‘Denk je wat ik denk?’ vroeg Van In. Hij zette begerig zijn lippen aan de Duvel die Johan net had gebracht.
‘Dat er op een van die feestjes iets behoorlijk uit de hand is gelopen,’ zei Versavel mak.
‘Een goed punt van de meester en een bank naar voren,’ grijnsde Van In.
Een van de mentaal gehandicapte meisjes beantwoordde die grijns met een hortende grimas. Naast haar zat de jongeman wiens gezicht onder de chocoladesaus zat. Een begeleidster veegde zijn mond schoon. Dat beviel hem niet. Hij eiste stampvoetend een tweede ijsje. Betaalde naastenliefde was duidelijk een ersatzoplossing. Toch bewonderde Van In het geduld waarmee de hulpverleners met de jongeren omgingen. Als hij gelovig was geweest, had hij nu een gebed gezegd en God om een gezonde baby gesmeekt.
‘Ik kan me niet voorstellen dat in de jaren tachtig in België veel seksoperaties zijn uitgevoerd,’ zei Versavel.
‘Volgens mij zijn er maar een paar instellingen waar dergelijke ingrepen kunnen. Laat Baert de universitaire ziekenhuizen afbellen en morgen weten we wie Herbert was.’
‘Baert heeft al iedere specialist in Vlaanderen aan de lijn gehad,’ zei Van In. ‘Bovendien…’
‘… heb je een hekel aan de man.’
‘Hoe raad je het? Als Baert Herbert identificeert, belt hij stante pede de pers om te melden dat hij een doorbraak in het onderzoek heeft geforceerd.’
‘Vraag het aan Carine.’
Van In schudde het hoofd. ‘Carine heeft een andere klus op te klaren.’
Hij lichtte Versavel in over de undercoveroperatie.
‘Het OCMW heeft zijn medewerking toegezegd. Als iemand van de Zorghe inlichtingen wenst over Carine Neels, krijgt die een maatschappelijk werkster aan de lijn met een gefingeerd verhaal. Volgens het dossier van het OCMW krijgt Carine een minimale uitkering. Haar man heeft haar in de steek gelaten, waardoor ze financieel in de put zit. Als ze binnen de drie maanden haar schulden niet betaalt, wordt ze uit haar flat gezet.’
Versavel kon zijn oren niet geloven. ‘Is De Kee daarvan op de hoogte?’
Het groepje gehandicapten maakte zich klaar om op te stappen. Zij konden tenminste terugvallen op de veilige beschutting van een goed functionerende instelling, een gevoel dat de gewone mens moest ontberen. Van In stak zijn hand op toen de ijsjesverslindende jongeman hem op een kwijlende glimlach trakteerde.
‘Benson im Himmel. Heb jij niet gezegd dat De Kee me om elf uur wilde spreken?’
‘Dat klopt,’ zei Versavel. ‘Je hebt nog welgeteld tien minuten. Zal ik een taxi bellen?’
Van In dronk haastig zijn glas leeg.
‘Ik loop wel, Guido.’
Hij repte zich naar de deur.
‘En ik betaal wel,’ grinnikte Versavel.
Van In draaide zich om.
‘Maak je niet ongerust, Pieter. Straks neem ik de universitaire ziekenhuizen voor mijn rekening.’
‘Dank je, Guido.’
Het gerinkel van sleutels stuitte hem in zijn vlucht.
‘De auto staat op de Burg,’ meesmuilde Versavel.
‘Benson im Himmel,’ sakkerde Van In. ‘Dat was ik vergeten. Had je dat niet eerder kunnen zeggen?’
Versavel haalde twee briefjes van honderd uit zijn portefeuille, legde die op de tafel en volgde zijn chef.
‘Hallo, Amand.’ De stem van Jeroen Plets klonk gespannen. Jane stond achter hem. ‘Jeroen hier. Ik moet je iets vertellen.’
Amand keek naar de buslading hongerige Duitsers die luidruchtig zijn restaurant bestormden.
‘Ik heb niet veel tijd, Jeroen. Het is hier razend druk.’
‘Twee minuten,’ smeekte Plets.
Hoofdcommissaris De Kee zat in de nesten. Dokter De Jaegher was een goede vriend die af en toe een scheve schaats reed. Op zich was dat geen drama. De meeste mannen gingen wel eens vreemd. Vervelend was wel dat de naam van de dokter op de lijst prijkte die Van In op een ongeoorloofde manier had verkregen. De Kee stond voor een dilemma. Als hij Van In op de vingers tikte om zijn weinig orthodoxe werkwijze, zou de opstandige commissaris hem van partijdigheid beschuldigen. Zei hij niets, dan zou De Jaegher een oud dossier openbaar maken. Dat wilde De Kee niet. Niemand hoefde nu nog te weten dat hij tien jaar geleden een jonge agente zwanger had gemaakt en dat De Jaegher de vrucht van die kortstondige lust vakkundig had verwijderd.
Van In wachtte achter de deur tot de grote klok in de gang elf uur aanwees. Hij trok zijn das recht en klopte aan.
De Kee veerde op uit zijn stoel. In plaats van op het knopje ‘binnen’ te drukken, maakte hij zelf de deur open.
‘Wat fijn je te zien, Pieter,’ zei de hoofdcommissaris een tikkeltje te nadrukkelijk.
Ze wisselden een handdruk. De Kee ging achter zijn bureau zitten en nodigde Van In met een breed gebaar uit om tegenover hem plaats te nemen. Het kantoor maakte een vertrouwde indruk, alsof De Kee nooit weg was geweest. Van In liet zijn blik door de kamer dwalen. Alles stond of hing weer netjes op zijn plaats: het ingelijste universitaire diploma, de foto van De Kee met de koning, het kunstwerkje dat De Kee van de Belgische voetbalbond cadeau had gekregen, een ets van het stadhuis en het baseballpetje met het logo van de American Police Federation.
‘En hoe vordert het onderzoek naar de moord op Provoost?’
De Kee kruiste de armen, rolde zijn stoel naar achteren en strekte de benen, net als Edgar Hoover, de legendarische baas van het FBI placht te doen.
‘Ik denk dat het einde van de tunnel in zicht is,’ zei Van In.
‘Hoezo, Pieter?’
Als iemand zei dat het einde van de tunnel in zicht was, betekende dat meestal dat er amper vorderingen waren gemaakt.
‘Voorlopig concentreren we ons meer op de eerste moord,’ zei Van In. ‘En in dat onderzoek verwacht ik spoedig een doorbraak.’
De Kee manoeuvreerde zijn stoel dichterbij en boog zich over zijn bureau.
‘Die vermoorde zwerver interesseert me niet, Pieter Van In,’ fluisterde hij. ‘Als ik je een goede raad mag geven, laat dan die zaak een tijdje rusten. Voor je het weet, raak je verstrikt in een dodelijk kluwen. Op de lijst die je me hebt bezorgd, staan namen van invloedrijke mensen. Het zou wel eens kunnen dat…’
‘Dokter De Jaegher hoeft zich geen zorgen te maken.’
Van In keek de hoofdcommissaris strak aan. De Kee richtte zich op. Aan zijn verstrakkende kaakspieren was duidelijk te zien dat hij zijn best deed om zich te beheersen.
‘En waarover zou dokter De Jaegher zich zorgen moeten maken?’ vroeg hij.
‘Dat weet ik niet. Iedereen maakt in zijn leven wel eens een foutje en als we iedereen die zijn boekje wel eens te buiten gaat voor de rechtbank sleepten, zaten de gevangenissen vol met eerbare burgers.’
Van In veroorloofde zich een hautain glimlachje. Diplomaten piekerden zich suf voor ze dat soort van dubbelzinnige uitspraken deden.
De Kee plaatste zijn handen in zijn nek en rekte zich uit. Hij had de boodschap begrepen. Van In zou De Jaegher met rust laten als niemand nog over het incident met Linda Aerts kraaide.
‘Dat vind ik een redelijk standpunt, Pieter.’
Zijn stem klonk een stuk milder dan een paar minuten geleden. Het was niet de eerste keer dat hij de scherpzinnigheid van commissaris Van In had onderschat.
‘Denk niet dat ik het verloop van je onderzoek wil beïnvloeden, Pieter. Mijn eerste bekommernis gaat uit naar het welzijn van mijn manschappen. Daarom vond ik het mijn plicht een aantal delicate knelpunten met je te bespreken. Maar nu onze strategieën op elkaar afgestemd zijn, kijk ik met spanning uit naar de ontknoping van beide zaken. Gerechtigheid moet geschieden.’
Zelfs geroutineerde politici zouden zich tweemaal bedenken voor ze die onzin door hun strot kregen. De Kee daarentegen vond van zichzelf dat hij zich behoorlijk uit de slag had geholpen.
‘Is dat alles, mijnheer de hoofdcommissaris?’
‘Eén ding nog, Pieter. Voor mij is de zaak-Linda Aerts gesloten, op voorwaarde dat je haar met rust laat. Zolang zij niet officieel in staat van beschuldiging wordt gesteld, blijf jij bij haar vandaan. Is dat duidelijk?’