De opmerking veroorzaakte een licht gevoel in mijn hoofd. Ik boog me voorover om te kijken. Opnieuw waren de ledematen verbazingwekkend schoon en droog. Ze hadden een bijna lichtblauwe tint en leken speciaal bewaard te zijn om op dit moment in de tijd getoond te worden. Prachtig gewoon.
‘Een paar kleine verschillen in de sneden deze keer,’ zei Angel. ‘Op vier plaatsen.’ Hij wees. ‘Hier. Heel ruw, bijna emotioneel. Daar, een stuk minder. En daar en daar, ertussenin. Zie je?’
‘Heel mooi,’ zei ik.
‘En moet je dit zien,’ zei hij en hij duwde met de punt van zijn pen een bloedeloze homp vlees opzij. Daaronder zat iets wits. Het vlees was heel zorgvuldig weggesneden, in de lengterichting, tot er een schoon stuk bot te zien was.
‘Waarom zou hij dat hebben gedaan?’ vroeg Angel zacht.
Ik haalde diep adem. ‘Hij experimenteert,’ zei ik. ‘Hij zoekt naar een nieuwe aanpak.’ En ik staarde naar het keurig afgesneden droge stuk vlees totdat ik me bewust werd dat Angel me aandachtig zat op te nemen.
‘Als een kind dat met zijn eten speelt,’ beschreef ik het aan Rita toen ik weer in de auto zat.
‘Mijn god,’ zei Rita. ‘Dit is verschrikkelijk.’
‘Ik geloof dat “gruwelijk” het juiste woord is,’ zei ik.
‘Hoe kun je daar grapjes over maken, Dexter?’
Ik schonk haar een geruststellende glimlach. ‘Je raakt er min of meer aan gewend in mijn werk,’ zei ik. ‘We maken allemaal grapjes om onze afschuw te camoufleren.’
‘Nou, goeie god, ik hoop dat ze die gek snel pakken.’
Ik dacht aan de keurig afgesneden lichaamsdelen, de variatie in de sneden en de wonderschone totale afwezigheid van bloed. ‘Maar niet te snel,’ zei ik.
‘Wat zei je?’ vroeg ze.
‘Ik zei dat ik niet verwacht dat ze hem al te snel zullen pakken. De dader is heel slim en de rechercheur die de leiding over het onderzoek heeft, is meer geinteresseerd in politieke spelletjes dan in het oplossen van moorden.’
Ze keek me aan om te zien of ik een grapje maakte. Daarna keek ze enige tijd zwijgend voor zich uit terwijl we over de us1 naar het zuiden reden. Ze zei niets totdat we South Miami binnen reden. ‘Ik zal nooit kunnen wennen aan… Ik weet niet hoe ik het moet zeggen,’ zei ze ten slotte. ‘De onderkant van het leven? De dingen zoals ze echt zijn? Zoals jij ze ziet?’
Daar overviel ze me mee. Ik had de stilte gebruikt om na te denken over de hoop keurig ingepakte lichaamsdelen die ik net had gezien. Mijn gedachten vlogen als hongerige gieren rond boven de schoongemaakte, droge, afgehakte stukken vlees alsof ze er een hap uit wilden nemen. Rita’s opmerking kwam zo onverwacht, dat ik compleet sprakeloos was. ‘Wat bedoel je?’ kon ik ten slotte uitbrengen.
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Dat… dat weet ik niet precies. We gaan er allemaal van uit dat de dingen… zich op een bepaalde manier manifesteren. Dat ze zijn zoals we denken dat ze horen te zijn. En dat zijn ze nooit, want ze zijn altijd… Wat zal ik zeggen? Donkerder? Echter? Menselijker? Neem dit geval. Ik denk dan: natuurlijk wil die rechercheur de moordenaar pakken, want daar zijn rechercheurs toch voor? Het zou nooit in me opgekomen zijn dat politiek iets met moord te maken zou kunnen hebben.’
‘Politiek heeft met vrijwel alles te maken,’ zei ik terwijl ik haar straat in draaide en vaart minderde toen we haar nette, onopvallende huis naderden.
‘Maar jij…’ zei Rita, die niet in de gaten scheen te hebben waar we waren en wat ik had gezegd, ‘… jij gaat veel verder. De meeste mensen zouden er nooit op die manier over nadenken.’
‘Zo diepzinnig ben ik ook weer niet, Rita,’ zei ik terwijl ik de auto parkeerde.
‘Het lijkt wel alsof alles twee gedaanten heeft, het beeld dat we er zelf aan geven en dat wat het werkelijk is. En jij weet dat, en daarom is het een spel voor jou.’
Ik had geen idee wat ze probeerde te zeggen. Ik moet bekennen dat ik ook niet erg mijn best deed om haar te begrijpen en dat, terwijl ze aan het woord was, mijn gedachten weer waren afgedwaald naar de nieuwste moord: de schoongemaakte hompen vlees, de variaties in de sneden, de totale afwezigheid van bloed…
‘Dexter…’ zei Rita, en ze legde haar hand op mijn arm.
Ik kuste haar.
Ik weet niet wie van ons beiden het meest verbaasd was. Het was zeker niet iets wat ik van plan was geweest. En haar parfum was het ook niet. Maar ik drukte mijn lippen op de hare en kuste haar.
Ze duwde me weg.
‘Nee,’ zei ze. ‘Ik… niet doen, Dexter.’
‘Oke,’ zei ik, zelf diep geschokt door wat ik had gedaan.
‘Ik geloof niet dat ik dit wil… Ik ben er nog niet klaar voor… Verdomme, Dexter.’ Ze klikte haar riem los, opende het portier en rende naar haar huis.
Hemeltje, dacht ik. Wat heb ik nu gedaan?
En ik wist dat ik me dat moest afvragen, dat ik teleurgesteld in mezelf moest zijn omdat ik mijn vermomming, waar ik anderhalf jaar hard aan had gewerkt, zonet om zeep had geholpen.
Maar het enige waaraan ik kon denken was het keurige stapeltje lichaamsdelen.
Geen bloed.
Helemaal geen bloed.
7
Het lichaam ligt klaar zoals ik het graag heb. De armen en benen zijn vastgezet en de mond is dichtgeplakt met tape, dus het zal stil blijven in mijn werkruimte en er zal geen tegenstand worden geboden. En mijn handen, met in een ervan het mes, zijn zo vredig en vast, dat ik er zeker van ben dat dit een heel goede gaat worden, een heel bevredigende…’
‘ Behalve dat het geen mes is maar een of andere…’
‘ Behalve dat het mijn hand niet is. Zelfs hoewel het mijn hand is die met deze hand beweegt, is het niet de mijne die het mes vasthoudt. En de kamer is eigenlijk nogal klein, zo smal, wat niet zo gek is want… Want wat?’
‘ En nu zweef ik boven de brandschone werktafel met dat uitdagende lichaam erop en voel ik opeens een koele wind die dwars door me heen blaast. Het is dat ik mijn tanden niet voel, anders zou ik er zeker mee klapperen. En mijn hand, in volmaakte eenheid met die andere hand, gaat omhoog en daalt dan langzaam voor de perfecte snede…
En natuurlijk werd ik wakker in mijn eigen huis. Hoe het kan weet ik niet, maar ik stond bij de voordeur, spiernaakt. Van slaapwandelen had ik eerder gehoord, maar slaapstrippen? Belachelijk. Ik strompelde terug naar bed. Het beddengoed lag in een hoop op de grond. De airconditioner had de temperatuur teruggebracht tot amper vijftien graden. Op het moment, de vorige avond, had dat een goed idee geleken, want ik was een beetje van slag geweest na wat er met Rita was gebeurd. Bespottelijk, als het echt was gebeurd. Dexter de Don Juan, de kusjesdief. Daarom had ik toen ik thuiskwam een lange, hete douche genomen en de thermostaat zo laag mogelijk gezet voordat ik in bed kroop. Ik pretendeer niet dat ik begrijp waarom, maar op mijn meer duistere momenten vind ik kou reinigend. Niet zozeer verfrissend, maar gewoon noodzakelijk.
En koud was het zeker. Veel te koud voor koffie en de start van een nieuwe dag terwijl de laatste flarden van de droom nog door mijn hoofd spookten.
Ik herinner me mijn dromen vrijwel nooit en als ik me ze wel herinner, hecht ik er geen belang aan. Dus was het heel vreemd dat deze me wel was bijgebleven.
… Ik zweef boven de brandschone werktafel… Mijn hand, in volmaakte eenheid met die andere hand, gaat omhoog en daalt dan langzaam voor de perfecte snede…
Ik had boeken over dromen gelezen. Misschien omdat ik er zelf nooit een zal zijn, interesseren mensen me mateloos. Dus kende ik alle symbolen: zweven is een vorm van vliegen en dat duidt op seks. En het mes…
Jawohl, Herr Doktor. Het mes ist eine Mutter, ja?
Zeur niet, Dexter.
Het was gewoon een stomme droom die niks te betekenen had. De telefoon begon te rinkelen en ik zat bijna tegen het plafond van schrik.