Выбрать главу

Had hij iets gehoord? Of maakte hij gewoon zijn ronde? Ik hoopte het van harte. Want als hij echt iets had gehoord en buiten bleef staan totdat er assistentie arriveerde, zou ik waarschijnlijk gepakt worden. En ik mocht dan slim en een gladde prater zijn, maar ik geloofde niet dat dat genoeg was om me hieruit te kletsen.

De jonge nachtwaker streek met zijn duim over zijn snor alsof hij op die manier de haargroei kon stimuleren. Hij fronste zijn wenkbrauwen en liet zijn blik over de voorgevel van het gebouw gaan. Ik deinsde achteruit. Toen ik even later weer naar buiten gluurde, zag ik nog net de bovenkant van zijn hoofd. Hij kwam naar binnen.

Ik wachtte totdat ik zijn voetstappen op de trap hoorde. Toen klom ik snel het raam uit, ging met mijn vingertoppen aan het ruwe betonnen raamkozijn hangen en liet me een verdieping naar beneden vallen. Ik kwam slecht terecht, verdraaide mijn enkel op een kei en schaafde een van mijn knokkels. Zo snel mogelijk hinkend schoot ik de schaduw in en ging op weg naar mijn auto.

Mijn hart bonsde hard en snel toen ik achter het stuur plaatsnam. Ik keek achterom maar van de nachtwaker was geen spoor te bekennen. Ik startte de motor, liet de lichten uit en reed zo snel en zo geruisloos mogelijk Old Cutter Road op. Even later sloeg ik af richting South Miami en nam ik de lange weg naar huis via Dixie Highway. Mijn hart bonsde me nog steeds in de keel. Wat een oerdom risico had ik genomen. Ik had nog nooit zo impulsief gehandeld, iets gedaan zonder het heel grondig en zorgvuldig te plannen. Dat was immers de Harry-aanpak: wees voorzichtig, let op je veiligheid en wees op alles voorbereid. Ons padvindersmotto.

En nu dit. Ik had gepakt kunnen worden. Gezien kunnen worden. Dom, dom, dom! Als ik de jonge nachtwaker niet op tijd had gehoord, had ik hem misschien moeten vermoorden. Een onschuldig man moeten vermoorden. Ik weet zeker dat Harry dat niet goedgekeurd zou hebben. Zo bloederig en onaangenaam ook.

Natuurlijk was ik nog steeds niet in veiligheid. Het was heel goed mogelijk dat de nachtwaker mijn kentekennummer had opgeschreven toen hij in zijn golfkarretje langs mijn auto reed. Ik had reusachtige en oerdomme risico’s genomen, mijn gebruikelijke aanpak genegeerd en mijn hele zorgvuldig opgebouwde leven op het spel gezet, en waarvoor? Een impulsieve moord? Ik moest me schamen. En uit een donker hoekje van mijn geest kwam de echo: ja, je moet je schamen, gevolgd door het bekende gegrinnik.

Ik haalde een keer diep adem en keek naar mijn handen op het stuur. Maar het was toch een kick geweest, of niet soms? Het was uitermate opwindend geweest, een nieuwe sensatie te midden van voorziene frustratie. Iets wat geheel nieuw en fascinerend was. Plus het vreemde gevoel dat het ergens naartoe zou leiden, naar een plek die zowel nieuw als vertrouwd was… zeker iets wat de moeite waard was om het de volgende keer beter te doen.

Niet dat er een volgende keer zou komen, natuurlijk. Iets wat zo dom en impulsief was zou ik niet nog een keer doen. Nooit meer. Maar het was best leuk om het een keer gedaan te hebben.

Hoe dan ook, ik zou naar huis gaan, heel lang onder de douche gaan staan en tegen de tijd dat ik eronderuit kwam…

Tijd. Ongevraagd en ongewenst dook het woord in mijn geest op. Ik had afgesproken met Rita om… Ik keek op mijn dashboardklokje… nu ongeveer. En met welk duister doel? Ik had geen idee wat er omging in het hoofd van een vrouw. Hoe was het mogelijk dat ik op een moment als dit, met al mijn zenuwuiteinden in opperste staat van paraatheid en tintelend van frustratie, aan het waarom van onze afspraak dacht? Het kon me niet schelen wat Rita allemaal tegen me wilde schreeuwen. Het zou me weinig deren, met welke scherpe observaties van de tekortkomingen van mijn karakter ze ook zou komen, maar het was irritant om gedwongen te zijn ernaar te luisteren nu ik andere, veel belangrijker dingen had om over na te denken. Ik wilde mezelf met name afvragen wat ik met de arme Jaworski anders had moeten doen. Tot aan de brute interruptie en de nog niet bereikte climax waren er zo veel nieuwe dingen gebeurd, dat ik al mijn aandacht nodig had om daar eens heel goed over na te denken in een poging te begrijpen waar het mij naartoe zou leiden. En hoe het misschien te maken had met die andere kunstenaar, die me schaduwde en me uitdaagde met zijn werk.

Waarom zou ik op dit moment behoefte hebben aan Rita als ik dat allemaal had om over na te denken?

Maar ik zou natuurlijk wel gaan. Er was een menselijk doel mee gediend, namelijk dat ik misschien een alibi nodig zou hebben voor de avontuurlijke uren die ik met de schoonmaker had doorgebracht. Maar, inspecteur, hoe kunt u nu denken dat ik…? Trouwens, ik was op dat moment ruzie aan het maken met mijn vriendin. Eh… inmiddels mijn ex-vriendin. Want er bestond in mijn geest geen enkele twijfel over wat Rita van me wilde. Ze wilde — hoe noemde men dat tegenwoordig? — haar ongenoegen ‘ventileren’? Ja, dat was het. Rita wilde me zien om haar ongenoegen jegens mij te ventileren. Ik had een paar ernstige tekortkomingen in mijn karakter en zij ging mij uitleggen, begeleid door de bijbehorende emotionele uitbarstingen, wat die waren, dus mijn aanwezigheid was daarbij gewenst.

Met dit vooruitzicht in gedachten nam ik wat extra tijd om me op te frissen. In een wijde bocht reed ik terug naar de Grove, ik stak de brug over en parkeerde aan de waterkant. Het was een brede, diepe vaart met een sterke onderstroom. Tussen de bomen op de oever vond ik een paar grote koraalstenen die ik in de boodschappentas met het plastic schort, de handschoenen en het mes stopte, waarna ik de tas in het midden van de vaart gooide.

Ik maakte nog een tussenstop, in een donker parkje niet ver van Rita’s huis, waar ik me zorgvuldig waste. Ik moest netjes en presentabel zijn, want uitgescholden worden door een woedende vrouw moest tegemoetgetreden worden als een semi-formeel gebeuren.

Maar stelt u zich mijn verbazing voor toen ik een paar minuten later bij haar aanbelde. De deur werd niet opengerukt en ik werd niet bestookt met verwensingen en meubilair. In plaats daarvan deed ze de deur heel langzaam open en bleef ze er half achter staan alsof ze bang was voor wat haar aan de andere kant te wachten kon staan. En aangezien ik dat was, gaf dit blijk van een gezond verstand. ‘Dexter…?’ vroeg ze op zachte, verlegen toon alsof ze niet zeker wist of ze wilde dat ik daarop ja of nee antwoordde. ‘Ik… had niet verwacht dat je zou komen.’

‘En toch ben ik er,’ zei ik behulpzaam.

Ze bleef veel langer zwijgen dan in deze situatie gepast leek. Maar uiteindelijk deed ze de deur iets verder open en zei: ‘Wil je… binnenkomen? Alsjeblieft?’

En als haar onzekerheid en aarzelende manier van praten — die ik nooit eerder van haar had gehoord — al een verrassing waren, stelt u zich dan mijn verbijstering voor toen ik zag wat ze aanhad. Ik geloof dat zoiets een peignoir wordt genoemd, of een neglige, maar hoe dan ook, de hoeveelheid stof die men had gebruikt voor het maken van het kledingstuk was niet noemenswaardig. Hoe het ding ook heette, zij had het in ieder geval aan. En hoe bizar het misschien ook mag klinken, ik geloof dat het ding voor mij bedoeld was.

‘Alsjeblieft?’ zei ze nog een keer.

Het werd me allemaal een beetje te veel. Ik bedoel, echt, wat werd er in hemelsnaam van me verwacht? Ik liep nog na te vibreren van mijn onbevredigende experiment op de schoonmaker, werd nog steeds achtervolgd door het verwijtende gemopper van de Zwarte Ruiter en een snelle blik op het grote geheel leerde me dat ik heen en weer werd geslingerd tussen mijn lieve zusje Deb en de Onbekende Kunstenaar, en nu werd er hier van me verwacht dat ik iets menselijks deed als… nou, als wat? Ze kon dit toch niet willen? Ik bedoel, was ze dan niet boos op me? Wat was er allemaal aan de hand? En waarom had het met mij te maken?

‘Ik heb de kinderen naar de buren gestuurd,’ zei Rita terwijl ze de voordeur met haar heup dichtdeed.

Ik ging naar binnen.

Ik kan diverse manieren bedenken om te beschrijven wat er daarna gebeurde, maar geen daarvan lijkt me echt toereikend. Ze liep naar de bank. Ik liep haar achterna. Ze ging zitten. Ik ook. Zo te zien voelde ze zich niet op haar gemak, want ze kneep met haar rechterhand in haar linker. Ze wekte de indruk dat ze op iets wachtte en aangezien ik niet precies wist wat dat was, dwaalden mijn gedachten alweer gauw af naar mijn onvoltooide werk met Jaworski. Had ik maar meer tijd gehad! Wat ik dan niet allemaal had kunnen doen!