‘Emancipatie,’ zuchtte Van In. ‘Jullie zijn geen haar beter dan de mannen.’
‘O ja? Wat had jij dan gedaan?’
‘Niets, liefje. Alle agenten kennen mij persoonlijk. Ik heb geen kaartje nodig.’
‘Vuile smeris,’ giechelde ze.
Van In stak zijn tong uit. Dat gebaar herkenden de Japanners wel. Ze lachten hem gedisciplineerd uit. Voor Hannelore kon de pret niet op.
‘Iedereen weet toch dat de wijzen uit het Oosten komen,’ gniffelde ze.
Van In wierp de Japanners een woedende blik toe en stak zijn tong naar hen uit.
‘Vertel me liever wat je staat van dronkenschap aan informatie heeft opgeleverd.’
Meester Wilfried Buffel woonde in een vooroorlogs huis aan de Maria-van-Bourgondiëlaan. Een laag muurtje met dito hek vormde een symbolische afsluiting tussen een keurig onderhouden voortuin en het trottoir.
Hannelore parkeerde de Twingo in de berm naast het kanaal. Het lawaai van een afwateringssluis een eind verderop leek op het geraas van een Ardense cascade. Het ruisende water gaf de stilte waarin de huizenrij lag te soezen een idyllisch tintje.
‘Ik vraag me af hoe een gepensioneerde onderwijzer ons verder zal kunnen helpen,’ zei Van In sceptisch.
Hannelore haalde de schouders op. Mannen snappen nu eenmaal niets van vrouwelijke intuïtie.
‘Laten we eerst kijken of de man thuis is,’ zei ze zakelijk.
Wilfried Buffel zat een boek te lezen bij het raam. Hij zag hoe Van In en Hannelore op zijn voordeur afstevenden. Door de glas-in-loodramen konden zij hem niet zien, als ze hun neus tenminste niet tegen het glas aandrukten. Voor alle zekerheid sloop meester Buffel voorzichtig naar de gang. Hij was argwanend geworden sinds hij vorig jaar door een stel mooipraters voor vijftigduizend frank was opgelicht.
Hannelore belde aan. Hoewel de oude onderwijzer zich op het gerinkel had voorbereid, schrok hij.
‘Ik heb zo een vermoeden dat hij niet thuis is,’ hoorde hij de man zeggen.
‘Geduld, Pieter. De man is tweeënzeventig. Ik vraag me af hoe snel jij zult reageren, wanneer je zo oud bent.’
De vrouw had een aangename stem.
‘En jij verwacht dat die oude man zich nog iets zal herinneren van een leerling aan wie hij dertig jaar geleden les heeft gegeven?’
Wilfried Buffel snoof verontwaardigd. Wat dacht die man wel? De benen wilden niet goed meer mee, maar met zijn geheugen was niets aan de hand. Hij maakte wat kabaal met een binnendeur, wachtte een paar seconden en maakte de voordeur open.
‘Meester Buffel?’ vroeg de vrouw met pretlichtjes in haar ogen.
‘Daar spreekt u mee, juffrouw.’
‘Ik ben Hannelore Martens. Ik werk voor het parket. En dit is commissaris Van In van de Brugse politie. Mogen wij u even storen?’
Buffel liet hen binnen in de salon. Hij ging op zijn vertrouwde plaats bij het raam zitten. Je wist maar nooit wat er gebeurde. Op de vensterbank stond een aarden tabakspot. Als hij die door het raam gooide, zou het glasgerinkel de buren alarmeren. Dat hoopte hij tenminste.
‘Het gaat over een oude leerling en collega van u, meester Lodewijk Vandaele,’ viel Hannelore met de deur in huis.
Buffel bracht zijn hand naar zijn hoofd. Hij streek door zijn dunne, grijze haren. Waarom had hij in godsnaam de deur opengemaakt? Die verdomde beroepstrots toch.
‘Lodewijk Vandaele,’ herhaalde Hannelore geduldig.
Van In pulkte in zijn neus. Dit kon een tijd duren, dacht hij pessimistisch.
‘Dat is allemaal zo lang geleden, juffrouw.’
‘Kom, kom, meester. Onderwijzers beschikken doorgaans over een prima geheugen. Mijn eigen oude onderwijzeres kan zich nog haarscherp herinneren wat voor jurkje ik op mijn eerste communie droeg.’
Ze lachte zo innemend dat Buffel niet langer weerstand bood. Hij griste zijn pijp van het bijzettafeltje en stopte die met tabak uit de pot op de vensterbank. Van In stond op en hield zijn aansteker in de aanslag. Hij had nu tenminste een troost: als de oude rookte, mocht hij dat ook.
‘Lodewijk Vandaele is bijna tien jaar mijn collega geweest. Ik gaf les in het eerste leerjaar. Hij stond in de vierde klas. Toen zijn vader stierf, heeft Lodewijk het onderwijs vaarwel gezegd en het familiebedrijf overgenomen.’
Buffel nam een gezapige trek van zijn meerschuimen pijp.
‘Daarna heeft hij het zeer ver geschopt.’
‘Hoe was hij als onderwijzer?’ vroeg Hannelore.
Buffel had die vraag verwacht. Hij wist nu wat het doel van hun bezoek was.
‘Ik dacht dat die zaken verjaarden, juffrouw.’
Zowel Van In als Hannelore keek de onderwijzer verbouwereerd aan.
‘Welke zaken, mijnheer Buffel?’
De oude man blies een dikke rookwolk door de kamer. Op die manier hoefde hij zijn bezoekers niet recht in de ogen te kijken.
‘In die tijd gebeurde het wel vaker dat een leerkracht de grenzen van de toelaatbare affectie overschreed.’
Van In had al menige definitie van pedofilie gehoord, maar het eufemisme dat Buffel hanteerde, klonk bijna kindvriendelijk.
‘Is hij daarvoor veroordeeld?’ vroeg Hannelore koel.
Meester Buffel zuchtte. De vrouw was te jong om te weten hoe dat soort van schandalen vroeger werd geregeld.
‘Lodewijk gaf les aan een katholieke school juffrouw. De pastoor suste de ouders en het parket seponeerde de klacht. Zo ging dat in die tijd.’
Van In knikte. Toen hij studeerde, had iedere school nog zijn eigen dijenstreler.
‘Herinnert u zich nog de namen van de kinderen voor wie Vandaele een overdreven affectie betoonde?’
De oude man zuchtte opnieuw.
‘Provoost, Brys en Aerts misschien?’
Buffel legde zijn pijp terzijde en maakte daarbij bewust een eind aan het rookgordijn.
‘Ik heb het bericht in de krant gelezen,’ zei hij terneergeslagen.
‘Denkt u dat Lodewijk Vandaele Provoost heeft vermoord?’ vroeg Hannelore.
Die vraag bracht Buffel in verwarring.
‘Daarvoor komt u toch,’ sprak hij met een wanhopige blik in de ogen.
Van In drukte zijn sigaret uit. De oude kon wel eens gelijk hebben. In de vakliteratuur had hij daar destijds een en ander over gelezen. Naar het schijnt, blijft de band tussen pedofiel en slachtoffer levenslang bestaan. In Amerika waren gevallen bekend van pedofielen die hun pupillen meer dan twintig jaar na de feiten hadden vermoord en dat meestal om een banale reden. Voorwaarde daarvoor was dat pedofiel en pupil met elkaar bevriend bleven. Hoewel er geen sprake meer was van seksueel contact, probeerde de pedofiel zijn volwassen vriend psychisch toch aan zich te binden. Dat verschafte hem twee bronnen van genot. Als zijn pupil huwde, voelde de pedofiel zich superieur aan de echtgenote, die hij als een tweede keus beschouwde. Bovendien wist hij dat als het paar kinderen kreeg, hij in de beste positie verkeerde om als vriend van de familie opnieuw zijn kans te wagen.
‘Had Provoost kinderen?’
Hannelore keek Van In onbegrijpend aan.
‘Een zoontje en twee dochters. Waarom? Je denkt toch niet dat Vandaele Provoost heeft vermoord om met zijn kinderen te kunnen rotzooien?’
Van In stak een nieuwe sigaret op. Eigenlijk kon hij zich niet goed voorstellen hoe Vandaele erin geslaagd kon zijn Provoost te overmeesteren en te boeien. En dan was er nog de marteling. Of was Vandaele behalve een pedofiel ook nog een sadist?
‘Ik vrees dat we op een dood spoor zitten, Hanne.’
‘Wenst u soms een kop thee?’ stelde Buffel plotseling vriendelijk voor.
‘Nee, dank u,’ zei Hannelore kordaat.
Ze liet Van In de tijd niet om een alternatief drankje te suggereren. Ze wilde deze zaak tot op het bot uitspitten. Linda had immers bij hoog en bij laag beweerd dat Buffel hen verder kon helpen.
‘Zijn er u nog andere gevallen van… overdreven affectie bekend, mijnheer Buffel?’
De onderwijzer schudde het hoofd. Na de heisa rond de zaak-Provoost had Vandaele zijn jachtterrein verplaatst. Hij solliciteerde voor de functie van monitor bij de plaatselijke ziekenfondsafdeling. Op die manier kon hij tijdens de vakantie met jongens van negen tot twaalf aan de slag.