Ze knikte en probeerde haar versnelde ademhaling te camoufleren door stoer haar armen te kruisen.
‘Goed,’ zei Van In. ‘Ik wil dat je de rest van de dag vrij neemt en…’ Hij gaf haar een aantal precieze instructies. ‘Daarna verwacht ik je om acht uur bij me thuis. Daar kunnen we de rest van de operatie doornemen.’
Carine Neels zweefde naar buiten als een madonna op wolkjes. Ze wilde haar geluk van de daken schreeuwen. Maar dat kon niet. Als ze dat deed, was ze geen undercoveragente meer.
Grauwe wolken pakten zich samen boven de torens van Brugge. Na een lange, warme zomer droeg september de belofte van een vroege winter in zich. Daarom sloeg Van In de richting van de kust in. Met een beetje geluk vonden ze daar nog wat zon. De hele rit zei Versavel geen woord. Hij staarde voor zich uit alsof ze naar het eind van de wereld reden.
Van In parkeerde de Golf bij de jachthaven van Blankenberge. Van een grijze herfstlucht was daar niets te merken. De badplaats pronkte onder een azuurblauwe hemel. Op de dijk woei een aangename zeebries. De mensen leken hier vriendelijker dan in het bestofte Brugge. De lucht was er zuiver en het ruisen van de zee liet zelfs Versavel niet onberoerd.
‘Je bent een fijne man, Pieter,’ zei hij plotseling.
Van In legde zijn arm om de schouder van zijn vriend.
‘Dat weet ik, Guido,’ lachte hij. ‘En ik ben blij dat ik het eens van een ander hoor. Maar je hebt me wel laten schrikken. Een breuk met Frank. Na al die jaren!’
Versavel zoog zijn longen vol lauwe zeelucht. Tijdens de rit van Brugge naar Blankenberge had hij geprobeerd een verklaring te vinden voor het gruwelijke drama dat zijn ordentelijke leven aan flarden had gescheurd.
‘Ik had het moeten weten,’ zei hij. ‘Seksueel kan ik Frank niet meer bijhouden. Daar lijdt hij onder. De voorbije maanden heeft hij er meermaals op gealludeerd. Daarom moest ik zonodig bewijzen dat ik mijn mannetje nog kon staan. De affaire met Jonathan was de druppel die de emmer deed overlopen. Frank is weg. Nu ben ik oud en alleen.’
Van In had ervaring met depressies. Troostende woorden zouden de wonde niet helen, maar zwijgen had ook geen zin.
‘Verkondig toch geen onzin, Guido. Je ziet er amper veertig uit. En de wereld is zo groot. Je bent knap, vriendelijk, intelligent en bovendien…’
Van In vertelde precies wat hij van de goedbedoelende medemens ook niet wilde horen wanneer hij aan de grond zat. Daarom deed hij iets wat hij zich in zijn wildste dromen nooit had kunnen voorstellen. Hij bleef staan en keek Versavel recht in de ogen.
‘En bovendien ben je mijn beste vriend, Guido. Ik hou van je.’
Zelfs Versavel schrok toen Van In hem omhelsde. De kus op zijn wang verzachtte even de schrijnende pijn. Dagjesmensen vergaapten zich aan het zoenende homostel, maar daar trok Van In zich geen bal van aan.
‘Hannelore had net hetzelfde gedaan,’ zei hij. ‘We houden allebei erg veel van je, Guido. Vergeet dat niet.’
Versavel keek naar de lucht omdat hij geen woorden vond om zijn gevoelens te uiten. Hij aaide zijn snor op de gewone manier en dat vond Van In een goed teken.
‘Ik denk dat we een Duvel verdiend hebben,’ zei Versavel onverwacht.
‘We?’
‘Ik denk dat ik er vandaag ook een kan gebruiken,’ zei Versavel.
Een garnaalschuit voer de haven binnen, met in zijn zog een zwerm schreeuwende meeuwen. Voorbij het gebouw van de reddingsdiensten sloegen ze linksaf in de richting van het Oosterstaketsel.
Aan het eind van de pier stond een houten loods die als café-restaurant fungeerde. Het terras zat stampvol. Tientallen wandelaars waren er neergestreken en genoten van de late herfstzon.
Van In bemachtigde in extremis een tafeltje omdat vier kakelende Duitsers het maar niet eens werden over de prijs van de sangria. Daar profiteerde hij ongegeneerd van. Dat vond de ober niet erg. Hij glimlachte veelbetekenend toen de Germanen hun ‘droge wandeling’ voortzetten.
‘Twee Duvels,’ zei Van In. ‘IJskoud, als het kan.’
Toen een statig zeiljacht langs het staketsel stevende, veerde iedereen op het terras recht. Overal klikten camera’s. Voor heel wat mensen was dit het hoogtepunt van de dag. Een originele foto zou thuis het bewijs zijn dat ze iets hadden beleefd.
‘Gaat het een beetje?’ vroeg Van In bezorgd.
Versavel rolde zijn hemdsmouwen op en strikte zijn das los. Niemand had in hem nog een politieman herkend.
‘De Kee wilde je vanmorgen spreken,’ zei hij.
‘Guido, in ‘s hemelsnaam. Ontspan je toch.’
‘Dat doe ik ook, Pieter. Mijn werk is alles wat me nog rest. Het helpt de spoken te verdrijven.’
De ober, een vriendelijke slungel van een jaar of veertig, serveerde de Duvels, waarop een dikke schuimkraag stond. Zo hoorde het ook. Toen Versavel aanstalten maakte om onmiddellijk te betalen, maakte de man een afwerend gebaar. Dat beviel Versavel.
‘Weet je ook waarover de oude me wil spreken?’
Versavel dronk van het zware bier alsof het mineraalwater was. Schuimvlokjes glinsterden in zijn snor.
‘Hij heeft je rapport gelezen, Pieter. Ik denk dat hij verveeld zit met de lijst die je Linda Aerts afhandig hebt gemaakt. De Jaegher is bestuurslid van de Rotaryclub, waarvan ook De Kee lid is.’
‘Ik kan me voorstellen dat een aantal namen hem nachtmerries bezorgt.’
Van In dacht onder meer aan Johan Brys, de ambitieuze minister van Buitenlandse Zaken. Vanaf een bepaald niveau leden die lui allemaal aan de gat-en-geldziekte.
‘Herbert moet een heel speciale man geweest zijn,’ mijmerde hij.
‘Denk je dat er een connectie bestaat tussen Brys, Provoost en Herbert?’
‘Twee ervan zijn in ieder geval dood,’ zei Van In.
‘Je bent dus van plan Brys aan te pakken?’
Van In had zich die vraag de voorbije achtenveertig uur al duizend en één keer gesteld. Het afslachten van ministers was vandaag de dag weliswaar in de mode, maar om Brys op de rooster te leggen had hij echte bewijzen nodig. Dat de man af en toe een nummertje had gemaakt in een obscuur boerderijtje was geen strafbaar feit.
‘Er staan nog een paar interessante namen op de lijst, Guido.’
Versavel knikte. De minister van Buitenlandse Zaken verhoren op grond van een geforceerde bekentenis van een hoerenmadam leek hem een riskante onderneming. Het idee om hem het vuur aan de schenen te leggen door zijn epigonen uit te roken, klonk een stuk veiliger.
Van In bestelde twee nieuwe Duvels en een bordje kaas. De lichte lunch van vanmiddag eiste zijn tol.
‘We moeten de zwakste schakel vinden, Guido.’
Hij haalde een kopie van de lijst uit zijn binnenzak. Samen overliepen ze de namen. De magistraten kwamen niet in aanmerking. Restten een tiental politici, een ex-kolonel van de rijkswacht, vier industriëlen, een geestelijke, twee hoge functionarissen van Financiën, Vervoort en De Jaegher. Van In wist dat de lijst verre van volledig was. Linda Aerts kende alleen de namen van de vaste klanten. Hij nam een balpen en onderstreepte de namen van de bestuursleden van de vzw: Vandaele, Provoost, Vervoort, Deflour en Muys.
‘Ik kies voor de kanunnik,’ zei Versavel enthousiast. ‘Van pastoors wordt verondersteld dat ze niet liegen.’
Van In omcirkelde de naam van Deflour.
‘Dan neem ik Muys,’ grinnikte hij.
‘Waarom Muys?’
Van In nam een slok van zijn nieuwe Duvel.
‘Nogal duidelijk,’ lachte hij. ‘Muys rijmt op onkuis.’
Versavel dronk zijn tweede Duvel bijna in één teug leeg. Die overdosis bleef niet zonder gevolg.
‘Dat moet ik dringend aan Europol doorseinen,’ zei hij met een dubbele tong. ‘Ik ben ervan overtuigd dat die onderzoeksmethode nog niet in hun computers ligt opgeslagen. Het zou me niet verbazen als straks alle pyromanen Vandenbrande bleken te heten.’
‘Nee, die heten Vandenbroucke,’ lachte Van In.
Carine Neels had twee keer de weg moeten vragen voor ze de Vette Vispoort vond. De man die ze in de Sint-Jacobsstraat had aangesproken, bood haar vijfduizend frank aan als ze voor een uurtje met hem mee wilde gaan. Dat bewees dat haar metamorfose geslaagd was. Carine bekeek zich in het spiegelglas van een etalage. Ze vond van zichzelf dat ze er behoorlijk sexy uitzag.