Выбрать главу

‘Het is nog te vroeg voor me om met ideeen over de zaak te komen, Deb.’

‘Shit,’ zei ze. Je kon veel zeggen over politiewerk, maar het kwam Deborahs woordenschat in ieder geval niet ten goede. Ze wierp me een kille, harde smerissenblik toe, die ik nog niet eerder van haar had gezien. Dit was Harry’s blik, dezelfde ogen en hetzelfde gevoel alsof ze dwars door je heen tot op de kern van de waarheid keken. ‘Lul niet, Dexter,’ zei ze. ‘Het enige wat jij meestal hoeft te doen is naar het lijk kijken en dan weet je wie het gedaan heeft. Ik heb je nooit gevraagd hoe je dat doet, maar als je in deze zaak vermoedens hebt, welke dat ook zijn, wil ik die horen.’ Ze gaf een schop tegen mijn bureau en liet een deuk in het plaatstaal achter. ‘Godverdomme, ik wil deze stomme outfit uittrekken.’

‘En dat willen we allemaal graag zien, Morgan,’ zei een zware, onechte stem vanuit de deuropening. Ik keek op. Vince Masuoka stond naar ons te glimlachen.

‘Je zou niet eens weten wat je dan moest doen, Vince,’ zei Deb tegen hem.

Zijn glimlach, die onechte uit het handboek, werd breder. ‘Misschien kunnen we het uitproberen?’

‘In je dromen, Vince,’ zei Debbie, en ze trok een pruillip die ik niet meer van haar had gezien sinds ze twaalf was.

Vince knikte naar de prop papier op mijn bureau. ‘O ja, het was jouw beurt vandaag. Wat heb je voor me meegebracht? Waar is het?’

‘Sorry, Vince,’ zei ik, ‘Debbie heeft je donut opgegeten.’

‘Mooi zo,’ zei hij, met zijn scherpe nepsarcasme. ‘Dan mag ik een hap van haar kadetjes nemen. Je bent me een donut schuldig, Dex, een grote.’ ‘De enige grote die jij ooit zult krijgen,’ zei Deborah.

‘Het gaat niet om het formaat van de donut, maar om het meesterschap van de bakker,’ zei Vince tegen haar.

‘Alsjeblieft,’ zei ik. ‘Ik krijg pijn in mijn frontale hersenkwab van jullie. Het is veel te vroeg voor dat soort snedigheden.’

‘Ha, ha,’ zei Vince met zijn afschuwelijke neplach. ‘Ha, ha. Ha, ha. Ik zie jullie straks wel. En denk aan mijn donut.’ Hij liep weg naar zijn werkplek verderop in de gang.

‘En, wat heb je uitgeknobbeld?’ vroeg Deb me.

Deb geloofde dat ik af en toe ingevingen had. En ze had ook een goede reden om dat te geloven. Mijn geinspireerde ingevingen hadden meestal te maken met gewelddadige gestoorden die om de zoveel tijd voor hun plezier een of andere arme sloeber in mootjes hakten. Het was diverse keren gebeurd dat ik snel en zonder aarzelen de vinger had gelegd op iets waarvan de anderen het bestaan niet eens kenden. Ze had er nooit iets van gezegd, maar mijn zus is een verdomd goeie smeris en dus verdacht ze me al een tijdje van iets wat niet helemaal klopte. Ze wist niet wat het was maar wel dat er iets niet klopte en dat zat haar af en toe heel erg dwars, want tenslotte houdt ze van me. Ze is het enige levende wezen op deze aarde dat van me houdt. Dit is geen zelfbeklag maar doodgewone, nuchtere zelfkennis. Ik was onbeminbaar. Toen ik Harry’s plan volgde, had ik geprobeerd mezelf in te laten met andere mensen, met relaties, en zelfs — op mijn meest naieve momenten — met de liefde. Maar dat werkt niet. Er is iets in me gebroken, of er ontbreekt iets, en vroeg of laat ontdekt de andere persoon dat ik toneelspeel of dat er enge dingen te gebeuren staan.

Ik kan zelfs geen huisdieren houden. Dieren haten me. Ik had een keer een hond gekocht maar die heeft alleen maar naar me zitten blaffen en grommen, alleen naar mij, onophoudelijk, twee dagen lang, totdat ik hem weer heb moeten wegdoen. Daarna heb ik een schildpad geprobeerd. De eerste de beste keer dat ik hem aanraakte, trok hij zijn kop terug onder zijn schild, heeft hij nooit meer naar buiten gekeken en een paar dagen later was hij dood. Hij verkoos de dood boven een aanblik of aanraking van mij.

Niets of niemand houdt van me en dat zal ook nooit gebeuren. Zelfs — of vooral — ikzelf niet. Ik weet wat ik ben en dat is niet iets om van te houden. Ik ben alleen op de wereld, moederziel alleen, afgezien van Deborah. En afgezien, natuurlijk, van het ding binnen in me, dat niet al te vaak tevoorschijn komt om te spelen. En als het tevoorschijn komt, is dat niet om met mij te spelen maar met iemand anders.

En daarom geef ik om haar, mijn lieve Deborah, zoveel als ik kan. Het is niet echt dat ik van haar hou, maar ik zie toch het liefst dat ze gelukkig is.

En daar zat ze dan, mijn lieve Deborah, zichtbaar ongelukkig. Mijn enige familie. Ze zat me aan te staren en wist niet wat ze moest zeggen, maar ze was dichter bij het punt om iets te zeggen dan ooit tevoren.

‘Nou,’ zei ik, ‘eigenlijk…’

‘Zie je wel! Je hebt iets ontdekt!’

‘Verstoor mijn concentratie niet, Deborah. Ik ben in contact met mijn spirituele schemerwereld.’

‘Vertel op,’ zei ze.

‘Het gaat om de ontbrekende snede, Deb. In het linkerbeen.’

‘Wat is daarmee?’

‘LaGuerta denkt dat de moordenaar is betrapt. Dat hij nerveus is geworden en zijn werk niet heeft afgemaakt.’

Deborah knikte. ‘Ze heeft me gisteravond aan de hoeren laten vragen of die iets hadden gezien. Iemand moet iets gezien hebben.’

‘O nee, begin jij ook al?’ zei ik. ‘Denk na, Deborah. Als hij werd betrapt en zijn werk niet kon afmaken…’

‘De vuilniszakken,’ riep ze. ‘Hij heeft ruim de tijd genomen om het lijk schoon te maken en in te pakken.’ Ze keek verbaasd. ‘Shit, nadat hij was betrapt?’

Ik keek haar stralend aan en applaudisseerde. ‘Bravo, Miss Marple.’

‘Maar dan slaat dat plotselinge afbreken nergens op.’

‘Au contraire. Hij heeft voldoende tijd maar het ritueel wordt niet op passende wijze voltooid. En vergeet niet, Deb, dat het ritueel het allerbelangrijkste voor hem is. Wat maak je daaruit op?’

‘Jezus christus, waarom vertel je me dat niet gewoon?’ snauwde ze.

‘Wat is daar voor lol aan?’

Ze slaakte een geergerde zucht. ‘Godallemachtig! Goed dan, Dex. Als hij niet werd gestoord maar zijn werk niet heeft afgemaakt… shit. Was het inpakken voor hem belangrijker dan het in stukken snijden?’

Ik keek haar teleurgesteld aan. ‘Nee, Deb. Denk na. Dit is het vijfde slachtoffer en hij doet precies hetzelfde met het lijk als met de vier vorige. Vier linkerbenen zijn perfect in drieen gesneden. En nu, met nummer vijf…’ Ik haalde mijn schouders op en keek haar met een opgetrokken wenkbrauw aan.

‘Ach, stik, Dexter. Hoe moet ik dat weten? Misschien waren vier linkerbenen genoeg voor hem. Misschien… ik weet het niet, echt niet. Ik zweer het. Wat is het?’

Ik glimlachte en schudde mijn hoofd. Voor mij was het zo klaar als een klontje. ‘De kick is verdwenen, Deb. Het is gewoon niet genoeg meer voor hem. Het werkt niet meer. Een essentieel onderdeeltje van de betovering die de daad perfect moet maken, is er gewoon niet meer.’

‘En er wordt van mij verwacht dat ik daaraan denk?’

‘Iemand had eraan moeten denken, Deb, geloof je ook niet? En dus komt hij min of meer pruttelend tot stilstand, zoekt hij naar inspiratie maar hij vindt die niet.’

Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Dus hij is klaar? Hij zal het niet meer doen?’

Ik begon te lachen. ‘O mijn god, nee, Deb. Eerder het tegenovergestelde. Als jij religieus was en je geloofde echt in God, maar je kon niet de juiste manier bedenken om Hem te vereren, wat zou je dan doen?’

‘Het blijven proberen,’ zei ze, ‘totdat ik de juiste manier had gevonden.’ Ze keek me strak aan. ‘Jezus, is dat echt wat je denkt? Dat hij binnenkort weer gaat toeslaan?’

‘Het is maar een voorgevoel,’ zei ik bescheiden. ‘Ik kan ernaast zitten.’ Maar ik wist zeker dat dat niet zo was.

‘Dus we moeten een manier bedenken om hem te betrappen wanneer hij dat doet,’ zei ze. ‘En niet zoeken naar een getuige die niet bestaat.’ Ze stond op en liep naar de deur. ‘Ik bel je. Dag!’ En weg was ze.

Ik porde met mijn wijsvinger in de witte papieren zak. Er zat niets meer in. De zak was net zoals ik: een schoon, knisperend omhulsel met helemaal niets erin.