte de dag waarop hij Jonathan had teruggezien.

‘Eigenlijk is het mijn schuld,’ zei Van In ootmoedig. ‘Als ik je niet had gevraagd om…’

‘Dat heb ik zelf voorgesteld,’ protesteerde Versavel.

‘Wil je dat ik je naar huis breng?’

Versavel keek zijn vriend met waterige ogen aan. Van In kreeg er een krop van in zijn keel.

‘Thuis zou ik knettergek worden, Pieter.’

Versavel pakte zijn hand vast. Dat had Van In van geen andere man kunnen verdragen.

‘Een beetje frisse lucht zou me deugd doen, Pieter.’

Carine Neels schrok toen ze de beide mannen in die houding aantrof. Twee dagen geleden had ze zeker aangeklopt voor ze kamer 204 binnenkwam, maar nu voelde ze zich al een volwaardig lid van de Bijzondere Recherche van de Brugse politie.

‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik wist niet dat…’

‘Je hoeft je niet te excuseren.’

Van In deed geen enkele poging om Versavels hand los te laten.

‘Ik kwam verslag uitbrengen over mijn onderzoek,’ zei Carine.

Haar telefonische odyssee was niet erg succesvol geweest. Vijf minuten geleden had ze dokter Verminnen gesproken. Verminnen was de laatste plastische chirurg die Carine had gecontacteerd en ook hij kon zich geen geval herinneren van een jongeman die zijn kin om esthetische redenen naar achteren had laten plaatsen. Tot haar grote verbazing vond Van In dat niet erg.

‘Misschien kan je je op een andere manier nuttig maken, Carine.’

Haar hart ging sneller kloppen toen Van In haar bij de voornaam noemde.

‘U zegt het maar, commissaris,’ reageerde ze enthousiast.

‘Ben je vanavond vrij?’

Die vraag plaatste Carine Neels voor een dilemma. Moest ze nu verleidelijk ja knikken of verontwaardiging veinzen? Haar wipneusje trilde van opwinding. Droomde ze of hield hij haar voor de gek?

‘Dat hangt een beetje van de opdracht af,’ zei ze neutraal.

Van In liet de hand van Versavel los en nodigde Carine uit om aan zijn bureau te komen zitten.

‘Weet je wat een undercoveragent is, Carine?’

Natuurlijk wist Carine dat. Ze was immers een trouwe fan van NYPD en Hill Street Blues.

‘Dan ken je ook het risico dat daaraan verbonden is?’