Выбрать главу

Tenminste, als ik het was geweest.

Dus was de Arena een willekeurige keuze geweest. De politie zou er conclusies uit trekken, conclusies die hen hoogstwaarschijnlijk in de verkeerde richting zouden sturen. Als ze zich tenminste bewust werd dat er een richting was waarin ze gestuurd konden worden, iets wat steeds onwaarschijnlijker werd.

En dan was er nog het extra detail van de spiegel. Als ik het bij het rechte eind had over zijn redenen om de Arena te nemen, dan werd dat bevestigd door de toevoeging van de spiegel. Die vormde een commentaar op wat er daarvoor was gebeurd en hield verband met het hoofd dat hij naar me toe had gegooid. Op die manier werd het een statement waarin alle andere aanwijzingen samenkwamen, keurig ingepakt, net als de afgehouwen lichaamsdelen, als een elegante onderstreping van het eigenlijke werk. Maar, als ik het was geweest, wat zou dat statement dan zijn?

Ik zie je.

Ja, natuurlijk was het dat, ondanks het feit dat het zo voor de hand lag. Ik zie je. Ik weet dat je achter me rijdt en ik hou je in de gaten. Maar ik rij ook een stuk voor je uit. Ik bepaal waar je naartoe gaat en hoe hard je rijdt en ondertussen hou ik je in de gaten. Ik zie je. Ik weet wie je bent en waar je bent en het enige wat je van mij weet, is dat ik je zie. Ik zie je.

Die uitkomst klopte volgens mij. Maar waarom nam ze mijn ongerustheid niet weg?

Bovendien, hoeveel hiervan kon ik aan de arme Deborah vertellen? Dit begon zo persoonlijk te worden, dat ik steeds meer de neiging had om te vergeten dat er een publieke kant aan zat, de kant die belangrijk was voor mijn zus en haar carriere. Ik kon onmogelijk tegen haar of iemand anders zeggen dat ik geloofde dat de moordenaar mij iets probeerde te vertellen en dat ik dacht dat ik wist wat dat was. Maar was er daarnaast nog iets anders dat ik haar moest vertellen, en wilde ik dat eigenlijk wel?

Dit was te veel voor me. Ik moest eerst slapen voordat ik dit allemaal kon uitdokteren.

Ik kreunde nog net niet toen ik in bed kroop maar het scheelde niet veel. Al snel gaf ik me over aan de slaap, liet ik me opslokken door het duister. En ik had bijna tweeenhalf uur geslapen toen de telefoon begon te rinkelen.

‘Met mij,’ zei de stem aan de andere kant.

‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Deborah, he?’ Natuurlijk was ze het.

‘Ik heb de koelwagen gevonden.’

‘He, gefeliciteerd, Deb. Dat is geweldig nieuws.’

Het bleef lange tijd stil aan de andere kant van de lijn.

‘Deb?’ vroeg ik ten slotte. ‘Dat is toch goed nieuws?’

‘Nee,’ antwoordde ze.

‘O.’ Mijn hoofd bonsde van de slaap en ik voelde me als een vloerkleed dat met de mattenklopper wordt bewerkt, maar ik probeerde me te concentreren. ‘Eh, Deb… wat heb je… wat is er gebeurd?’

‘Ik heb de auto geidentificeerd,’ zei ze. ‘Om er absoluut zeker van te zijn. Foto’s, framenummers, alles. Daarna heb ik het als een brave padvindster aan LaGuerta verteld.’

‘En ze geloofde je niet?’ vroeg ik verbijsterd.

‘Waarschijnlijk wel.’

Ik wilde met mijn ogen knipperen maar die waren nog dicht dus dat ging niet. ‘Sorry, Deb, maar ik kan je niet volgen. Ligt dat aan mij?’

‘Ik heb geprobeerd het haar uit te leggen,’ zei Deborah met een vermoeid, timide stemmetje dat me het afschuwelijke gevoel gaf dat ik zonder reddingsvest in de golven dreef. ‘Ik heb haar het hele verhaal verteld. Ik ben zelfs beleefd gebleven.’

‘Goed van je,’ zei ik. ‘En wat zei ze?’

‘Niks,’ zei Deb.

‘Helemaal niks?’

‘Helemaal niks,’ herhaalde Deb. ‘Bedankt, dat was het enige wat ze zei. Daarna wierp ze me een vreemd, half glimlachje toe en liep ze weg.’

‘Maar, Deb,’ zei ik, ‘je kunt niet van haar verwachten dat ze…’

‘En toen ontdekte ik waarom ze zo vreemd naar me glimlachte,’ vervolgde Deb. ‘Alsof ik een idioot was en zij eindelijk een manier had bedacht om me te lozen.’

‘O, nee,’ zei ik. ‘Bedoel je dat je van de zaak bent gehaald?’

‘We zijn allemaal van de zaak gehaald, Dexter,’ zei Deb en ze klonk zo vermoeid als ik me voelde. ‘LaGuerta heeft een arrestatie verricht.’

Het was opeens zo stil aan de lijn, dat ik niet meer kon nadenken, maar ik was in ieder geval wel klaarwakker. ‘Wat?’ vroeg ik.

‘LaGuerta heeft iemand gearresteerd. Een of andere knaap die in de Arena werkt. Ze heeft hem in hechtenis genomen en is ervan overtuigd dat hij de moordenaar is.’

‘Dat is onmogelijk,’ zei ik, hoewel ik besefte dat het wel degelijk mogelijk was. Dat hersenloze rotwijf! LaGuerta, niet Deb.

‘Dat weet ik, Dexter. Maar probeer LaGuerta dat maar eens wijs te maken. Ze is ervan overtuigd dat ze de juiste man te pakken heeft.’ ‘Hoe overtuigd?’ vroeg ik. Mijn hoofd tolde en ik voelde me een beetje misselijk. Ik had geen idee waarom dat was.

Deb snoof. ‘Over een uur geeft ze een persconferentie,’ zei ze. ‘Voor haar is dat overtuigd.’

Het bonzen in mijn hoofd werd zo hard, dat ik niet meer kon horen of ze daarna nog iets zei. LaGuerta had iemand gearresteerd? Wie dan? Wie kon ze deze moorden in de schoenen hebben geschoven? Het kon toch niet waar zijn dat ze alle aanwijzingen naast zich neer had gelegd, zich niets had aangetrokken van de geur en het gevoel en de smaak die deze moorden omgaven en toch iemand had gearresteerd? Want iemand die in staat was tot wat deze moordenaar had gedaan — en nog steeds deed — zou nooit en te nimmer toestaan dat een amateur als LaGuerta hem zou pakken. Nooit! Daar durfde ik mijn leven om te verwedden.

‘Nee, Deborah,’ zei ik. ‘Dit kan niet. Ze heeft de verkeerde man te pakken.’

Deborah lachte, een vermoeid, verbitterd smerissenlachje. ‘Ja,’ zei ze. ‘Dat weet ik. En jij ook. Maar LaGuerta weet het niet. En zal ik je eens iets grappigs vertellen? Hij weet het ook niet.’

Nu kon ik haar echt niet meer volgen. ‘Wat bedoel je, Deb? Wie weet het niet?’

Ze herhaalde dat akelige lachje. ‘De knaap die ze heeft gearresteerd. Ik vermoed dat hij bijna net zo erg in de war is als LaGuerta, Dex, want hij heeft bekend.’

‘Wat?’

‘Hij heeft bekend, Dexter. De idioot heeft bekend.’

12

Hij heette Daryll Earl McHale en hij was, zoals we dat noemen, een complete mislukkeling. Van de afgelopen twintig jaar had hij er twaalf in de staatsgevangenis van Florida doorgebracht. Brigadier Doakes had zijn naam in de personeelsbestanden van de Arena opgegraven en in een computercontrole voor werknemers met een strafblad voor diefstal en geweldsdelicten was McHales naam twee keer tevoorschijn gekomen.

Daryll Earl was een dronkelap en hij sloeg zijn vrouw. Blijkbaar pleegde hij af en toe ook overvallen op benzinestations, al was het maar voor de amusementswaarde. Een baantje met minimumloon kon hij ongeveer twee maanden houden. Maar toen, op een mooie vrijdagavond, had hij een paar sixpacks bier achterovergeslagen en was hij gaan geloven dat hij de Toorn van God was. Hij had rondgereden totdat hij een benzinestation tegenkwam dat hem niet aanstond. Hij was zwaaiend met een pistool naar binnen gegaan, had het geld uit de kassa gehaald en was weer weggereden. Vervolgens had hij zijn enorme buit van tachtig a negentig dollar gebruikt om nog meer sixpacks bier te kopen en had hij gedronken totdat hij zich goed genoeg voelde om iemand in elkaar te slaan. Daryll Earl was geen grote man: een vijfenzestig lang en tenger. Dus om het zekere voor het onzekere te nemen was het meestal zijn vrouw die hij in elkaar sloeg.