Van In was blij dat zijn woede weggeëbd was. Hij was bijna vergeten dat ze vandaag naar de gynaecoloog was geweest. Een vruchtwaterpunctie was geen pretje. Even overwoog hij om haar te vragen of alles goed was verlopen, maar zag daarvan af. Als zij er niet spontaan over begon, moest hij dat respecteren.
‘Misschien kan ik beter zelf met mevrouw Aerts gaan praten,’ zei Hannelore na een poosje.
Van In tekende met zijn wijsvinger hartjes op haar rug.
‘Als ik de emmer water mag dragen,’ grijnsde hij.
Carine Neels zag er beeldig uit in haar gebloemde nachthemd. De ouderwetse vulpen kraste zwierige letters op het donzige papier van haar dagboek.
‘Ik heb het bevel van commissaris Van In genegeerd. Heb me om tien uur bij Ilse aangemeld. Ze was zeer enthousiast, vroeg of ik eerst een cameratest wilde ondergaan, voor we vanavond echt aan de slag konden. Ze vond dat ik een heel mooi lichaam had en dat ik niet per se naakt hoefde te poseren. Ilse leidde me naar een heuse studio. Ze vroeg of het me stoorde dat er een man aanwezig was, want zij had geen verstand van camera’s. Ik vond het best spannend in de schijnwerpers. De cameraman liet me in ieder geval met rust. Hij stond in de duisternis en sprak gedurende de hele sessie geen woord. Eén ding viel me echter op: de man…’
12
William Aerts had zich verstopt in de slaapkamer van Amand. Vanuit het raam hield hij iedere auto die het parkeerterrein van het restaurant opreed scherp in de gaten. Wachten was iets voor demente bejaarden. Indien het een olympische discipline was geweest, had William de oudjes met plezier hun medailles gegund. Voor hem was wachten zonder te weten wat komen zou een marteling. Hij mat de tijd in seconden, reeg die aaneen tot minuten en vervloekte de kleine wijzer van zijn polshorloge, die als een immobiele menhir de wetten van de mechanica trotseerde.
William had twee dagen in een euforie geleefd, twee dagen die niet langer dan een nanoseconde hadden geduurd.
Brooks en Brouwers arriveerden even voor de middag in het restaurant van Amand. De Engelsman verkeerde in een opperbeste stemming. Hij had de nacht immers doorgebracht met zijn vriendin Penelope. Brouwers had haar gisteren ontmoet in de lounge van het King George Hotel. Vanaf dat moment wist hij waarom Brooks per se op het eiland wilde overnachten. Penelope was een gesofisticeerde vrouw van rond de veertig met slappe, gladde borsten en grote, treurige ogen. Ze deed hem denken aan de slotscène van Homerus’ Odyssee. Net als in het epos van de blinde Griekse dichter oefende deze Maltese Penelope een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op mannen van middelbare leeftijd. Brouwers had op zijn hotelkamer tweemaal na elkaar gemasturbeerd en dat was al een hele tijd geleden.
William herkende de ex-rijkswachter meteen. Hij begreep niet hoe de bloedhond van Vandaele erin geslaagd was hem zo vlug op te sporen.
Amand reageerde beheerst. Hij begroette de vreemdelingen met een professionele glimlach.
‘Een Belg,’ zei hij nadat Brouwers zich had voorgesteld. ‘Die zien we hier ook niet veel. Welkom in mijn restaurant, heren.’
Brooks en Brouwers namen op het terras plaats onder een linnen parasol. Er woei een verfrissende bries. Op Gozo, het tweede grootste eiland van de Maltese archipel, was de zee nooit veraf.
‘Ik heb gehoord dat u een West-Vlaming bent,’ zei Brouwers minzaam.
‘Dat klopt,’ zei Amand. ‘Ik ben geboren in Knokke.’
Hij overhandigde hun de spijskaart. Brouwers herkende geen enkel klassiek gerecht.
‘Ik kan u de gerookte zwaardvis aanbevelen,’ stelde Amand behulpzaam voor.
Brooks likkebaardde. Nergens was de zwaardvis lekkerder dan bij Amand. Hij knikte enthousiast. Ook Brouwers ging in op de suggestie van Amand en bestelde het voorgerecht. Als hoofdschotel namen ze fenek.
‘Rabbit,’ zei Brooks toen Brouwers om uitleg vroeg. ‘De Maltezers zijn verwoede jagers. Ze schieten op alles wat beweegt. Als je hier een tijdje blijft, zal je merken dat op Malta bijna geen vogels voorkomen.’
De zwaardvis kon wedijveren met de fijnste Schotse zalm. De structuur was iets grover, maar de vlezige plakjes muntten uit door hun milde smaak.
Aerts schonk zich een kleine whisky in. Amand had beloofd hem op de hoogte te houden. Waar bleef hij godverdomme? Aerts dronk zijn glas in een teug leeg. Waarom had Vandaele een huurmoordenaar op hem afgestuurd, vroeg hij zich wanhopig af.
Waarschijnlijk had Provoost zijn mond voorbij gepraat toen het lijk was opgegraven. Hij nam de fles en schonk zich een tweede borrel in. Hij probeerde helder na te denken. Als Vandaele een doodvonnis had uitgesproken, had vluchten geen zin meer. Brouwers zou hem vroeg of laat toch te pakken krijgen. In het milieu werd de ex-rijkswachter niet voor niets de pitbull genoemd.
Ondertussen was het terras aardig volgelopen. Een batterij obers liep zenuwachtig heen en weer. Amand schepte persoonlijk de dampende stukken fenek op hun borden. Het konijn rook heerlijk.
‘Kan ik u met nog iets anders van dienst zijn, heren?’ vroeg hij vriendelijk.
Brouwers keek de Knokkenaar doordringend aan. De brede glimlach om Amands lippen verstrakte.
‘Men zegt dat u alle buitenlanders op het eiland kent, monsieur Amand. Ik zoek iemand en wie weet kunt u me daarbij helpen.’
Brouwers haalde een recente foto van Aerts boven. Amand bestudeerde die gedurende een paar seconden. Hij fronste zijn voorhoofd om de indruk te wekken dat hij zijn geheugen raadpleegde.
‘Het spijt me,’ zei hij na een poos.
‘Een cliënt?’ polste Brouwers voorzichtig.
‘Geen sprake van. Ik kan de Vlamingen die hier langskomen op mijn twee handen tellen. Als die man ooit in mijn restaurant geweest was, zou ik hem onmiddellijk herkend hebben.
‘Sorry,’ zei Brooks. ‘De oogst is karig, maar we hebben er in ieder geval een heerlijke maaltijd aan overgehouden.’
Een ober serveerde hun een kan pittige koffie, een stuk gebak en twee bellen cognac. De borrels werden hun door het huis aangeboden, zei hij.
Brouwers zette zijn zonnebril af. ‘Denk je dat?’
Brooks liet de cognac in het glas walsen. ‘Tell me, you little devil,’ grijnsde hij.
Brouwers joeg de vliegen van het gebak weg, nam een beet en legde het taartje met een vies gezicht terug in de schaal.
‘Tandartsen moeten hier fortuinen verdienen,’ sakkerde hij. ‘Die rotzooi is zo zoet dat zelfs iemand met een kunstgebit er tandpijn van krijgt.’
‘Als je hier woont, word je dat gewoon. Maar vertel me liever wat je ontdekt hebt,’ drong Brooks ongeduldig aan. De nieuwsgierigheid van de SAS-man streelde Brouwers’ ijdelheid.
‘Dat is toch evident, Jonathan. Primo: Amand begroette ons als Belgen. Toen ik hem de foto van Aerts toonde, sprak hij plotseling over Vlamingen. Hij vroeg evenmin waarom we Aerts zochten. Merkwaardig voor een man die zelden landgenoten op bezoek krijgt. Secundo: vanaf het moment dat Amand wist waarom we hier waren, liet hij de bediening aan een ober over. En tertio: ik heb een neus voor mensen die liegen. Volgens mij is Aerts niet ver uit de buurt. Ik denk dat ik hier nog een tijdje blijf rondhangen.’
Dat vond Brooks niet erg. Het vooruitzicht op een tweede nacht met Penelope deed zijn bloed bruisen.
‘Ik ben substituut Martens,’ zei Hannelore kordaat toen Linda Aerts de deur openmaakte. ‘Ik kom in verband met uw klacht tegen commissaris Van In.’
Ze had de Twingo op de oprit van de villa geparkeerd, vlak onder een weelderige eglantier: sub rosa, net als haar missie.
Het bouwsel, opgetrokken in een mengeling van art deco en Oostenrijkse heimatstijl, had tot in de jaren zestig als statussymbool gefungeerd voor een omhooggevallen kunstschilder. Toen die zich op een sombere winteravond had verhangen, liet zijn hebzuchtige familie het ‘eigendom’ openbaar verkopen. Het is algemeen bekend dat een huis waar bloed aan kleeft niet veel opbrengt. Lodewijk Vandaele verwierf het goed voor een appel en een ei en maakte er een discreet bordeel van. Bij gebrek aan inspiratie doopte hij zijn tent Cleopatra.