Linda Aerts had ooit in schoonheid kunnen wedijveren met de gelijknamige Egyptische prinses. Nu leek ze op een opgeblazen mummie.
‘Welke klacht?’ blafte ze.
‘Slagen en verwondingen,’ zei Hannelore. ‘Volgens uw verklaring heeft de politie u gemolesteerd.’
Haar directe aanpak deed Linda uit haar roes ontwaken. Ze trok haar oogleden op en monsterde Hannelore met een wazige blik.
‘Mag ik binnenkomen, mevrouw Aerts?’
Linda woelde door haar ongekamde haren. Ze haalde de schouders op en zette een stap achteruit.
‘Waarom niet,’ zei ze met een dubbele tong.
Binnen stonk het naar muffe kussens, zure sigarettenrook en verschaald bier.
‘Ik was net aan het ontbijten,’ zei Linda. ‘Trek in een kop koffie?’
Hannelore knikte. Ze volgde Linda door de gelagzaal naar de keuken. Zelfs Van In zou deze puinhoop te gortig gevonden hebben. Schimmels vochten om een plaatsje op de aangekoekte borden op het aanrecht. Overvolle asbakken bevuilden de lucht met microscopisch kleine partikels. De kattenbak was in weken niet ververst en verspreidde een pregnante geur die haar de keel dichtsnoerde. Hannelore dacht aan de lessen prenatale gymnastiek en probeerde oppervlakkig adem te halen.
‘Die snotsnuiver heeft twee emmers water over mijn kop uitgekieperd. En dat in 1997. Kunt u zich dat voorstellen?’
Linda spoelde een kop schoon onder de kraan. Hannelore kreeg er spijt van dat ze ja had gezegd toen Linda haar koffie had aangeboden. Ze herkende de platte geur van slappe kostschoolkoffie die te lang op een verwarmingsplaat heeft gestaan.
‘Bij het parket wordt uw klacht bijzonder ernstig genomen, mevrouw Aerts. Mishandeling en ongewenste intimiteiten zijn onvergeeflijk, zeker als een politieman zich daaraan schuldig heeft gemaakt.’
‘Ongewenste intimiteiten,’ lachte Linda schel. ‘Voor mijn part mag iedereen mijn emmer vullen, als ze daar tenminste ook voor betalen.’
‘Uw emmer, mevrouw Aerts?’
‘Kind toch. Mannen zien alles groots. Als ze een theelepeltje van hun smurrie kwijtraken, spreken ze al van een emmer.’
Hannelore schoof haar kop koffie terzijde. Linda grijnsde breed. Haar gebit vertoonde veel gelijkenissen met een conglomeraat van zwarte lavastenen. Ze liet zich in een stoel neerploffen en vulde haar kopje met Elixir d’Anvers.
‘Wilt u melk?’
Hannelore dacht aan de smurrie en de emmer. Ze schudde van nee.
‘Een slokje Elixir?’
Zonder haar antwoord af te wachten, stond Linda op. Ze nam een glas uit de keukenkast en vulde het met de zoete likeur.
‘Hebt u al een andere advocaat onder de arm genomen, mevrouw Aerts?’
Hannelore nipte kwansuis van haar glas. Ze probeerde haar walging te onderdrukken. Ze dronk omdat het belangrijk was het vertrouwen van Linda te winnen.
‘Pff.’
Ongelooflijk hoeveel minachting een woordje zonder betekenis kan uitdrukken. Van In mocht tevreden zijn. Zonder advocaat stond ze machteloos.
‘Provoost heeft zijn verdiende loon gekregen. Ik heb die klootzak niet nodig. Hij was niet beter dan de anderen.’
‘De anderen?’
De lach die Linda produceerde, had wijlen Fellini in extase gebracht.
‘Vandaele is een varken. De Jaegher is een gefrustreerde worm, Vervoort verdient de doodstraf en Deflour mag voor mijn part van zijn orgel springen.’
‘En Brys?’
Linda schrok. ‘Johan was een lieve jongen,’ zei ze met een snik.
‘Was?’
Hannelore keek de verlepte vrouw recht in de ogen. Niets is zieliger dan een alcoholicus die emotioneel wordt. Linda greep naar de fles en schonk haar kop opnieuw vol. Ze beefde amper. De gretigheid waarmee ze dronk, bewees dat ze in het laatste stadium verkeerde.
‘U hebt hem dus goed gekend?’
Linda veegde een traan weg. Johan Brys was haar god geweest. Indien ze destijds op zijn aanzoek was ingegaan, woonde ze nu in een riante villa, beschikte ze over personeel en bracht ze haar vakanties door in exotische oorden. Als jong meisje had ze daar iedere nacht van gedroomd.
‘Johan kwam hier af en toe,’ zei ze. ‘Voor hij minister werd uiteraard.’
Hannelore knikte begrijpend. Ze kneep haar ogen dicht en nam een slok van de Elixir. Het zoete goedje deed even deugd. Daarna liet het een brandend spoor na in haar ingewanden.
‘Nog een slokje?’
Linda begon de mondaine trut sympathiek te vinden. Ze vulde haar glas tot de rand. ‘Ik ben ooit nog schoonheidskoningin geweest.’ Ze stond op en waggelde naar de verhakkelde keukenkast.
Hannelore gruwde van de blauwe spataderen en de harde, verschraalde huid die haar plompe kuiten omspande.
‘Ziet u Johan nog vaak?’
Het klonk banaal. Linda draaide zich om en sloeg haar kamerjas open. Het katoenen nachthemd dat ze eronder droeg, verhulde haar uitgezakte lichaam amper.
‘Wat zou u doen, als u een man was?’
Hannelore trachtte haar medelijden te verbergen door een slok van de Elixir te nemen.
‘Gelukkig ben ik geen man,’ zei ze.
Linda knoopte haar kamerjas weer dicht en concentreerde zich op de inhoud van de keukenkast.
‘Waar is dat verrekte ding?’
‘Doet u toch geen moeite, mevrouw Aerts.’
Linda zat gehurkt voor de keukenkast.
‘In 1979 was ik miss West-Vlaanderen,’ kreunde ze. ‘Waar is die verdomde beker toch?’
Het gekletter van serviesgoed overstemde haar geweeklaag.
‘Ik geloof je, Linda. Het is je trouwens nog altijd aan te zien.’
Linda kalmeerde nu Hannelore haar bij de voornaam noemde. Ze staakte abrupt haar nutteloze queeste.
‘Meen je dat?’
Op haar vervallen gezicht bloeide een spontane glimlach open. Ze trok zich recht en kwam weer aan de tafel zitten.
‘Johan heeft een goede smaak. Bovendien is hij erg intelligent. Dat hij minister is geworden, heeft me nooit verwonderd.’
Linda was de beker totaal vergeten. Hannelore hief haar glas en knipoogde. Ze vond haar tactiek walgelijk. Om zichzelf te kastijden, dronk ze haar glas in één teug leeg. Het was te hopen dat de baby de alcoholgenen van Pieter had geërfd.
‘Je had ze moeten kennen,’ zei Linda nostalgisch.
‘Ze?’
Linda zocht in een verfomfaaid pakje zenuwachtig naar een sigaret. Hannelore schoof haar glas terzijde en haalde een pakje John Players uit haar handtas. Ze bood Linda een sigaret aan.
‘Dank je. Ik zat net zonder.’
‘Wie bedoel je met ze?’
‘Johan, Provoost en William. Ik koos natuurlijk voor de verkeerde.’
‘Houd het pakje maar,’ zei Hannelore.
‘Neem er ook eentje,’ stelde Linda voor.
Hannelore bood geen weerstand aan de verleiding. Na de eerste trek voelde ze zich als een communist die zijn joodse buurman aan de Gestapo heeft verlinkt. In het belang van het onderzoek dan maar, dacht ze. Die smoes gebruikte Pieter ook als hij iets mispeuterd had.
‘Je kon dus kiezen,’ zei Hannelore.
De Elixir miste zijn uitwerking niet. De combinatie van likeur op een nuchtere maag en een lekkere sigaret zorgden voor een euforisch gevoel dat ze sinds haar studententijd niet meer had gekend.
‘Johan, Yves en William waren boezemvrienden,’ giechelde Linda.
‘Yves Provoost?’
‘De alom gerespecteerde advocaat. God hebbe zijn ziel,’ proestte ze uit. ‘Ik kon ze alledrie krijgen. Ze waren gek op mijn lijf.’
‘Typisch mannen,’ glimlachte Hannelore. ‘Mooie vrouwen hebben altijd pech.’
‘Dat kan je zeggen.’
Linda begon met een dubbele tong te spreken. De sigaretten die ze in een hoog tempo opstak, rookten voor een groot deel nutteloos op in een van de stinkende asbakken.
‘Het waren dus jeugdvrienden?’
Linda knikte enthousiast. Haar ogen stonden glazig. Hannelore wist niet goed of ze op die manier nog verder kon gaan. Dit leek even wreed als de waterbehandeling waartegen Linda zo heftig had geprotesteerd.