Jos Brouwers parkeerde de Renault voor de villa van zijn opdrachtgever. Discretie had nu geen zin meer. Hij had gefaald en dat betekende dat Vandaele hem nooit meer zou inhuren. Het geld zou klaarliggen, had de oude beloofd.
De ex-rijkswachter zette zijn kraag op en beende over het gazon naar de voordeur. Tussen de kieren van de gesloten overgordijnen sijpelden gelige slierten licht naar buiten.
Brouwers belde aan. Een gure wind sneed door zijn broekspijpen. De afgevallen bladeren ritselden op de grond. Hij wachtte geduldig tot Vandaele de deur kwam openmaken. Toen dat niet gebeurde, liep Brouwers naar het raam. Hij roffelde met zijn vingertoppen op het venster. Binnen bleef het stil. Er was alleen het geluid van de wind, die huilde over de polder.
De ex-rijkswachter vloekte binnensmonds. Hij liep naar zijn wagen. In het dashboardkastje bewaarde hij een kleine, platte doos met wat inbrekersgereedschap.
Vandaele zat achter de piano. Zijn hoofd lag op het klavier. De toetsen zaten onder een vieze smurrie. Brouwers kokhalsde toen hij in de donkerrode bloedplas stukjes zwart weefsel ontdekte. Het gezicht van de oude pedofiel was verwrongen van de pijn. Vandaele was dood. Hij had zijn rotte longen uitgebraakt en was gestikt in zijn eigen viezigheid.
15
Hoofdcommissaris De Kee hing zijn smetteloze overjas aan de kapstok. Hij klopte wat denkbeeldig stof van zijn schouders, drukte Van In de hand en ging voor het raam staan. De toestand was precair. Toen Van In hem een halfuur geleden had gebeld, was hij onmiddellijk in zijn wagen gestapt.
‘Wanneer komt hij?’ vroeg de hoofdcommissaris.
‘Om halfnegen,’ zei Van In.
De Kee draaide zich om. Zijn gezicht stond zorgelijk. Het voorbije jaar had het gerechtelijk apparaat flinke klappen geïncasseerd. Als Van In gelijk had en hoofdinspecteur Baert was verantwoordelijk voor de moord op Yves Provoost, zou dat het imago van zijn korps niet ten goede komen. De Kee had het steevast over mijn mannen. Een smet op het blazoen van de Brugse politie beschouwde hij als een persoonlijke blaam. Op dat gebied was hij bijzonder aristocratisch.
‘En wanneer verwacht u die andere?’
‘Om negen uur,’ zei Van In. ‘De rijkswachtcommandant van Brussel heeft beloofd dat hij William Aerts om acht uur op transport zou zetten.’
Van In stak een sigaret op. Daarvoor hoefde hij zijn meerdere geen toestemming te vragen. Dit was immers zijn kantoor.
‘Hebben die twee iets met elkaar te maken?’
‘Ze kennen elkaar van de lagere school,’ zei Van In.
‘En u weet zeker dat Dirk Desmedt en Dirk Baert een en dezelfde persoon zijn.’
‘De geboortedata kloppen in ieder geval. Volgens mij heeft Dirk Baert op zijn eenentwintigste de naam van zijn moeder aangenomen.’
De Kee begon te ijsberen. Hij hoopte voor één keer dat Van In zich vergiste.
‘De rest kunt u in zijn dossier lezen.’
Van In reikte hem een vaalgroene map aan.
‘Dirk Baert liep school in de Ezelstraat en hij heeft een broer die Dani heet.’
De Kee maakte een afwerend gebaar. Hij zou zich alleen maar belachelijk maken als hij die details zelf ging verifiëren.
Dirk Baert voelde nattigheid toen hij kamer 204 binnenkwam. De matinale aanwezigheid van hoofdcommissaris De Kee was even ongebruikelijk als een bezoek van de kroonprins aan een parenclub.
‘Goedemorgen,’ zei hij zonder zijn blik op te slaan.
‘Ga zitten, Desmedt.’
Het horen van zijn echte naam trof Baert met de kracht van een middeleeuwse stormram.
‘Hoe bedoelt u, mijnheer de hoofdcommissaris?’
‘Je weet heel goed wat ik bedoel, Desmedt. Je zit zwaar in de nesten en met jou het hele korps.’
Baert ging zitten. Zijn benen voelden aan als slappe spaghettistengels. De Kee had met een vlijmscherpe haal zijn navelstreng doorgesneden. Vanaf nu stond hij helemaal alleen.
‘Ik haatte mijn vader. U doet het voorkomen alsof ik een misdaad heb gepleegd?’
Van In had een andere reactie verwacht. Het zag ernaar uit dat Baert zich niet zomaar gewonnen zou geven.
‘Je geeft dus toe dat je eigenlijk Dirk Desmedt heet?’
In een verhoor was het belangrijk dat de ondervrager zijn vragen zo formuleerde dat de verdachte verplicht was om die met ja te beantwoorden.
Baert knikte.
‘Heb je een broer die Dani heette?’
Van In gebruikte met opzet de verleden tijd.
‘Ja,’ zei Baert.
‘En Dani is dood.’
‘Dani is verdwenen. Hij is twaalf jaar geleden naar Nederland getrokken. Sindsdien heb ik niets meer van hem gehoord.’
‘Niets meer?’
‘Nee.’
‘Commissaris Van In wil je alleen maar helpen, Baert. Als je nu de waarheid opbiecht, kunnen we in het procesverbaal vermelden dat je spontaan bekentenissen hebt afgelegd en dat kan een boel schelen als je straks voor Assisen verschijnt.’
‘Ik zie niet in wat voor bekentenissen u van mij verwacht, mijnheer de hoofdcommissaris. Maar ik kan niet ontkennen dat ik de wet ken,’ zei Baert bitter.
Van In wierp De Kee een veelbetekenende blik toe.
‘Ik geef je drie uur bedenktijd, Baert.’
Hij toetste het nummer van de officier met wachtdienst in.
‘Als je dan geen beslissing hebt genomen, zien we ons verplicht de zaak over te maken aan het parket.’
De hoofdinspecteur boog het hoofd. Waarom arresteerden ze hem niet, dacht hij wanhopig.
‘Hallo, Robert. Van In hier. Kun je voor een paar uur een betrouwbaar mannetje missen?’
Robert Tant raadpleegde het dienstrooster.
‘Bart Vermeulen werkt tot dertien uur.’
‘Oké. Stuur hem maar.’
Procureur Beekman, de directe chef van Hannelore, was een magistraat van de nieuwe lichting. In tegenstelling tot zijn voorgangers was hij niet gerekruteerd uit het zootje middelmatige advocaten dat zich bij gebrek aan cliënteel een partijkaart heeft aangeschaft. Op zijn tweeënveertigste zag hij er bij een gunstige lichtinval nog jongensachtig uit. Dat kwam omdat hij bewust had afgezien van de donkergrijze pakken, die zijn collega’s onontbeerlijk achtten voor het o zo levensnoodzakelijke decorum. Beekman droeg meestal een sportief jasje en af en toe werd hij wel eens zonder das gesignaleerd.
‘Maak het je gemakkelijk, Hannelore,’ stelde hij uitnodigend voor.
Het kabinet van de procureur was luchtig en fris. Hier geen stapels muffe dossiers in kromgetrokken rekken. Beekman had zelfs het obligate portret van de koning en de koningin op eigen kosten van een moderne lijst laten voorzien.
‘De verdwijning van de agente baart me zorgen,’ zei hij.
Hannelore liep naar de knusse zithoek bij het raam. De vensterbank stond volgepropt met cactussen. Beekman hield van stekelig groen.
‘Mij ook,’ zei Hannelore. ‘Jammer genoeg heeft de huiszoeking van gisteren geen resultaat opgeleverd. Ik vrees dat we weer bij af zijn.’
‘En wat denkt Van In ervan?’
‘Pieter heeft zijn handen vol met de andere zaken. Volgens hem is de ondervraging van de twee verdachten op dit ogenblik de enige manier om het netwerk van Vandaele op te rollen. Hij is ervan overtuigd dat hij op die manier Carine Neels kan terugvinden.’
Beekman streek de haartjes van zijn rechterwenkbrauw plat.
‘Ik zal open kaart met je spelen, Hannelore,’ zei hij. ‘Gisteren belde de procureur-generaal me op met de vraag het onderzoek naar de moord op Herbert en Provoost wat rustiger aan te pakken.’
Hannelore besefte dat Beekman zijn nek uitstak door haar die informatie mee te delen. Wat de procureur en de procureur-generaal met elkaar bedisselden, was normaal niet voor de oren van jonge substituten bestemd.
‘Wat bedoelt hij met wat rustiger?
‘De koelkast,’ zei Beekman mat.
‘Dat meen je niet, Jozef.’
Privé sprak ze hem altijd met de voornaam aan.
‘Wacht tot je de rest hoort.’
Beekman streek nu de haartjes van zijn linkerwenkbrauw plat.