‘Hallo, met Lodewijk Vandaele.’
‘Jos Brouwers.’
Vandaele haalde opgelucht adem. ‘Ik veronderstel dat de klus geklaard is,’ zei hij met een beverige stem.
Het bleef even stil aan de andere kant.
‘Wel,’ drong Vandaele aan.
Het was de eerste keer dat Brouwers moest toegeven dat hij gefaald had. Hij probeerde de passende woorden te vinden.
‘Aerts is een bijzonder listig heerschap,’ sprak hij plompverloren. ‘Ik had gelijk dat hij zich op Malta schuilhield…’
‘Je hebt hem dus laten ontsnappen.’
‘Iemand moet de klojo getipt hebben,’ protesteerde Brouwers.
Vandaele was minder boos dan hij voorwendde. William was altijd heel gewillig geweest. Hij had hem uren van onvergetelijk genot verschaft. Eigenlijk was Vandaele een beetje trots op zijn lieveling en op het feit dat hij Brouwers te slim af was geweest.
‘Maak je niet druk, Jos. Wellicht heb ik voorbarig geoordeeld. Ik weet dat William me nooit zal verraden.’
Vandaele verslikte zich in zijn eigen speeksel en begon te hoesten. Brouwers trok zijn oor van de hoorn weg. Het gerochel van de oude klonk als doodsgereutel.
‘Daar zou ik niet zo zeker van zijn, mijnheer Vandaele. William Aerts heeft zich vrijwillig bij de rijkswacht aangemeld. Het zou me niet verwonderen als…’
‘Je geld ligt klaar, Jos. Ik wil dat je de operatie staakt.’
Brouwers maakte vlug de rekening. Als de oude betaalde, kon de rest hem geen zier schelen.
‘Dan ben ik over een uur bij u,’ zei Brouwers.
In het gezelschap van Hannelore haalde meester Buffel de sleutel van het schoolarchief bij de pastoor. Die maakte geen bezwaar toen de oude onderwijzer hem uitlegde waarvoor hij die nodig had. Hij had meer oog voor de bevallige verschijning van Hannelore.
‘U zou wel eens gelijk kunnen hebben, mevrouw,’ zei Buffel toen ze door de Ezelstraat liepen. ‘In die tijd dachten wij automatisch dat kinderen de naam van hun vader droegen.’
Hannelore ondersteunde de onderwijzer. Van In volgde het vreemde stel op een meter afstand. De joint venture tussen Hanne en meester Buffel leek hem zuiver platonisch en als dat niet zo was, gunde hij de oude man zijn lazaruserectie.
De lagere school waar Yves Provoost, Johan Brys en William Aerts hadden leren lezen en schrijven, lag er desolaat bij. Hoewel Wilfried Buffel er al tien jaar niet meer was geweest, vond hij feilloos de weg naar het kleine lokaal waar de dossiers van talrijke generaties leerlingen de tand des tijds probeerden te doorstaan.
‘Hatsjoem.’
Hannelore niesde voluit toen Buffel zich een weg baande door de bestofte bundels. Van In probeerde zich nuttig te maken door met zijn zaklamp het papierstort bij te lichten.
Buffel ging zelfverzekerd te werk, alsof hij het archief tot op gisteren had bijgehouden. Op aanwijzing van de onderwijzer versjouwde Hannelore de stapels vergeelde documenten.
‘Neem jij de zaklamp even,’ zei Van In.
Het had twee volle minuten geduurd voor hij zich eindelijk realiseerde dat ze zwanger was. Buffel trakteerde Hannelore op een knipoog. Hij vond het normaal dat de jongeman jaloers was.
Toen Buffel ‘1964’ riep, had Van In het gevoel dat hij vijf ton papier had verplaatst.
De onderwijzer haalde een zakmes boven en sneed het touwtje door waarmee de bundel was samengebonden.
‘Desmedt Dirk en Dani,’ zei hij na een poos. ‘Vader: Desmedt Jozef, moeder: Baert Lutgart. Burgerlijke stand: gescheiden.’
Hannelore rilde toen ze de sleutel in het voordeurslot stak. De dunne stof van haar jasje bood nauwelijks bescherming tegen de sluipende najaarskilte. Hoewel de bedrieglijke middagtemperaturen de illusie van een late zomer creëerden, viel de avond behoorlijk tegen. Bovendien had het verblijf in het stofferige archieflokaal haar geen goed gedaan.
‘Zal ik wat wijn opwarmen?’ stelde Van In behulpzaam voor. Hannelore vluchtte naar binnen. Ze nestelde zich op de bank. Zwijgen is toestemmen, dacht Van In. Hij nam een reisdeken en stopte haar lekker in.
‘Dirk en Dani Baert,’ klappertandde ze. ‘Nu begrijp ik waarom ieder spoor doodliep. Baert wist dat we zijn broer zochten.’
Van In plaatste de twee glazen kokendhete wijn op de salontafel.
‘Het lijkt er sterk op dat Dani eigenlijk Herbert is en dat onze hoofdinspecteur Provoost heeft vermoord,’ zei hij bedrukt. ‘Als dat uitlekt, staat Brugge op zijn kop.’
‘Straks worden we met een koffiearrest geconfronteerd,’ meesmuilde Hannelore.
Van In blies over de wijn en reikte haar een glas aan.
‘Een koffiearrest?’
Hannelore nipte van de warme wijn. ‘Iedereen weet toch dat jullie samen koffie hebben gedronken,’ zei ze met een uitgestreken gezicht.
Telefoontoestellen zijn nare dingen. Ze rinkelen op de meest vervelende tijdstippen. Van In vloekte. Hij zette zijn glas neer en rende naar de keuken.
‘Hallo.’
‘Excuseert u mij dat ik u nog zo laat stoor, commissaris, maar…’
‘Wat scheelt er, Herman?’
Van In herkende de stem van de officier met wachtdienst. Herman Tant klonk zenuwachtig en dat was zijn gewoonte niet.
‘Het gaat om een zekere Aerts,’ zei hij nogal onduidelijk.
‘Wat is er met hem?’
Van In reageerde versuft. Het bleef even stil aan de andere kant. Tant kreeg er spijt van dat hij zich had laten overhalen de commissaris te bellen.
‘Wel,’ drong Van In ongeduldig aan.
‘Aerts zegt dat hij u dringend wil spreken. Ik…’
Hannelore gooide de deken van zich af. Van In zag eruit alsof iemand hem net het twaalfde inzicht had geopenbaard.
‘Heb je het over William Aerts?’
Hannelore schuifelde dichterbij.
‘Ja,’ zei Tant opgelucht. ‘De luchthavenbrigade van Zaventem heeft hem een paar uur geleden opgepakt. Aerts wil alleen met u spreken. Hij zegt dat het om een zaak van leven en dood gaat.’
Van In gebaarde dat Hannelore moest meeluisteren.
‘Zeg hem dat ik het nodige doe, Herman. Waar is hij nu?’
‘In Brussel, commissaris.’
Van In wist wat dat betekende. Als hij de officiële weg volgde, kreeg hij Aerts pas over een week te spreken. Hij haakte in en belde De Kee op. De hoofdcommissaris was niet thuis. Van In aanhoorde geduldig de onzin die de telefoonbeantwoorder uitkraamde.
‘Hij zegt dat we voor dringende zaken de politie moeten bellen.’
Hannelore nam de hoorn over.
‘Zorg jij maar voor een nieuw glas warme wijn,’ glimlachte ze.
Terwijl Van In zich van zijn taak kweet, belde Hannelore procureur Beekman. Die beloofde dat hij zich persoonlijk met de zaak zou bemoeien. Tien minuten later kwam er een antwoord. Beekman verzekerde Hannelore dat William Aerts morgenvroeg onder begeleiding van de rijkswacht naar Brugge zou worden overgebracht.
‘Tevreden?’ vroeg ze een beetje uitdagend.
Van In schonk de glazen vol en roerde een lepel honing door de hete wijn.
‘Ik weet niet wat ik zonder jou zou aanvangen, Hanne. Een mens zou zich bijna schuldig voelen.’
Ze glimlachte als de Mona Lisa en trok zich waardig terug in de salon.
‘Je kan die schuld makkelijk inlossen,’ riep ze. ‘Ik heb mijn glas wijn in de keuken laten staan. Als je dat even voor me wilt meebrengen.’
Van In gehoorzaamde automatisch. Hij had zich vroeger altijd afgevraagd hoe vrouwen erin slaagden hun mannen af te richten tot gedweeë aapjes. Nu wist hij het.
‘Dank je, schat. Nog een sigaretje en ik waan me de koningin van Sheba.’
Van In slofte opnieuw naar de keuken. Hij nam een schone asbak van het aanrecht en uit de koelkast een homp jonge belegen kaas. Die versnapering had hij nu wel verdiend.