Выбрать главу

Van In overwoog twee mogelijkheden. Hij kon zich bezatten of een kijkje gaan nemen bij zijn undercoveragente. De grote klok in de kantine vrat de minuten langzaam op. Het was pas halfeen. Nog vier uur in het gezelschap van Baert doorbrengen leek Van In een onmogelijke opdracht. Als hij nu eerst twee Duvels dronk en daarna Neels ging opzoeken? Het vooruitzicht om de rest van de dag op die manier te doden, trok hem wel aan. Alleen Baert was een storende factor. Als Van In er zonder wettige reden vanonder muisde, kon hij daar morgen verantwoording voor afleggen bij De Kee en daar had hij geen zin in. Zijn ontsnappingsplan vergde een creatieve aanpak.

Van In toetste het nummer van de meldkamer in. Als hij zich niet vergiste, was Bruynoghe van dienst.

‘Hallo, Robert. Van In hier. Zou je me een groot plezier willen doen?’

Agent Bruynoghe grijnsde toen Van In hem uitlegde wat hij van plan was. Het was een publiek geheim dat Baert in het korps weinig vrienden telde.

‘Komt in orde, commissaris.’

‘Bedankt, Robert. Noteer dat je er een van me te goed hebt.’

Bruynoghe vormde het nummer van kamer 204.

‘Hallo, hoofdinspecteur Baert. Kan ik in verbinding treden met commissaris Van In?’

Baert gruwde van de archaïsche taal die sommige lagere echelons hanteerden.

‘De commissaris is aan het lunchen,’ sprak hij formeel. ‘Kan ik je helpen?’

‘Ik heb net de gouverneur aan de lijn gehad en die wil de commissaris dringend spreken.’

Baert stelde geen vragen meer. Hij holde naar de kantine en verwittigde Van In.

Hannelore reed stapvoets door de Steenstraat en parkeerde de Twingo op de Markt, pal voor een van de frietkramen. Het plein was pas heraangelegd en zo goed als verkeersvrij gemaakt. De verbinding Steenstraat-Wollestraat was intact gebleven, maar parkeren was er ten strengste verboden.

Een jonge agent gebaarde dat Hannelore moest doorrijden, een bevel dat ze ostentatief negeerde.

Aan het frietkraam bestudeerde een Frans echtpaar van middelbare leeftijd luidkakelend de menukaart.

‘Je n’y comprends rien du tout,’ zei de Française verontwaardigd, alsof de woorden frieten, mayonaise en hotdog compleet onherkenbaar zijn.

‘Ik wil een grote portie frieten met stoofvlees.’ Hannelore duwde de kwebbelende grenouille opzij.

‘Ça ne va pas, non?’ beantwoordde de vrouw dat ruwe gebaar.

Haar man wilde ook iets lelijks zeggen, maar toen hij Hannelore met een kennersoog monsterde, beet hij op het puntje van zijn tong.

‘Eh bien, Gerard?’ Het gerimpelde kreng keek haar echtgenoot vernietigend aan.

‘Hela, madammetje. Ejje gèn oren dè?’ Een verbolgen agent beende dreigend in de richting van Hannelore.

‘Wat had u gewenst?’ vroeg de exploitant van het frietkraam. De man, een kale dertiger met een neus als een hakmes, had liever geen trammelant met de politie.

‘Een grote portie met…’

De rest van haar zin ging verloren in het gedreun van een pneumatische hamer. Het was halfeen. Een ploeg bouwvakkers ging plichtsgetrouw aan het werk.

‘Mag ik jun identiteitskoarte een kè zien, madammetje,’ brieste de agent. ‘Je wit toch dajje ier nie mag parkeren.’

Hannelore gooide haar hoofd in haar nek. ‘Ik parkeer niet, mijnheer de agent. Ik stationeer,’ repliceerde ze vinnig.

De Française koos onmiddellijk de kant van de dienaar van de wet. Ze stootte haar man aan en knikte goedkeurend.

De agent, een dubbelganger van Clint Eastwood, compleet met heupholster en trommelrevolver, stond even met de mond vol tanden.

‘Madame heeft gestudeerd,’ zei hij iets beschaafder.

‘Ik wil een portie friet met stoofvlees.’

Hannelore wendde zich tot de exploitant van het frietkraam. De arme man keek haar met wanhopige ogen aan.

‘En doe er maar wat augurk bij.’

Hannelore glimlachte triomfantelijk. Ze bekeek de flik van top tot teen.

‘Ik ben zwanger en ik heb honger,’ zei ze met een dubbele tong.

Drie Elixirs op een nuchtere maag eisten hun tol. Hannelore wankelde en kon zich nog net vastklampen aan Gerard, die onmerkbaar dichterbij was geschuifeld.

‘Ik stel voor dat u de rest op het politiecommissariaat uitlegt, madammetje. Volgens mij bent u zo zat als een kanon,’ zei de agent iets minder onvriendelijk.

‘Ik, dronken?’

Hannelore zocht opnieuw steun bij Gerard en dit tot groot ongenoegen van zijn trouwe harpij.

De agent haalde zijn portofoon boven en riep de meldkamer op.

‘Problemen, Delille?’ vroeg plotseling iemand naast hem.

Agent Delille herkende die stem uit de duizend. Hij protesteerde dus niet toen Van In hem de portofoon uit handen nam.

‘Van In hier. Maak je geen zorgen, Robert. Ik heb de zaak volledig onder controle. Over and out.

‘Commissaris, ik wist niet dat…’

‘Het is al goed, Delille. Denk maar niet dat je iets verkeerds hebt gedaan. Ik ken mevrouw. Ze woont samen met een nietsnut van een vent, die haar iedere dag op stang jaagt.’

Agent Delille knikte begrijpend. Zijn eer was tenminste gered.

‘Ik wil frieten,’ smeekte Hannelore. In haar hoofd draaide een carrousel met op en neer bewegende paardjes.

‘Monsieur,’ smeekte Gerard. Hannelore leunde zwaar op zijn schouder. De Fransman deed zijn uiterste best om haar staande te houden. Van In zette een stap naar voren en ontlastte de Fransman. Hij ondersteunde Hannelore en sleepte haar naar de dichtstbijzijnde bank.

‘Zorg jij voor frieten, Delille.’

Hannelore zeeg neer als een wassen beeld dat te lang in de zon heeft gestaan. Ze zag er afschuwelijk bleek uit.

‘Zal ik een dokter roepen?’

Hannelore dacht aan Linda Aerts. Een ziekenhuis was de laatste plaats waar ze wilde belanden.

‘Laat me eerst eten, Pieter. Een paar happen en ik voel me weer kiplekker.’

Door haar halfgesloten oogleden zag ze een blauwe schim die haar warme hapjes toestopte.

Hannelore verslond de frieten, de heuvelhoge toef mayonaise en het bruinzwarte stoofvlees. Toen ze haar wolvenmaaltijd beëindigd had, liet Van In Delille een cola halen. Hij stak zenuwachtig een sigaret op.

‘Gaat het?’ vroeg hij na een poosje.

Hannelore likte een klodder mayonaise van haar bovenlip. ‘Veel beter,’ grijnsde ze.

Agent Delille spoorde een aantal nieuwsgierige toeristen aan door te lopen. Hier was niets aan de hand.

Van In reikte Hannelore de cola aan. Ze glimlachte dankbaar en dronk het blik in één teug leeg. De suiker in het drankje pepte haar op.

‘Dit is de eerste en de laatste keer dat ik in jouw voetsporen treed, Pieter Van In. Jouw manier van werken is ronduit slopend.’

Hannelore vertelde wat er gebeurd was.

‘Het is dus weer mijn schuld,’ zei Van In gelaten. ‘Je mag blij zijn dat ik toevallig langskwam, anders zat je nu uit te puffen in de amigo.

‘Wordt het pad van iedere jonkvrouw niet gekruist door een dappere ridder?’

De invloed van de Elixir d’Anvers was duidelijk nog niet uitgewerkt. Van In keek om zich heen. Naast hen waren een paar Japanners neergestreken en die fungeerden als lokvogels voor de rest van de groep. Binnen de tien seconden zaten Van In en Hannelore midden in een roedel kwebbelende Aziaten. Gelukkig verstonden de gele broeders de onzin niet die Hannelore uitkraamde.

‘Ben je nog altijd dronken?’

‘Ik, dronken? Na drie van die likeurtjes? Ben je gek? Ik was misselijk, Pieter Van In, misselijk van de honger.’

‘Natuurlijk,’ suste Van In.

‘Ik was misselijk,’ hield ze koppig vol.

Mea culpa. Wat er ook van zij, je hebt geboft dat ik in de buurt was.’

‘Dat denk je maar.’

Hannelore rommelde in haar handtas en haalde haar legitimatiekaart boven.

‘Voor zover ik weet, heeft een agent nog nooit een substituut van de procureur des Konings laten oppakken wegens foutparkeren.’