Выбрать главу

Kinderen. Ik had hem twee keer moeten vermoorden.

Wat mij heeft gemaakt tot wat ik ben — wat dat ook was — zorgde ervoor dat ik me vanbinnen hol en leeg voelde, niet in staat om iets anders te voelen. Als ik het zo zeg, lijkt dat niet al te veel voor te stellen. Ik ben er redelijk zeker van dat de meeste mensen in hun dagelijkse contacten met andere mensen een groot deel van hun gevoelens en emoties spelen. Nou, ik speelde ze dus allemaal. Ik was daar heel goed in en de gevoelens waren er gewoon niet. Maar ik hou van kinderen. Ik kon hen zelf nooit hebben want het idee van seks stond me ronduit tegen. Stelt u zich uzelf voor terwijl u dat soort dingen doet. Hoe kunt u? Waar is uw gevoel voor waardigheid gebleven? Maar kinderen… kinderen zijn bijzonder. Dominee Donovan moest sterven. Dat verdiende hij. Ik had me aan Harry’s code en aan die van de Zwarte Ruiter gehouden.

Om kwart over zeven was ik weer helemaal schoon. Ik dronk een kop koffie, at een bord cornflakes en ging op weg naar mijn werk.

Het gebouw waar ik werk is zo’n groot modern ding, wit en met veel glas, vlak bij het vliegveld. Mijn laboratorium is op de eerste verdieping, aan de achterkant. Naast het lab is mijn kantoor. Het is klein en stelt niet veel voor, maar het is van mij, helemaal van mij. Niemand anders werkt er en er mag niemand zomaar binnenkomen, dus al mijn spullen blijven waar ik ze heb neergelegd. Een bureau met een stoel, plus nog een stoel voor een eventuele bezoeker, als die niet te breed is. Een computer, een paar boekenplanken, een archiefkast, een telefoon en een antwoordapparaat.

Het rode lampje van het antwoordapparaat knipperde toen ik binnenkwam. Een ingesproken bericht is voor mij geen dagelijkse kost. Om de een of andere reden zijn er op deze wereld maar heel weinig mensen die tijdens werkuren iets willen zeggen tegen een analist van bloedspatpatronen. Een van de weinige mensen die wel iets tegen me wilde zeggen, was Deborah Morgan, mijn stiefzusje. Ze werkte bij de politie, net als haar vader had gedaan.

Het bericht was van haar.

Ik drukte op de knop, hoorde blikkerige tejano-muziek en daarna Deborahs stem. ‘Dexter, alsjeblieft, zodra je binnenkomt… Ik ben op een plaats delict op Tamiami Trail, in het Cacique motel.’ Er viel een stilte. Ik hoorde dat ze haar hand over het spreekgedeelte van de hoorn legde en iets tegen iemand zei. Daarna volgde er weer een golf Mexicaanse muziek en was ze weer aan de lijn. ‘Kun je hiernaartoe komen? Nu meteen? Alsjeblieft, Dex?’

Ze hing op.

Ik heb geen ouders en geen familie. Tenminste, voorzover ik weet. Want ergens op de wereld moeten mensen rondlopen met hetzelfde genetische materiaal als ik. Daar ben ik van overtuigd. Ik benijd hen niet. Ik heb hen in ieder geval nog nooit ontmoet. Ik ben ook nooit naar hen op zoek geweest en zij blijkbaar ook niet naar mij. Ik ben geadopteerd en grootgebracht door Harry en Doris Morgan, de ouders van Deborah. En als we in aanmerking nemen wat er van me is geworden, hebben ze fantastisch werk gedaan, vindt u ook niet?

Ze zijn inmiddels allebei overleden. Dus is Deb op deze wereld de enige persoon die het nog een stinkdierenscheet kan schelen of ik leef of niet. Om redenen die ik niet kan benoemen, denk ik zelfs dat ze er de voorkeur aan geeft dat ik leef. Ik vind dat aardig van haar en als ik in staat zou zijn gevoelens te hebben, zouden die voor Deb zijn.

Dus ging ik. Ik reed het parkeerterrein van bureau Metro-Dade af en draaide even later de Turnpike op, die me in noordelijke richting voerde naar het deel van Tamiami Trail waaraan het Cacique motel gelegen is, te midden van enkele honderden van zijn broertjes en zusjes. Op zijn eigen manier is het een paradijs. Zeker wanneer je een kakkerlak bent. Rijen en rijen gebouwen die erin slagen op hetzelfde moment te schitteren en te schimmelen. Felle neonlichten boven oude, ingezakte, door en door verrotte gebouwen. Als je er niet ’s avonds laat naartoe gaat, kun je maar liever helemaal niet gaan. Want een plek als deze bij daglicht bekijken is als een confrontatie met het absolute dieptepunt van wat het leven je te bieden heeft.

Elke grotere stad heeft wel een buurt als deze. Als een kale dwerg met vergevorderde lepra seks wil bedrijven met een kangoeroe en een kinderkoor, kan hij hier een kamer nemen om dat te doen. En als hij klaar is, kan hij ’s avonds met het hele gezelschap naar de bar op de hoek voor een kop Cubaanse koffie en een broodje. Het kan niemand iets schelen wat hij doet, zolang hij maar fooi geeft.

Deborah had hier de laatste maanden al veel te veel tijd doorgebracht. Dat was haar opvatting, niet de mijne. Het leek mij wel een geschikte plek als je politieagente was en je kansen wilde vergroten om iemand te betrappen die iets afschuwelijks deed.

Deborah zag dat niet zo. Waarschijnlijk omdat ze bij Zedenzaken werkte. Een aantrekkelijke jonge vrouw die bij Zedenzaken werkte en op Tamiami Trail werd gestationeerd, deed dat meestal als lokaas voor een arrestatie. Ze werd bijna naakt op straat neergezet om mannen te pakken die bereid waren te betalen voor seks. Deborah vond dat vreselijk. Ze wilde niets met prostitutie te maken hebben, tenzij als sociologisch verschijnsel. Condooms rapen in motelkamers vond zij geen echte misdaadbestrijding. Bovendien — en dat wist alleen ik — had ze de pest aan alles wat te veel de nadruk legde op haar vrouwelijkheid en haar weelderige vormen. Ze wilde politieagente zijn en het was niet haar schuld dat ze er meer als een centerfoldmodel uitzag.

En toen ik het parkeerterrein tussen het Cacique en zijn buurman, Tito’s Cafe Cubano, op reed, zag ik meteen dat ze op dat moment alle nadruk van de wereld op haar vormen legde. Ze was gekleed in een lichtgevend roze topje, een kort broekje van spandex, zwarte netkousen en pumps met naaldhakken. Rechtstreeks afkomstig van de kostuumafdeling van Hollywood Hookers in 3-D.

Een paar jaar daarvoor had iemand van bureau Zedenzaken het gerucht gehoord dat de pooiers hen op straat vierkant uitlachten. Het scheen dat de outfits voor de agentes die aan de operaties meewerkten vooral door de mannen van Zedenzaken werden uitgezocht. En hoewel hun kledingkeuze heel veel vertelde over hun eigen voorkeuren op het gebied van kinky seks, zag de kleding er niet uit als iets wat hoeren echt zouden aantrekken. Dus wist iedereen op straat meteen dat het nieuwe meisje een politiepenning en een pistool in haar zijden tasje had.

Nadat dit bekend was geworden, hadden de agenten van Zedenzaken erop aangedrongen dat de meisjes die undercover werkten voortaan zelf hun kleding uitzochten. De meisjes wisten immers beter dan zij hoe ze zich voor die gelegenheid moesten kleden, of niet soms?

De meesten van hen waarschijnlijk wel. Maar Deborah niet. Behalve in een spijkerbroek en hemd voelde ze zich in geen enkel kledingstuk prettig. U had moeten zien wat ze voor het afscheidsbal van school had willen aantrekken. En nu… ik had nog nooit een beeldschone vrouw in weinig verhullende kleding gezien die er zo onsexy uitzag als Deb nu deed.

Maar ze viel zeker op. Ze stond bij de afzetting voor de toeschouwers, met haar penning op haar topje. Ze was beter zichtbaar dan de halve kilometer gele afzettingstape die al om de gebouwen en aan de bomen was geknoopt, beter zichtbaar ook dan de drie patrouillewagens die met knipperende lichten schots en scheef voor het motel stonden. Haar roze topje gaf gewoon net iets meer licht.

Ze stond aan de zijkant van het parkeerterrein en hield de toeschouwers op een afstand terwijl de mensen van de technische recherche bezig waren met het doorzoeken van de afvalcontainer van het cafe. Ik was blij dat ik dat niet hoefde te doen. De stank kwam me tegemoet over het parkeerterrein en door het open raampje van mijn auto… de zware lucht van Braziliaanse koffieprut vermengd met rot fruit en bedorven varkensvlees.

De agent bij de afzetting van het parkeerterrein was iemand die ik kende. Hij wuifde me door en ik vond een parkeerplek.

‘Deb,’ zei ik terwijl ik naar haar toe liep. ‘Leuke outfit. Komt je figuur ten volle in uit.’