‘In M’Dina wonen hoofdzakelijk rijke mensen.’
Brooks nam Brouwers bij de arm. De mythe dat Belgen onvermoeibare bierdrinkers zijn, vond hij fel overdreven. Zijn vriend zag er allesbehalve fris uit.
‘Meestal telgen uit oude Maltese geslachten. De stad is een openluchtmuseum dat jaarlijks honderdduizenden bezoekers trekt.’
Brooks loodste Brouwers over het zonovergoten plein. Het was zo heet dat zelfs de toeristen beschutting zochten in de schrale schaduw van een solitaire palmboom. Dat scheelde minstens tien graden.
Beide mannen liepen onder de grote toegangspoort door. De stad was omringd met hoge vestingmuren die de mediterrane hitte opslorpten als oude woestijncactussen. In de gedempte slotgracht speelden diepgebruinde tieners een flitsend spelletje voetbal. Eigenlijk was M’Dina geen stad, maar een versterkte burcht: imposant en oninneembaar.
Jeroen Plets was een zwaargebouwde Vlaming met een hangbuik en blozende wangen. Hij zag eruit als een tevreden herenboer die zijn schaapjes al jaren op het droge heeft. Toen Brouwers hem in het West-Vlaams uitlegde dat hij een landgenoot zocht, nodigde Plets hen met een gastvrij gebaar uit binnen te komen. Brooks wist dat de Vlaming met een Maltese was gehuwd. Ze hadden elkaar twintig jaar geleden leren kennen op een juwelenbeurs in Milaan. Plets was destijds inkoper voor een befaamd Antwerpse bijoutier geweest. Zijn toekomstige verloofde leidde de Maltese delegatie en presenteerde er voor de eerste keer een exquise collectie zelfontworpen juwelen. Het was liefde op het eerste gezicht geweest. Na zestien maanden van schriftelijke en telefonische hofmakerij hadden ze elkaar in de winter van 1979 eeuwige trouw beloofd. Nu controleerden ze een vijftiental juwelierszaken op het eiland. Het snelgroeiende toerisme had het ondernemende echtpaar geen windeieren gelegd. Daar was hun exclusieve stek in M’Dina het sprekende bewijs van.
‘Het is een eeuwigheid geleden dat we nog een Vlaming op bezoek kregen,’ lachte Plets. ‘Is het de eerste keer dat u Malta bezoekt?’
Brouwers knikte.
‘Jane, we have visitors,’ riep zijn gastheer enthousiast.
Jane bleek een schonkige, ietwat timide vrouw. Haar glimlach was echter innemender dan die van een getraind fotomodel.
Ze begroette Brouwers en Brooks met een verfrissende handdruk. Om haar vingers zaten de prachtigste zilveren ringen die Brouwers ooit had gezien.
‘Can I offer you some white wine?’ vroeg ze zonder zich op te dringen.
Brouwers snakte naar een glas water. Normaal was hij zeer matig met alcohol. Bovendien had hij de voorbije week al twee keer zwaar gezondigd.
‘That’s very kind of you, ma’m,’ zei Brooks.
Met dit antwoord behoedde hij zijn vriend voor een onvergeeflijke blunder. Op het eiland betekende een weigering immers een belediging voor de gastvrouw.
Jane trok zich glimlachend terug en het gezelschap installeerde zich in de met kussens beklede rotanstoelen die kriskras door elkaar stonden opgesteld in de binnentuin. De patio van het historische pand beantwoordde perfect aan zijn doeclass="underline" het bood schaduw en koelte.
‘Maakt u het zich maar gemakkelijk, heren,’ zei Plets opgetogen.
Zijn vrouw zorgde ondertussen voor de refreshments. Jane zette een dienblad neer op de tafel en liet als een voorbeeldige gastvrouw de rest aan haar man over. Ze zag er erg lief uit in haar lange, kobaltkleurige jurk, die heel subtiel een aantal overtollige rondingen camoufleerde. De mollige Maltese leek op een weldoorvoede Arabische prinses. Haar grijze ogen keken verstandig en de prachtige juwelen waarmee ze zich had getooid, rinkelden bij de minste beweging.
Plets haalde een beslagen fles witte wijn uit de ijsemmer en bediende zijn gasten.
Brooks leunde lui achterover en proefde van de voortreffelijke wijn. Hij was vertrouwd met de Maltese gastvrijheid en bereidde zich voor op een luie middag.
‘U zei net dat hier zelden Vlamingen over de vloer komen, mijnheer Plets,’ informeerde Brouwers. ‘Dus ook geen familie of kennissen?’
Brooks zag hoe de pretlichtjes in Janes blik wegdeemsterden. Plets reageerde eveneens verstoord. Hij antwoordde niet, maar hief zijn glas. Secondelang keek hij door de parelende wijn naar de diepblauwe hemel. Het caleidoscopische effect van de dansende kleuren leek hem meer in beslag te nemen dan de vraag die zijn gast hem had gesteld.
‘Ik neem aan dat u nog contacten onderhoudt met het moederland,’ drong Brouwers voorzichtig aan.
‘Nee, mijnheer,’ zei Plets mat.
De sfeer was duidelijk naar de vaantjes. Dat had zelfs een olifant kunnen aanvoelen.
Brouwers voelde nattigheid en probeerde wanhopig de brokken te lijmen.
‘Excuseert u mij, als ik indiscreet ben geweest.’
‘Mijn familie heeft me twintig jaar geleden verstoten,’ zei Plets na een zenuwslopende stilte. De confrontatie met het verleden reet de oude wonden opnieuw open, maar hij had geen enkele reden om de waarheid te verdoezelen. Eigenlijk was hij opgelucht om na al die jaren zijn hart eens te kunnen uitstorten.
‘Dat kon u natuurlijk niet weten, maar neem van me aan dat de man die u zoekt geen familie van ons is.’
‘Daar had ik geen moment aan gedacht, mijnheer Plets.’
Brouwers speelde handig in op de nieuwe wending in het gesprek.
‘De man die ik zoek, is een notoire oplichter en ik heb reden om aan te nemen dat hij zich op het eiland schuilhoudt. Het leek me logisch te veronderstellen dat iemand die op de vlucht is voor de wet, contact opneemt met een landgenoot. Volgens Jonathan bent u een van de weinige Vlamingen die op Malta wonen, dus…’
‘Dat begrijp ik best, mijnheer Brouwers,’ onderbrak Plets hem. ‘Maar geloof me, u bent de enige Vlaming die ons de voorbije tien jaar heeft opgezocht.’
Hij wreef over zijn stoppelbaard. Brouwers herinnerde hem aan zijn familie. De notoire oplichter genoot plotseling zijn volste sympathie.
Jane schortte haar jurk op en kruiste de benen. Brooks vond dat het stilaan tijd werd om op te stappen.
‘Ik wil niet beweren dat u de man kent,’ zei Brouwers op een vergoelijkende toon. ‘Malta is een klein eiland. Misschien hebt u een gerucht opgevangen.’
‘Voor geruchten moet u bij Amand zijn.’
‘Is dat die restauranthouder op Gozo?’ vroeg Brouwers.
Plets knikte. ‘Als iemand u kan helpen, dan is het Amand wel. Hij kent iedere vreemdeling op het eiland.’
Jane schonk de glazen nog eenmaal vol en keerde de lege fles om in de ijsemmer, een duidelijk signaal dat ze het bezoek als afgelopen beschouwde.
Een kwartier later zaten Brooks en Brouwers in de ovenhete landrover.
‘Wat heb ik verkeerd gedaan, Jonathan?’
‘Just bad luck,’ zei Brooks. ‘Ik wist niet dat die familiekwestie zo gevoelig lag.’
‘Op naar Gozo dan maar,’ zuchtte Brouwers.
Brooks wierp een blik op zijn polshorloge. ‘No problem,’ zei hij enthousiast. ‘Op Gozo stikt het van de goede hotels.’
Brouwers vroeg niet waarom Brooks op het eiland wilde overnachten. Zo gehaast was hij nu ook weer niet.
Hoofdinspecteur Baert zat driftig op zijn klavier te tokkelen toen Versavel binnenkwam.
‘Goedemorgen, brigadier.’
Versavel negeerde de groet van zijn overste en informeerde evenmin naar zijn gezondheidstoestand. Hij was degene die zich belabberd voelde. Het was de eerste keer in bijna veertig jaar dat hij zich niet had geschoren en hij droeg al twee dagen hetzelfde overhemd.
‘We hebben gisteren belangrijke informatie over William Aerts binnengekregen,’ zei Baert na een poosje. De stilte irriteerde hem. Bovendien vond hij dat Van In en Versavel zich onprofessioneel gedroegen.