Drie.
Het zijn er deze keer drie.
Ik deed mijn ogen open. Zag mezelf in de spiegel. Hallo, Dexter. Heb je gedroomd, ouwe jongen? Interessant, nietwaar? Het waren er drie, he? Het was maar een droom, meer niet. Ik glimlachte naar mezelf, probeerde al mijn aangezichtsspieren uit, maar erg overtuigend zag het er niet uit. En hoe hartstochtelijk en meeslepend de droom ook was, ik was nu klaarwakker en had er alleen een kater en een paar natte handen aan overgehouden.
Wat een aangenaam intermezzo van mijn onderbewustzijn had moeten zijn, had me bang en onzeker gemaakt. Ik had het nare gevoel dat mijn geest de hort op was en ik hier was achtergelaten om de huur te betalen. Ik dacht aan de drie speelkameraadjes en wilde naar hen terug om het werk af te maken. Ik dacht aan Harry en wist dat dat uitgesloten was. Ik werd heen en weer geslingerd tussen een herinnering en een droom en wist niet welke van de twee verontrustender was.
Dit was niet leuk meer. Ik wilde mijn geest terug.
Ik droogde mijn handen en ging weer naar bed, maar er was de arme, verwarde Dexter deze nacht geen slaap meer gegund. Ik lag op mijn rug en staarde naar de bewegende donkere vlekken op het plafond totdat om kwart voor zes de telefoon begon te rinkelen.
‘Je had gelijk,’ zei Deb toen ik opnam.
‘Wat fijn,’ zei ik, met de grootste moeite om zo snedig als altijd te zijn. ‘Gelijk over wat?’
‘Over alles,’ zei Deb. ‘Ik sta hier op een plaats delict aan Tamiami Trail. En raad eens?’
‘Ik had gelijk?’
‘Het is hem, Dexter. Het moet hem zijn. En hij heeft het deze keer een stuk groter aangepakt.’
‘Groter? Op welke manier, Deb?’ vroeg ik terwijl ik dacht aan drie lijken, hoopte dat ze het niet zou zeggen en me opgewonden voelde omdat ik ervan overtuigd was dat ze dat wel zou doen.
‘Er schijnen meerdere slachtoffers te zijn,’ zei ze.
Er ging een schok door me heen, vanuit mijn maag recht omhoog, alsof ik een volle batterij had doorgeslikt. Maar ik deed een uiterste poging om iets scherpzinnigs te zeggen. ‘Dat is geweldig, Deb. Je lijkt wel een politierapport.’
‘Ja, nou, ik begin het gevoel te krijgen dat ik er binnenkort een zal moeten schrijven. Maar ik ben blij dat het nu niet is. Dit is te gek voor woorden, Dex. LaGuerta weet niet wat ze ervan moet denken.’
‘Of hoe ze moet denken. Wat is er zo gek aan, Deb?’
‘Ik moet ophangen,’ zei ze opeens. ‘Kom hiernaartoe, Dexter. Je moet dit zien.’
Tegen de tijd dat ik er aankwam, stonden de mensen al drie rijen dik achter de afzetting en het merendeel daarvan was van de pers. Het valt niet mee om je een weg te banen door een massa verslaggevers die bloed hebben geroken. Je zou het misschien niet zeggen want voor de camera komen ze over als kwezels met hersenschade en ernstige eetstoornissen. Maar zodra ze achter een politieafzetting staan, ondergaan ze een miraculeuze verandering. Dan worden ze sterk en agressief en zijn ze meer dan bereid om alles en iedereen opzij te duwen en desnoods onder de voet te lopen. Het leek wel wat op het verhaal over de oudere moeder die een vrachtwagen kon optillen toen haar kind eronder beklemd zat. Kracht is soms afkomstig uit mysterieuze bronnen en als er bloed op de grond ligt, zijn persmuskieten in staat zich overal doorheen te dringen. En zelfs zonder hun haar in de war te brengen.
Gelukkig werd ik herkend door een van de agenten in uniform achter de afzetting. ‘Ga eens opzij, mensen,’ riep hij naar de verslaggevers. ‘Laat hem erdoor.’
‘Bedankt, Julio,’ zei ik tegen de agent. ‘Het lijkt wel of er elk jaar meer persmensen komen.’
Hij snoof. ‘Volgens mij worden ze gekloond. Ze lijken allemaal op elkaar.’
Ik kroop onder het gele lint door en toen ik me weer oprichtte, had ik het vreemde gevoel dat er iemand met de zuurstof in de buitenlucht van Miami had gerotzooid. Ik stond op een bouwplaats, te midden van het puin. Zo te zien waren ze hier een kantoorpand van drie verdiepingen aan het bouwen, van het soort dat door kleinere projectontwikkelaars wordt gemaakt. En toen ik langzaam naar voren liep, met mijn blik gericht op de activiteiten rondom het half voltooide gebouw, wist ik dat het geen toeval was dat we hier allemaal waren samengebracht. Niets was toeval bij deze moordenaar. Alles gebeurde weloverwogen, werd zorgvuldig afgemeten naar het esthetische effect en beoordeeld op artistieke noodzakelijkheid.
We stonden hier op een bouwplaats omdat dat noodzakelijk was. Hij maakte een statement, zoals ik tegen Deb had gezegd dat hij dat zou doen. Jullie hebben de verkeerde te pakken, zei hij. Jullie hebben een of andere sufkop opgesloten omdat jullie zelf sufkoppen zijn. Jullie zijn te stom om dat in te zien, dus moet ik jullie met je neus erin wrijven. Nou, bij dezen dan.
Maar meer nog dan dat, meer dan een boodschap aan de politie en het grote publiek, was dit een boodschap voor mij. Hij daagde me uit, treiterde me door me een passage uit mijn eigen overhaaste werk voor te lezen. Hij had zijn slachtoffers naar een bouwplaats gebracht omdat ik Jaworski op een bouwplaats had vermoord. Hij speelde een spelletje met me, liet ons zien hoe goed hij was en liet een van ons weten — mij — dat hij met ons meekeek. Ik weet wat je hebt gedaan, was de boodschap, en ik kan dat ook. Veel beter dan jij.
Ik neem aan dat ik hier enigszins nerveus van had moeten worden.
Maar dat gebeurde niet.
Ik voelde me bijna frivool, als het tienermeisje dat toekeek terwijl de aanvoerder van het voetbalteam zich in het zweet werkte om haar voor het eerst mee uit te vragen. Bedoel je mij? Ik? O hemeltje, echt? Mijn wimpers trillen van opwinding.
Ik haalde een keer diep adem en probeerde mezelf eraan te herinneren dat ik een oppassend meisje was en dat ik dat soort dingen niet deed. Maar ik wist dat hij ze wel deed en ik wilde niets liever dan met hem op stap. Toe, Harry, mag het?
Want ver voorbij het simpele verlangen om interessante dingen met een nieuwe vriend te doen, lag de wens om deze moordenaar te vinden. Ik moest hem zien, met hem praten, mezelf ervan overtuigen dat hij echt bestond en dat hij…
Dat hij wat?
Dat hij mij niet was?
Dat ik niet degene was die al deze interessante dingen deed? Waarom dacht ik dat? Dat was een ronduit stompzinnig idee, absoluut de aandacht onwaardig van de geest waar ik ooit zo trots op was geweest. Behalve dat ik het idee, nu het eenmaal post had gevat in mijn hoofd, niet meer kon temperen en kon dwingen zich te gedragen. Als ik het nu echt was geweest? Als ik deze dingen op de een of andere manier had gedaan zonder er iets van te weten? Onmogelijk, natuurlijk, absoluut uitgesloten, maar…
Ik was wakker geworden bij de wastafel waar ik het bloed van mijn handen had staan wassen na een ‘droom’ waarin ik bewust en met veel plezier bloed op mijn handen kreeg terwijl ik dingen deed waarvan ik normaliter alleen maar droom. En ik wist dingen over deze hele reeks van moorden, dingen die ik onmogelijk kon weten tenzij…
Tenzij niks. Neem een kalmeringspil, Dexter, en begin nog eens overnieuw. Haal een paar keer diep adem, gekke man, adem de frisse lucht in en de slechte uit. Dit was gewoon het zoveelste symptoom van de spanning waaraan ik de laatste tijd had blootgestaan. Ik begon gewoon voortijdig seniel te worden door de constante druk van het oppassende leventje dat ik leidde. Hoewel ik moest toegeven dat ik de afgelopen weken een paar momenten van menselijke domheid had ervaren. Nou en? Dat hoefde toch niet per se te bewijzen dat ik menselijk was? Of dat ik tijdens mijn slaap op avontuur was gegaan?
Nee, natuurlijk niet. Ik was er vrijwel zeker van dat het niet zoiets betekende. Maar, eh… wat betekende het dan wel?
Ik had aangenomen dat ik gewoon gek aan het worden was, dat ik de kluts kwijt was omdat die voor een deel in de vuilnisbak was beland. Heel geruststellend… Maar als ik bereid was dat te geloven, waarom zou ik dan niet toegeven dat het mogelijk was dat ik een paar rare fratsen had uitgehaald zonder me die te kunnen herinneren, of alleen als flarden van dromen? Was gekte gemakkelijker te accepteren dan dingen doen zonder je die bewust te zijn? Misschien was het wel een veredelde vorm van slaapwandelen. Slaapmoorden. Waarschijnlijk algemeen bekend. Waarom niet? Ik had de stuurknuppel van mijn bewustzijn al zo vaak uit handen gegeven wanneer de Zwarte Ruiter zin had in een avontuurtje. Het was helemaal niet zo’n grote sprong om te accepteren dat er nu iets soortgelijks was gebeurd, zij het in een enigszins andere vorm. De Zwarte Ruiter had gewoon mijn auto geleend terwijl ik lag te slapen.