Выбрать главу

‘Dus u wilt hem sturen. Hij zei dat u zou proberen hem te gebruiken, maar dit is de eerste keer dat ik het u hoor toegeven.’ Min voelde zich koud worden. Boos voegde ze eraan toe: ‘Tot dusverre hebben u en Moiraine het er niet best vanaf gebracht.’

De vermoeidheid leek van Siuans schouders te glijden. Ze richtte zich op en keek neer op Min. ‘Je kunt maar beter hopen dat we dat wél kunnen. Denk je dat we hem zomaar los kunnen laten lopen? Koppig en halsstarrig, ongeoefend, onvoorbereid, misschien zelfs wel bezig om gek te worden? Denk je dat we het aan het Patroon kunnen overlaten, aan zijn lót, om hem in leven te houden, alsof het een verhaaltje is? Dit is geen verhaal en hij is geen onoverwinnelijke held, en als zijn draad uit het Patroon wordt gerukt, zal het Rad des Tijds zijn heengaan niet eens opmerken, en de Schepper zal geen wonderen verrichten om ons te redden. Als Moiraine zijn zeilen niet kan reven, is hij heel goed in staat zichzelf om zeep te helpen, en waar blijven we dan? Waar blijft de wereld? De kerker van de Duistere verzwakt. Hij zal de wereld aanraken; het is slechts een kwestie van tijd. Als Rhand Altor er niet is om hem in de Laatste Slag tegemoet te treden, als die koppige jonge dwaas erin slaagt té vroeg te sterven, is de wereld verloren. Opnieuw de Oorlog van Kracht, zonder Lews Therin en zijn Honderd Gezellen. En uiteindelijk vuur en schaduw, voor altijd.’ Ze zweeg opeens en keek Min strak aan. ‘Dus zo staat de wind erbij? Jij en Rhand. Dat had ik niet verwacht.’

Min schudde heftig het hoofd en voelde haar wangen kleuren. ‘Helemaal niet! Het was... Het is de Laatste Slag. En de Duistere. De gedachte alleen, dat de Duistere vrij is, volstaat om het merg van een zwaardhand te bevriezen. En de Zwarte Ajah...’

Probeer er niet omheen te draaien,’ zei de Amyrlin scherp. ‘Denk je dat dit voor mij de eerste keer is dat ik een vrouw zie die voor het leven van haar man vreest? Je kunt het net zo goed toegeven.’ Min verschoof in haar stoel. Siuans ogen boorden zich in de hare, wetend en ongeduldig. ‘Goed dan,’ mompelde ze ten slotte, ‘ik zal het u allemaal vertellen, maar ik betwijfel of dat een van ons helpt. De allereerste keer dat ik Rhand zag, zag ik drie vrouwengezichten, en een ervan was het mijne. Ik heb nooit eerder en nooit daarna iets over mijzelf gezien, maar ik wist wat het betekende. Ik zou verliefd op hem worden. Net als de andere twee.’

Drie. Die andere twee. Wie zijn het?’

Min glimlachte bitter. ‘De gezichten waren vaag; ik weet niet wie het zijn.’

‘En er was niets wat aangaf dat hij op zijn beurt jou zou liefhebben?’

Helemaal niets! Hij heeft nog nooit goed naar me gekeken. Ik geloof dat hij me ziet als... als zijn zuster. Dus denk maar niet dat je hem door mij aan de leiband kunt leggen. Zinloos!’

‘Maar je houdt van hem?’

‘Ik heb geen keus.’ Min probeerde haar stem minder dof te laten klinken. ik probeerde het als een grap te zien, maar ik kan er niet meer om lachen. Geloof me of niet, als ik weet wat het betekent, zal het gebeuren.’

De Amyrlin tikte met een vinger tegen haar lippen en keek Min nadenkend aan.

Die blik stond Min helemaal niet aan. Ze had zichzelf niet zo bloot willen geven, minder willen zeggen dan ze gedaan had. Ze had niet alles verteld, maar ze had onderhand moeten weten dat je een Aes Sedai geen handvat moest geven, zelfs niet als je geen idee had hoe ze dat konden gebruiken. Aes Sedai waren heel bekwaam in het vinden van manieren.

‘Moeder, ik heb Moiraines boodschap afgeleverd en ik heb alles verteld wat ik over de betekenis van mijn visioenen weet. Er is geen enkele reden om niet mijn eigen kleren aan te trekken en te vertrekken.’

‘Waarheen?’

‘Tyr.’ Na met Gawein gepraat te hebben om er zeker van te zijn dat hij geen dwaze dingen doet. Ze wilde dat ze de moed had om te vragen waar Egwene en de andere twee naartoe waren gegaan, maar als de Amyrlin het Elaynes broer niet wilde zeggen, was er weinig kans op dat ze het Min zou vertellen. En Siuan Sanche had nog steeds die peinzende blik in haar ogen. ‘Of waar Rhand ook is. Ik ben geen dwaas, maar ik zal de eerste vrouw niet zijn die verblind is door een man.’

‘De eerste die verblind is door een Herrezen Draak. Naast Rhand Altor staan, zal gevaarlijk zijn zodra de wereld ontdekt wat hij is. En als hij inmiddels Callandor heeft geheven, zal de wereld er gauw genoeg achter komen. De helft zal proberen hem te doden, alsof zijn dood de Laatste Slag zou kunnen tegenhouden, alsof dat de uitbraak van de Duistere zou tegengaan. Velen die hem na staan, zullen sterven. Het zou beter voor je zijn als je hier bleef.’

De Amyrlin klonk meelevend, maar Min geloofde er niets van. Ze geloofde niet dat Siuan Sanche medeleven kon opbrengen, ik waag het erop; misschien kan ik hem helpen. Met wat ik zie. En zelfs de Toren is niet echt veilig zolang zich hier nog één Rode zuster bevindt. Als ze een geleider zien, vergeten ze elke Laatste Slag en elke voorspelling over de Draak.’

‘Dat zullen vele anderen ook doen,’ onderbrak Siuan haar kalm. ‘Het is moeilijk om je oude manier van denken los te laten. Dat geldt evenzeer voor Aes Sedai als voor andere mensen.’

Min keek haar verwonderd aan. Ze leek zowaar Mins kant van de zaak te zien. ‘Het is geen geheim dat ik een vriendin van Egwene en Nynaeve ben, en het is geen geheim dat ze uit hetzelfde dorp als Rhand komen. Dat is voor de Rode Ajah al reden genoeg. Als de Toren erachter komt wat hij is, zou ik gevangen worden genomen voor de dag om is. Dat geldt ook voor Egwene en Nynaeve, als u ze tenminste niet ergens veilig hebt opgeborgen.’

‘Dan mag je niet herkend worden. Je kunt geen vis vangen als ze het net zien. Ik stel voor dat je je jas en broek een tijdje vergeet.’ De Amyrlin glimlachte als een kat naar een muis.

‘Welke vis verwacht u met mij te vangen?’ vroeg Min zwakjes. Ze dacht dat ze het wist en hoopte vurig dat ze het bij het verkeerde eind had. Dat verhinderde de Amyrlin niet te zeggen: ‘De Zwarte Ajah. Dertien van hen zijn gevlucht, maar ik vrees dat er nog enkelen zijn achtergebleven. Ik weet niet wie ik kan vertrouwen; een tijdlang was ik bang om wie dan ook te vertrouwen. Ik weet dat jij geen Duistervriend bent en jouw bijzondere gave kan van pas komen. Je bent voor mij op z’n minst een tweede stel betrouwbare ogen.’

‘Dit had u al in gedachten toen ik binnenkwam, nietwaar? Daarom wilt u dat Gawein en Sahra zich stilhouden.’ In Min borrelde boosheid op als stoom in een ketel. Die vrouw zei ‘poot’ en verwachtte dat mensen een hand gaven. Dat ze dat meestal ook deden, maakte het alleen maar erger. Ze was geen hondje, geen speelpop. ‘Hebt u dat ook met Egwene, Elayne en Nynaeve gedaan? Ze achter de Zwarte Ajah aangestuurd? Daar zie ik u best voor aan!’

‘Zorg voor je eigen visnet, kind, en laat die meisjes hun net verzorgen. Voor zover het jou aangaat, zitten ze hun straf op een boerderij uit. Is dat duidelijk?’

Haar strakke blik liet Min op haar stoel schuiven. Het was gemakkelijk de Amyrlin uit te dagen, tot ze je met die scherpe, koude, blauwe ogen aanstaarde. ‘Ja, Moeder.’ Ze haatte haar bedeesdheid, maar een blik op de Amyrlin volstond om het te slikken. Ze plukte aan de fijne wol van haar kleren. ‘Nou ja, ik denk niet dat ik doodga als ik dit nog een tijdje draag.’ Plotseling keek Siuan vermaakt; Min voelde haar haren te berge rijzen.

‘Ik vrees dat dat niet genoeg zal zijn. Voor wie goed kijkt, is Min in een jurk nog steeds Min. Je kunt je niet voortdurend onder de kap van je mantel verschuilen. Nee, je moet alles veranderen wat veranderd kan worden. Om te beginnen blijf je de naam Elmindreda gebruiken. Per slot van rekening is dat je naam.’ Min kromp ineen. ‘Je haar is bijna net zo lang als dat van Leane, lang genoeg om er krullen in te zetten. Verder... ikzelf heb nooit kleurtjes en poedertjes gebruikt, maar Leane weet nog wel hoe je ze moet gebruiken.’

Na ‘krullen’ werden Mins ogen bij elk woord groter. ‘O, nee,’ hijgde ze. ‘Niemand zal denken dat je de Min van de broek bent nadat Leane je in een volmaakte Elmindreda heeft veranderd.’