‘Wat zou er moeten schelen?’ reageerde William bars.
Linda wreef de slaap uit haar ogen. Ze stak een sigaret op: de zesde in drie kwartier. ‘Het lijkt wel of je een spook hebt gezien.’ Ze zette hem het bord met de slijmerige eieren voor.
‘Rot toch op, mens. Niemand vraagt je wat.’ William schudde de krant in vorm.
Zij blies minachtend een longvol rook door haar neusgaten. ‘Een beetje vriendelijkheid heeft nog nooit slachtoffers gemaakt,’ snoof ze.
Het woord ‘slachtoffers’ miste zijn uitwerking niet. William begon te trillen als een stationair draaiende dieselmotor. Linda wist dat hij binnen de kortste keren zou uitbarsten als een vulkaan. Daarom trok ze zich strategisch terug naar de keukendeur. Dat was geen moment te vroeg. Ze stond nog in de deuropening toen hij het bord eieren greep. Precies op het ogenblik dat hij gooide, trok ze de deur dicht. Het bord zeilde als een frisbee door de keuken en kletterde tegen de muur. Tijdens de vlucht gleden de spiegeleieren van het bord en spatten als geelwitte slijmbommen op de vloer uiteen.
Linda hoorde gevloek en het verschuiven van een stoel. Ze vluchtte naar de bar en nam een halfvolle fles Elixir d’Anvers. William gooide de keukendeur open en schreeuwde dat hij haar zou vermoorden. Dat deed William altijd als hij over de rooie ging. Linda grabbelde tussen de voorraad sigaretten, stak twee pakjes Marlboro in de zak van haar kamerjas en rende de trap op. Over een uur was de storm geluwd en dan kon ze terug naar beneden. Linda sloot de slaapkamerdeur af en luisterde. Deze keer gooide hij geen huisraad stuk. Hij kwam zelfs niet op de deur bonken. Ze ontkurkte zenuwachtig de fles Elixir en dronk. William ging aan de keukentafel zitten. Voor hem stond een ingelijste foto van zijn moeder. In de linkerbovenhoek herinnerde een rouwlint aan de tragedie die hem zestien dagen geleden had getroffen.
Van In parkeerde de Golf voor het gesloten hek. Nergens was een bel te bespeuren. Hugo Vermast stond in de dakgoot van zijn boerderij. Hij was druk bezig met het slopen van een zwartgeblakerde schoorsteen. Zijn schreeuwerige transistorradio vermoordde het geritsel van de bladeren en het gezang van een moedige lijster.
Van In plaatste zijn handen als een hoorn voor zijn mond. Hij haalde diep adem en schreeuwde zich de longen uit het lijf. Na twee ijselijke hallo’s zweeg de radio. Van In stak zijn hand op. Het was een eeuwigheid geleden dat hij nog naar iemand had gewuifd. Dertig jaar om precies te zijn. Toen was de koning in Brugge op bezoek geweest. Iedereen die de vorst wilde begroeten, mocht die dag wegblijven uit de school.
Vermast beantwoordde de groet van de commissaris met een enthousiast armgebaar. Straks valt hij nog uit de goot, dacht Van In met enig leedvermaak.
Plotseling draaide het hek automatisch open. Vermast daalde af van de ladder en liep hem tegemoet.
‘Handig, zo’n apparaat.’ Van In wees naar de afstandsbediening waarmee Vermast het hek had opengemaakt.
‘De technologie staat voor niets, commissaris. Waarmee kan ik u van dienst zijn?’
‘Een kop koffie zou me smaken.’
Beide mannen liepen over het erf, dat bezaaid was met bouwmaterialen.
‘U woont hier wel erg romantisch,’ zei Van In toen ze via een gammele achterdeur in de keuken waren aanbeland.
‘Een oude droom van mijn vrouw. Ze wil al jaren op het platteland wonen. Ook voor de kinderen is het een unieke ervaring. Die wilden net als mama tot elke prijs weg uit de stad.’
Van In mocht er niet aan denken dat een van zijn ettertjes hem ooit het huis zou uitjagen. Hij vond dat kinderen hun ouders hoorden te volgen. De zogenaamde vrije opvoeding was een hersenspinsel van een handvol dolgedraaide artsen. Dokter Benjamin McLane Spock was er zo eentje geweest. Een paar decennia na het verschijnen van zijn eerste boek had de man er spijt van gekregen dat hij het leven van miljoenen jonge gezinnen had verknoeid. Zijn theorie had legioenen ettertjes gebaard. Dokter Spock. Jezus. Voor Van In bestond alleen de echte Mister Spock. Die kon tenminste zeggen: beat them up, Scotty.
Het interieur van de keuken bestond uit een bonte verzameling gebloemd aardewerk, droogbloemen en slordig gebeitst meubilair. De tafel zat onder de jam. Ronde schroeiplekken, ontstaan doordat pannen te haastig van het vuur op de tafel waren gezet, gaven het blad een authentiek karakter.
‘Dag Joris.’
Van In probeerde vriendelijk over te komen. Het jongetje zat nog in zijn pyjama. Hij reageerde amper op de groet van de vreemdeling. Hij concentreerde zich op het rooster, dat gevormd werd door keurig gerangschikte suikerklontjes.
‘Zeg mijnheer eens goedemorgen, jongen.’
Joris negeerde het kinderachtige verzoek van zijn vader. Hij sloeg de ogen neer en rangschikte de klontjes in een ander patroon.
‘Joris heeft het moeilijk met mensen die hij niet kent,’ zei Vermast. Waarschijnlijk maakte hij dat iedereen wijs die hier voor de eerste keer voet over de drempel zette.
‘Geen probleem, mijnheer Vermast. Het belangrijkste is dat kinderen zich amuseren,’ reageerde Van In wrang. Hij probeerde zijn stem overtuigend te laten klinken.
Vermast zette de ketel op het vuur en haalde twee afgeschilferde koppen uit de keukenkast. Aan de manier waarop hij zenuwachtig in de kast rommelde, zag Van In dat er iets mis was.
‘Is thee ook goed?’ vroeg Vermast na een poos een beetje beschaamd. Hij liet een trommel zien met een bruine bodem van versteend koffiegruis.
‘Als het maar vloeibaar is,’ loog Van In. Hij keek naar de voorraad suiker op de tafel. Met drie klontjes was ieder brouwsel te zuipen.
‘Woont u hier al lang, mijnheer Vermast?’
‘Drie maanden, commissaris. Er is nog een boel werk te doen, zoals u ziet. Maar u weet hoe dat gaat.’ Van In wist helemaal niet hoe dat ging, maar besloot wijselijk daar niet op in te gaan.
Het gegrom van een dieselmotor deed de onlangs vervangen ruiten (de labels kleefden er nog aan) vervaarlijk trillen. Van In keek door het raam. Hij zag het hek openzwaaien. Leen reed voorzichtig het erf op. Ze parkeerde de aftandse Volvo tussen twee zandhopen. Tine gooide het portier open met een geweld dat alleen een oude Zweed kan incasseren.
‘Pittig meisje,’ zei Van In. ‘Is ze altijd zo energiek?’
Hoewel hij het niet als een compliment had bedoeld, fleurde Vermast er zichtbaar van op.
‘Mijn vrouw denkt dat ze een speciale opleiding verdient. Jammer genoeg is er geen school voor meerbegaafden in de buurt. Haar IQ ligt ver boven de honderd dertig. Dat schept problemen en als ouder stuit je daarbij op veel onbegrip, vooral van de leerkrachten.’
Van In sloeg zijn ogen ten hemel. Kinderen. Benson im Himmel. Het jongetje was net geen autist en bijgevolg werd het neurotische meisje meteen tot wonderkind gebombardeerd.
Vermast haalde een derde kopje uit de keukenkast, pakte de theepot en schonk de koppen vol. Het goedje stonk naar wasgoed. Van In had het kunnen weten, maar nu was het te laat.
Leen duwde met haar voet de keukendeur open. Ze torste een paar bruine zakken van de plaatselijke supermarkt. Die deponeerde ze op het aanrecht.
‘Hallo schat, dag commissaris.’
Leen droeg een mouwloze mini-jurk. Ze liet zich met een zucht neerploffen in een stoel, waardoor de jurk hoog naar boven schoof. De meeste vrouwen kruisen dan kuis hun benen, maar zij deed geen moeite om haar sneeuwwitte slipje aan het oog van de commissaris te onttrekken. Van In was ervan overtuigd dat ze dat met opzet deed. Hij verplaatste zijn blik. Haar borsten stonden ver uit elkaar en dat gezicht beviel hem beter.
‘Mama, ik wil wortelsap,’ zeurde Tine. Vermast lachte schaapachtig. Van In daarentegen had het mormel met plezier een draai om de oren verkocht.
‘Mama, ik wil wortelsap. Dat heb je me vanmorgen beloofd.’ Het meisje bonkte koppig met haar hoofd tegen Leens schouder.
‘Straks, liefje. Mama drinkt nu eerst een kopje thee.’
‘Mamáá. Je hebt het belóóófd,’ stampvoette ze. Het schelle gekrijs drong door merg en been. Van In hield zijn kaken opeengeklemd. Vroeger deed hij dat ook als iemand zijn nagels over het schoolbord haalde. Leen liet haar dochter uitrazen. Ze dronk rustig van haar thee en glimlachte af en toe naar Van In. Het meisje bestormde nu woedend haar vader.