‘Toen was dat niet ongewoon,’ jammerde Muys. ‘In de jaren tachtig werd dat soort van praktijken getolereerd.’
‘U hebt zich dus bekeerd,’ merkte Van In cynisch op.
Muys keek hem smekend aan, als een varken dat oog in oog staat met zijn slachter.
‘U kunt me waarschijnlijk ook niets vertellen over Brys en Provoost?’
Muys schudde driftig het hoofd. Eén woord over Brys betekende het einde van zijn carrière bij Financiën.
‘Vervoort misschien?’
Muys staarde wezenloos voor zich uit. Vervoort was dynamiet. Hij had Vandaele daar al jaren geleden attent op gemaakt.
‘U kent mijnheer Vervoort toch. Als ik me niet vergis, zit hij in de raad van bestuur van de vzw Eigen Hulp en volgens de gegevens waarover ik beschik, zetelt u eveneens in die raad van bestuur.’
Van In had die opmerking tot op het laatst bewaard. Het geklets over de moord op Provoost diende alleen om Muys murw te maken.
‘Dat klopt, commissaris.’
De ambtenaar klemde zijn kaken opeen. In die pose leek hij het meest op een cobra.
‘De vzw is een initiatief van mijnheer Vandaele. Het doel van de vereniging is het steunen van mensen in nood.’
‘Eigen volk?’
‘Iedere Vlaming die in nood verkeert, kan bij ons komen aankloppen.’
‘Zonder enige voorwaarde?’
‘Zonder enige voorwaarde,’ beaamde Muys. ‘Natuurlijk wordt het verhaal van de cliënt geverifieerd, zodat we met het systeem geen profiteurs bevoordelen.’
Muys slikte. Zijn adamsappel reageerde bijna onzichtbaar. Het woord ‘profiteurs’ had hij beter niet in de mond genomen.
‘Merkwaardig,’ zei Van In. ‘Ik heb gehoord dat wie hulp van de vzw wil krijgen over een lidkaart van het VLOK moet beschikken.’
Het was een beredeneerde gok. Van In beschikte over geen enkel hard bewijs dat de vzw hulp verleende op basis van een ideologische voorkeur.
‘Daar is absoluut geen sprake van, commissaris. Het VLOK is een politieke beweging, waarmee we samenwerken. Ik kan natuurlijk niet ontkennen dat heel wat mensen die we helpen zich daardoor spontaan bij die beweging aansluiten.’
Van In wist hoe hij een winnende hand kon uitspelen.
‘Bent u een revisionist, mijnheer Muys?’
De hoofdverificateur kreeg het zichtbaar benauwd. De meanderende ader op zijn voorhoofd zwol zichtbaar.
‘Ik hoef op deze vraag geen antwoord te geven,’ zei hij gelaten.
Van In peilde de vijandigheid die in die zinsnede vervat lag.
‘U bent er dus een,’ zei hij smalend. ‘Het zou me niet verbazen dat de miljoenen die de vzw jaarlijks aan drukwerk spendeert, dienen om onnozele zielen ervan te overtuigen dat de concentratiekampen een fabeltje zijn en dat de joden die nooit teruggekeerd zijn aan longontsteking en dysenterie gestorven zijn.’
‘U hebt het recht niet,’ zei Muys met ingehouden woede.
De lelijke ader op zijn voorhoofd pulseerde. Van In vond dat hij zich niet langer hoefde in te houden.
‘Welk recht hebben jullie om mensen die in nood verkeren te misleiden? Ik walg van jullie soort en ik kan u één ding beloven: de dag komt dat ik u persoonlijk in de boeien sla.’
Van In wierp een vluchtige blik op zijn polshorloge.
‘Maar nu wordt het tijd dat ik wat frisse lucht inadem.’
Hij stond op en liet de hoofdverificateur in een min of meer verhakkelde staat achter.
Versavel zat in kamer 204 op Van In te wachten. Zijn bezoek aan kanunnik Deflour was korter uitgevallen dan hij had gedacht.
‘Het vlees is zwak,’ zei Versavel toen Van In hem vroeg hoe het gesprek met de geestelijke was verlopen. ‘Ik heb de indruk dat de arme man blij was dat hij zijn zonden kon belijden.’
In andere omstandigheden zou Versavel gegrinnikt hebben. Nu bracht hij verslag uit alsof hij het leed van de hele mensheid op zijn schouders torste.
‘Heeft de kanunnik iets losgelaten over Provoost?’
‘Negatief.’
‘Brys?’
‘Geen woord,’ zei Versavel. ‘Deflour leek me eerlijk.’
‘Het VLOK?’
‘Deflour zweert bij alle heiligen dat hij geen inzage heeft in de boekhouding van de vzw.’
‘Dat is onzin. Ik zou alle extreem-rechtse pastoors in dit land de kost niet willen geven.’
‘Misschien zitten we op het verkeerde spoor,’ opperde Versavel.
Die gedachte was ook bij Van In opgekomen. Het verband tussen Herbert, Provoost en het VLOK was bijzonder broos. Als Provoost niet was vermoord, had hij die hypothese al lang opgegeven.
‘Als de telefoontap niets oplevert, vrees ik dat we in een andere richting moeten zoeken,’ zei Van In gelaten.
Versavel keek zijn baas met grote ogen aan. Die grabbelde zijn laatste sigaret uit een verkreukt pakje.
‘Ik wilde het je niet vertellen, Guido, maar…’ Van In zoog zijn longen vol met rook. ‘Ik ken toevallig een handige jongen die zwaar bij mij in het krijt staat.’
Versavel bracht zijn hand naar zijn voorhoofd.
‘Je speelt met vuur, Pieter. Is Hannelore hiervan op de hoogte?’
‘Ze wil per se naar Portugal,’ zuchtte Van In. ‘Als ik de legale weg volg, duurt het minstens twee maanden voor ik de toestemming krijg om hun lijnen af te tappen.’
‘Zeg dat wel,’ reageerde Versavel scherp. Hij en Frank hadden een reis naar Turkije gepland. Zijn hart bloedde toen hij daaraan dacht.
‘Waarom laat je dan Vandaele en Brys niet afluisteren?’
Nog voor Van In die vraag kon beantwoorden, rinkelde de telefoon.
‘Hallo.’
Van In nam een balpen, noteerde koortsachtig een paar zinnen in een kriebelig handschrift en stelde een paar korte vragen, waaruit Versavel niets kon opmaken. Het gesprek duurde amper drie minuten. Toen Van In de hoorn neerlegde, zag hij er bijzonder opgetogen uit.
‘Wel?’ vroeg Versavel.
‘De toestellen van Vandaele en Brys zijn voorzien van een scrambler,’ zei hij verstrooid.
‘Dat bedoel ik niet, Pieter.’
‘Dat vroeg je toch?’
‘Ja, natuurlijk heb ik dat gevraagd. Maar nu wil ik weten wie je zo-even aan de lijn had.’
Van In deed alsof hij de bitse toon van Versavel niet opmerkte. De brigadier stond op het punt in te storten. Van het positieve effect van hun uitstapje naar Blankenberge bleef bitter weinig over. Het verlies van Frank had hem in twee dagen tijd vijf jaar ouder gemaakt.
‘Muys heeft amper vijf minuten na mijn vertrek gebeld met Vervoort. Hij informeerde naar de boekhouding van de vzw, of die een diepgaande controle kon verdragen. Aan de reactie van Vervoort te oordelen, hoefde Muys zich daarover geen zorgen te maken. Geen enkele onderzoeksrechter zou het wagen tegen de vzw een huiszoeking te bevelen.’
‘Hij zou wel eens gelijk kunnen hebben, Pieter.’
Van In haalde de schouders op.
Leo Vanmaele stond bekend om zijn feilloos gevoel voor timing. Hij verscheen steevast op een moment waarop niemand hem verwachtte.
‘Ik stoor toch niet?’ grijnsde de kleine fotograaf.
‘Jij, storen? Doe niet flauw, Leo. Pak een stoel en ga zitten. Is er nog koffie, Guido?’
Versavel knorde een ontkenning, stond op en ontfermde zich over het koffiezetapparaat.
Vanmaele nestelde zich in een van de nieuwe, verstelbare bureaustoelen. Hij vond het prettig de hoogte van de stoel te regelen wanneer hij er al in zat. Daar kreeg hij kriebelingen in zijn buik van, net als op de kermis. Maar zelfs op de laagste stand raakten zijn voeten amper de vloer.
‘Provoost heeft geen gemakkelijke doodstrijd gehad,’ zei hij met een bedrukt gezicht.
Van In knikte. Stikken met een wasknijper op je neus leek hem ook niet meteen de prettigste manier om te sterven.
‘Het ziet er naar uit dat zijn moordenaar hem eerst nog wat heeft gekieteld.’
Versavel draaide zich verrast om.
‘Verklaar je nader,’ zei Van In nieuwsgierig.
‘In de studeerkamer van Provoost stond een staande lamp, zo’n duur Italiaans ding, waarvoor…’