‘Ik heb gisteren de hele dag geprobeerd jullie te bereiken,’ voegde hij er verwijtend aan toe.
Versavel besnuffelde zijn oksel en trok een vies gezicht. Daarna concentreerde hij zich op het koffiezetapparaat.
‘William Aerts heeft vorige dinsdag een lijnvlucht naar Rome genomen. Denk je niet dat we ons beter op dat spoor zouden toeleggen, brigadier? Volgens mij heeft iemand die halsoverkop de benen neemt altijd iets te verbergen.’
‘Laat die beslissing maar aan Van In over,’ gromde Versavel tussen zijn tanden.
Baert had natuurlijk gelijk, maar Versavel viel liever dood dan dat toe te geven.
‘Komt de commissaris eigenlijk nog vandaag?’
‘Wil je me een groot plezier doen, Baert?’
De hoofdinspecteur draaide zich half om. ‘Een plezier, brigadier?’ Het klonk als een kinderversje.
‘Hou je mond en laat me met rust,’ sprak Versavel bits.
Baert reageerde als een parkinsonpatiënt. Hij wilde iets doen wat maar niet wilde lukken. Toen hij er eindelijk in slaagde uit zijn stoel te komen, vloog de deur met een klap open. Van In dacht even dat hij op een filmset was aanbeland waar de regisseur net cut geschreeuwd heeft.
‘Ik ben mijn pasje vergeten en die clown aan de ingang wilde me niet doorlaten.’
Versavel grinnikte. Van In gebruikte die smoes minstens één keer in de week.
‘Een nieuwe, zeker?’
‘Een splinternieuwe,’ zuchtte Van In schouderophalend. Hij gooide zijn jas op de haak van de kapstok, negeerde Baert en schonk zich een kop koffie in. Sinds de een of andere idioot het begrip ‘onveiligheidsgevoel bij de burger’ had gelanceerd, wedijverden alle politiekorpsen met elkaar om zoveel mogelijk nieuwe rekruten aan te trekken. De burger moest zich veilig voelen en daarvoor was personeel nodig. Straks beschikte ieder gezin over zijn eigen privé-flik. Van de zware criminaliteit daarentegen lag niemand wakker. Die volgde je op de televisie.
‘Wie was het?’ vroeg Versavel.
‘Robocop 36 of 37. Sla me dood, Guido. Ik houd ze niet meer uit elkaar.’
‘Die jongens bij de receptie doen alleen maar hun plicht,’ protesteerde Baert. ‘Vroeger liep iedereen hier vrij in en uit. Het werd hoog tijd dat daar iets aan gedaan werd.’
Hij doelde op de nieuwe beveiliging die hoofdcommissaris De Kee aan de ingang had laten installeren. Iedere bezoeker moest zich aan de balie legitimeren en het personeel beschikte over een pasje met ingebouwde magneetstrook, waarmee ze de deur van kogelvrij glas konden openmaken.
‘Dan hadden ze het tenminste goed kunnen doen,’ hoonde Van In.
Het was genoegzaam bekend dat het kogelvrije glas in de deur verkeerd gemonteerd was. Een tik met een hamer was voldoende om het in duizend scherven uiteen te laten vliegen. Tot overmaat van ramp was de deur tussen de receptie en de hal van geperst karton. Een flinke peuter kon die met gemak forceren. En als dat niet lukte, kon hij eerst een riotgun uit de wapenkamer halen, want die bevond zich naast de receptie en buiten de beveiligde zone.
Baert slikte de kritiek in stilte. Zijn handen trilden boven het klavier. Zijn hersenen maakten een merkwaardige hormonencocktail aan die zijn bloed omtoverde tot een kolkende bergstroom.
‘William Aerts is in Italië gesignaleerd,’ siste Baert. ‘Maar dat schijnt niemand te interesseren.’
‘Mm,’ snoof Van In. ‘Ik moet toegeven dat onze vriend een goede smaak heeft, maar Hannelore wil per se naar Portugal. Sorry, Baert.’
Versavel keek hem ongelovig aan. Er kwam een dag dat Van In te ver zou gaan en Baert als een te hard opgeblazen ballon uiteen zou spatten.
‘Kom, Guido. Onze Poirot heeft het druk. We gaan eerst thuis mijn pasje ophalen.’
Dat liet Versavel zich geen twee keer zeggen. Nog voor Baert van zijn tweede verrassing was bekomen, liepen beide mannen gnuivend door de gang.
Van In parkeerde de Golf op de Burg, een voorrecht dat alleen de politie en een handvol apparatjiks was gegund. Hij knoopte zijn das los en gooide het knellende ding op de achterbank.
‘De Kee verwacht me om elf uur op zijn kantoor,’ zei hij nonchalant. ‘Maar eerst wil ik met jou een en ander onder vier ogen bespreken.’
‘Je vertrouwt die kerel dus ook niet.’
Versavel bespeelde een onzichtbaar klavier.
‘Baert is een sul en van sullen wordt gezegd dat ze wraaklustig zijn. Het zou me niet verwonderen als onze hoofdinspecteur iedere avond bij de oude verslag uitbrengt van onze activiteiten en daar heb ik een gloeiende hekel aan.’
Ze worstelden zich door de immobiele mensenzee, die als een kudde stompzinnige runderen de doorgang van de Blinde Ezelstraat blokkeerde.
‘Ik neem aan dat we een rustig terras opzoeken,’ giste Versavel.
‘Nood breekt wet, mijn vriend. Sinds er thuis geen Duvels meer te krijgen zijn, ben ik wel verplicht om vreemd te gaan.’
‘Het Huidenvettersplein?’
‘Te veel gekakel, Guido. L’Estaminet lijkt me op dit uur meer geschikt.’
Van In wurmde zich door een meute hysterische Spanjaarden. Een ogenschijnlijk brave huisvader die net de video-opname van zijn leven aan het maken was, schold hem uit voor rotte vis. Het kon Van In geen barst schelen. Hij was immers met voorbedachten rade door het schootsveld van de gelegenheidscameraman gelopen.
Het Koningin-Astridpark wordt soms smalend de groene long van Brugge genoemd, een bijnaam die het amper verdient, want veel meer dan een tiental zieke bomen, een dichtgeslibde vijver en een paar are stug gazon heeft het park niet te bieden. Dat alles dacht Van In, toen hij langs de geklasseerde gevel van het aanpalende Pandreitje liep. Het oude gevangenisgebouw was vijf jaar geleden gesloopt en het braakliggende terrein was na een eindeloos politiek gekrakeel in een troosteloos parkeerterrein getransformeerd. De geïmproviseerde ingreep had het uitzicht van het park geen goed gedaan. De vroede vaderen hadden net zo goed een elektriciteitscentrale op de Burg kunnen neerpoten. Deze disharmonie tussen natuur en commercie bood echter ook een voordeeclass="underline" toeristen meden de plek als de pest.
Onder het overdekte terras van L’Estaminet was het aangenaam warm. Een vijftiental gehandicapten met bijna evenveel begeleiders had het leeuwendeel van de tafels ingepalmd. Het ging er gemoedelijk aan toe. Van In vond het prettig om even tussen echte mensen te verpozen. Een spastische jongeman begroette hem met een brede grijns. Zijn gezicht zat onder de chocoladesaus en daar genoot hij zichtbaar van.
Van In koos een tafel in de hoek van het terras. Versavel kwam naast hem zitten. Net als Van In vond hij het prettig de gehandicapten te observeren.
‘Ik wilde je spreken over de Pamela-Andersonconnectie,’ viel Van In met de deur in huis.
Versavel was niet zo goed thuis in het heteromilieu. Dat was te zien aan zijn vragende ogen.
‘De siliconentieten, Guido.’
Johan, de exploitant van L’Estaminet, wreef de tafel schoon met een vochtig doek. In tegenstelling tot Versavel wist hij drommels goed wie Pamela Anderson was. De siliconentieten vormden voor hem geen probleem.
‘Twee Duvels?’ vroeg hij.
‘Een Perrier en een Duvel,’ zei Van In toen Versavel een afwerend gebaar maakte.
Johan maakte zich professioneel uit de voeten. Het was niet zijn gewoonte klanten af te luisteren.
‘Met de protheses kunnen we niets aanvangen, Guido. Het valt niet te achterhalen waar die dingen vandaan komen. Ze vormen alleen het bewijs dat Herbert een transseksueel was en dat werpt een nieuw licht op de zaak. Tot gisteren namen we aan dat Herbert een man was. Zijn relatie met de orgieën in de Love leek onduidelijk. Als vrouw daarentegen past hij perfect in het perfide circuit dat Vandaele en consorten hebben gecreëerd. Hoeren worden om de haverklap vermoord.’
Versavel knikte. De Love fungeerde als een bordeel voor een uitgelezen elite, van wie verondersteld werd dat ze heteroseksueel was. Een vermoorde man hoorde in dat schema niet thuis. Voor de zoveelste keer moest hij toegeven dat er met de intuïtie van Van In niet te spotten viel. De commissaris had van in den beginne het juiste spoor gevolgd. De moord op Herbert stond rechtstreeks in verband met de fuiven in de Love.