Выбрать главу

En met die laatste woorden zou hij mijn hele leven vormgeven, alles, wie ik was en wat ik zou doen. De geweldige, scherpziende, alwetende Harry. Mijn vader.

Als ik in staat was geweest van iemand te houden, wat zou ik dan veel van Harry hebben gehouden!

Het was zo lang geleden. Harry was al zo lang dood. Maar zijn lessen leefden voort. Niet vanwege warme, emotionele gevoelens die ik voor hem zou hebben. Maar omdat Harry gelijk had. Ik had dat keer op keer bewezen. Harry kende me en hij had me waardevolle lessen geleerd.

Wees voorzichtig, had Harry gezegd. En hij had me geleerd hoe ik voorzichtig moest zijn zoals alleen een politieman dat aan een moordenaar kan leren.

Hij leerde me ook om zorgvuldig mijn slachtoffer te kiezen uit de groep van degenen die het verdienden. Om helemaal zeker van mijn zaak te zijn. Om netjes te werken. Geen sporen achter te laten. En om emotionele betrokkenheid altijd te vermijden, want die kon leiden tot het maken van fouten.

En voorzichtig zijn ging natuurlijk veel verder dan alleen tijdens het feitelijke plegen van de moord. Voorzichtig zijn betekende ook heel zorgvuldig een leven opbouwen. Dat leven in te delen in segmenten. Er sociale contacten op na te houden. Het echte leven na te bootsen.

Wat ik allemaal met de grootst mogelijke zorgvuldigheid had gedaan. Ik was een bijna volmaakt hologram. Boven verdenking verheven, onberispelijk en nietsontziend. Een keurig en beleefd monster, de ideale schoonzoon. Zelfs Deborah trapte er regelmatig in, in ieder geval wat sommige dingen betrof. Maar natuurlijk geloofde ook zij wat ze wilde geloven.

En nu geloofde ze dat ik haar kon helpen deze moorden op te lossen en haar carriere bij de politie een zetje in de goede richting te geven zodat ze haar sekspoezenpakje kon inruilen voor een keurig mantelpakje. En ze had natuurlijk gelijk. Ik kon haar helpen. Maar eigenlijk wilde ik dat niet, want ik vond het best leuk om een andere seriemoordenaar aan het werk te zien, en bovendien was er sprake van een zekere esthetische overeenkomst, en van…

Emotionele betrokkenheid.

Kijk, daar had je het. Ik was duidelijk in overtreding van de wet van Harry.

Ik stuurde mijn boot terug naar de vaart die naar mijn huis leidde. Het was inmiddels aardedonker maar ik navigeerde op de radar en stuurde een paar graden naar links, naar de vertrouwde wateren.

Het was niet anders. Harry had altijd gelijk gehad en hij had ook nu gelijk. Vermijd emotionele betrokkenheid, had hij gezegd. Dus dat zou ik doen.

Ik zou Deb gaan helpen.

5

De volgende ochtend regende het en was het verkeer een enorme puinhoop, zoals het dat in Miami altijd is wanneer het regent. Sommige automobilisten reden langzamer dan anders omdat de wegen nat waren. Dat maakte de andere heel erg boos, en ze drukten op hun claxon, schreeuwden verwensingen uit hun open raampje, schoten de vluchtstrook op en werkten zich slippend en schuddend met hun gebalde vuist langs de auto’s die de zaak ophielden.

Bij de oprit naar LeJeune had een grote zuiveltruck nogal slordig in gevoegd en een busje met kinderen van een katholieke school geraakt. De zuiveltruck was omgeslagen. En nu zaten vijf meisjes in geruite wollen rokjes en met een verdwaasde uitdrukking op hun gezichtje in een reusachtige plas melk.

Het verkeer werd bijna een uur opgehouden. Een van de meisjes werd per helikopter naar het Jackson Hospital afgevoerd. De andere zaten in hun uniformpje in de melk en keken wezenloos toe terwijl de volwassenen elkaar de huid vol scholden.

Ik reed er met een slakkengang voorbij en luisterde ondertussen naar de radio. Zo te horen was de politie de ‘Tamiami Butcher’ op het spoor. Er werden geen feiten gegeven maar korpschef Matthews had een mooi verhaal in elkaar gedraaid. Hij deed het voorkomen alsof hij persoonlijk de arrestatie ging verrichten zodra hij zijn koffie op had.

Na een tijdje kon ik de snelweg verlaten en schoot ik iets sneller op. Ik maakte een tussenstop bij een donutshop niet ver van het vliegveld, waar ik een donut en een appelpunt kocht. Maar ik had de appelpunt al bijna op voordat ik weer in de auto stapte. Ik heb een heel snelle stofwisseling. Die hoort waarschijnlijk bij het goede leven dat ik leid.

Tegen de tijd dat ik op mijn werk aankwam, regende het niet meer. De zon scheen en er steeg stoom op van het wegdek toen ik achteromkeek voordat ik de grote hal in liep, mijn legitimatie liet zien en de trap naar boven nam.

Deb zat al op me te wachten.

Ze zag er deze ochtend niet erg blij uit. Nu ziet ze er de laatste tijd zelden blij uit. Ze zit tenslotte bij de politie en het merendeel van de mensen kan het werk niet aan. Veel te lange diensten tijdens welke ze hun best moeten doen er niet menselijk uit te zien. Die uitdrukking blijft in hun gezicht gegrift staan.

‘Hallo, Deb,’ zei ik terwijl ik de papieren zak met de donut op mijn bureau legde.

‘Waar was je gisteravond?’ vroeg ze. Ze was boos, zoals ik had verwacht. Als ze zo doorging, zouden die groeven permanent in haar voorhoofd blijven staan en haar mooie gezicht ruineren: haar diepblauwe ogen, zo sprekend en intelligent, haar wipneusje met een paar sproetjes aan weerszijden, het geheel omlijst door haar zwarte haar. Haar mooie gelaatstrekken die op dat moment dicht waren geplamuurd met een kilo goedkope make-up.

Ik wierp haar een liefdevolle blik toe. Het was duidelijk dat ze van haar werk kwam, want ze was gekleed in een kanten beha, een felroze spandex broekje en gouden pumps met heel hoge hakken. ‘Dat maakt niet uit,’ zei ik. ‘Waar was jij?’

Ze begon te blozen. Ze vond het zo vreselijk om gekleed te gaan in iets anders dan frisgewassen denim. ‘Ik heb je gebeld,’ zei ze.

‘Het spijt me,’ zei ik.

‘Ja, dat zal best.’

Ik ging achter mijn bureau zitten en zei niets. Deb reageerde zich graag op me af. Daar was familie toch voor? ‘Waar had je me zo dringend voor nodig?’ vroeg ik.

‘Ze sluiten me buiten,’ zei ze terwijl ze de papieren zak openmaakte en erin keek.

‘Wat had je dan verwacht?’ vroeg ik. ‘Je weet hoe LaGuerta over je denkt.’

Ze haalde de donut uit de zak en propte die in haar mond.

‘Ik verwacht,’ zei ze met haar mond vol, ‘dat ik aan de zaak kan meewerken, zoals Matthews heeft gezegd.’

‘Je hebt geen ervaring,’ zei ik. ‘En de politieke handigheid mis je eveneens.’

Ze maakte een prop van de zak en gooide die naar mijn hoofd. Ze miste. ‘Verdomme, Dexter,’ zei ze. ‘Je weet verdomd goed dat ik het verdien om bij Moordzaken te werken. In plaats van…’ Ze trok aan het schouderbandje van haar beha, liet het terugspringen en maakte een wuivend handgebaar naar haar minimale outfit. ‘… deze onzin.’

Ik knikte. ‘Hoewel het je best goed staat,’ zei ik.

Ze trok een lelijk gezicht waarbij woede en afkeer om voorrang vochten. ‘Ik vind dit zo erg,’ zei ze. ‘Als ik dit nog veel langer moet doen, word ik hartstikke gek. Ik zweer het je.’