Выбрать главу

‘Wat?’ riep Nick Dinges ten slotte.

LaGuerta begon te blozen maar ze hield voet bij stuk. ‘Ik heb nooit gezegd dat McHale het heeft gedaan. McHale heeft zelf gezegd dat hij het heeft gedaan. Wat had ik dan moeten doen? Tegen hem zeggen: “Ga weg, ik geloof je niet”?’

Eric de Viking en Nick Dinges wisselden een betekenisvolle blik met elkaar. Ik zou dat ook hebben gedaan als er iemand was geweest met wie ik dat kon doen. Dus in plaats daarvan keek ik naar het middelste hoofd op het altaar. Het knipoogde niet echt naar me, maar ik weet zeker dat het net zo verbaasd was als ik.

‘Dat is waanzin,’ mompelde Eric, maar hij werd onderbroken door Rick Sangre.

‘Vindt u het goed als we McHale een interview afnemen?’ vroeg Sangre. ‘Met een camera erbij?’

LaGuerta’s antwoord bleef ons bespaard door de komst van korpschef Matthews. Hij kwam de trap op sloffen en bleef als versteend staan toen hij het kunstwerk zag. ‘Jezus christus,’ zei hij. Daarna ging zijn blik naar de persmensen die zich om LaGuerta hadden geschaard. ‘Wat doen jullie hier, verdomme?’ vroeg hij.

LaGuerta keek van de een naar de ander maar niemand zei iets. ‘Ik heb ze binnengelaten,’ zei ze ten slotte. ‘Officieus. Vertrouwelijk.’

‘Vertrouwelijk?’ riep Rick Sangre. ‘Dat hebt u niet gezegd. U zei officieus!’

LaGuerta keek hem aan. ‘Officieus betekent vertrouwelijk!’

‘Eruit,’ blafte Matthews. ‘Officieus en vertrouwelijk. Wegwezen.’

Eric de Viking schraapte zijn keel. ‘Commissaris, bent u het met inspecteur LaGuerta eens dat het hier gaat om een nieuwe reeks moorden en een andere dader?’

‘Eruit,’ herhaalde Matthews. ‘Buiten beantwoord ik jullie vragen.’

‘Ik heb videobeelden nodig,’ zei Rick Sangre. ‘We zijn zo klaar.’

‘Brigadier Doakes?’ zei Matthews en hij knikte naar de uitgang.

Doakes materialiseerde zich naast Rick Sangre en pakte hem bij de arm. ‘Heren, mag ik u verzoeken?’ zei hij vriendelijk maar dreigend. De drie persmensen keken hem aan. Ik zag Nick Dinges slikken van angst. Toen draaiden ze zich om en lieten zich zonder iets te zeggen naar de uitgang brengen.

Matthews keek hen na. Toen ze veilig buiten gehoorsafstand waren, wendde hij zich tot LaGuerta. ‘Inspecteur,’ zei hij op een toon zo giftig dat hij die van Doakes geleerd moest hebben, ‘als je iets als dit nog een keer flikt, ben je binnen twee weken parkeerwachter bij de Walmart.’

LaGuerta werd eerst groen en daarna vuurrood. ‘Commissaris, ik wilde alleen…’ zei ze, maar Matthews had haar al zijn rug toegekeerd. Hij trok zijn das recht, haalde zijn hand door zijn haar en liep de trap af, de persmensen achterna.

Ik keek nog een keer naar het altaar. Dat was niet veranderd maar ze waren begonnen het op vingerafdrukken te onderzoeken. Daarna zouden ze het uit elkaar halen om alle onderdelen te analyseren. Over niet al te lange tijd zou het alleen nog een dierbare herinnering zijn.

Ik slofte de trap af en ging op zoek naar Deborah.

Buiten was Rick Sangre al aan het filmen. Korpschef Matthews stond in een zee van licht met talloze microfoons bij zijn mond en gaf zijn officiele verklaring. ‘… Het is altijd het beleid van ons korps geweest om de rechercheur die de leiding over het onderzoek heeft de vrije hand te laten, echter totdat zich het moment aandient waarop een opeenvolging van beoordelingsfouten vragen oproept over de competentie van de betreffende rechercheur. Dat moment is nog niet aangebroken, maar ik blijf de zaak scherp in de gaten houden. Nu er zoveel op het spel staat voor de gemeenschap…’

Ik zag Deborah en liep het groepje voorbij. Ze stond bij de gele afzetting, gekleed in haar blauwe uniform. ‘Leuke outfit,’ zei ik tegen haar.

‘Het bevalt me wel,’ zei ze. ‘Heb je het gezien?’

‘Ja, ik heb het gezien,’ zei ik tegen haar. ‘En ik heb ook gezien dat Matthews een gesprekje met LaGuerta had over de aanpak van de zaak.’

Deborah ademde sissend in. ‘Wat zei hij?’

Ik klopte haar zachtjes op de arm. ‘Ik geloof dat ik papa ooit eens een heel kleurrijke omschrijving heb horen gebruiken die het uitstekend omschrijft. Hij heeft haar zo’n harde trap voor haar reet gegeven, dat ze nu een tweede anus heeft. Kende je die?’

Ze keek eerst geschrokken maar toen verheugd. ‘Dat is geweldig. Ik heb nu echt je hulp nodig, Dex.’

‘Naast wat ik allemaal al voor je gedaan heb, bedoel je?’

‘Ik weet niet wat je hebt gedaan, maar het is in ieder geval niet genoeg.’

‘Dat is niet eerlijk, Deb. En zo onaardig van je. Je staat hier verdorie op een plaats delict en je hebt je uniform aan. Of geef je de voorkeur aan je poezenpak?’

Ze huiverde. ‘Daar gaat het niet om. Je hebt al die tijd iets voor me achtergehouden en ik wil nu weten wat dat is.’

Even wist ik niet wat ik moest zeggen, wat ik altijd een onprettig gevoel vind. Ik had nooit geweten dat ze zo scherpzinnig was. ‘Maar, Deborah…’

‘Luister, jij denkt dat ik niet weet hoe al dat politieke gerotzooi werkt en oke, misschien ben ik daar minder slim in dan jij, maar ik weet wel dat ze zich de eerstkomende tijd voornamelijk zullen bezighouden met zichzelf indekken. Wat betekent dat niemand veel tijd zal hebben voor het echte politiewerk.’

‘En dat betekent dat jij een kans ziet om dat wel te gaan doen. Bravo, Deb.’

‘Maar het betekent ook dat ik je hulp nu harder nodig heb dan ooit.’ Ze pakte mijn hand vast en kneep erin. ‘Alsjeblieft, Dexy?’

Ik weet niet wat me het meest aan het schrikken maakte: haar scherpe inzicht, haar hand die in de mijne kneep of het gebruik van mijn koosnaam ‘Dexy’. Ik had haar die niet meer horen uitspreken sinds ik een jaar of tien was. Of het haar bedoeling was of niet, door me Dexy te noemen voerde ze ons allebei terug naar Harry-land, het oord waar familie telde en familieverplichtingen net zo reeel waren als onthoofde hoeren. Dus wat kon ik anders zeggen?

‘Natuurlijk, Deb,’ zei ik. Zei Dexy. Het zorgde er bijna voor dat ik bepaalde emoties voelde.

‘Mooi zo,’ zei ze, weer een en al zakelijkheid, een razendsnelle verandering waarvoor ik alleen maar bewondering kon hebben. ‘Nou, wat is het detail dat er deze keer echt uitspringt?’ vroeg ze met een hoofdknikje naar de eerste verdieping.

‘De lichaamsdelen,’ zei ik. ‘Is er al iemand naar op zoek, voorzover je weet?’

Deborah wierp me haar kersverse ervarensmerissenblik toe, die strenge, verbitterde. ‘Voorzover ik weet zijn er meer politiemensen ingezet om de tv-camera’s op een afstand te houden dan om het feitelijke politiewerk te doen.’

‘Goed,’ zei ik. ‘Als wij de lichaamsdelen kunnen vinden, geeft dat ons een leuke voorsprong op de anderen.’

‘Oke, waar gaan we zoeken?’

Het was een redelijke vraag maar ze bracht me wel in verlegenheid, want ik had geen idee waar we moesten zoeken. Waren de lichaamsdelen achtergebleven in de ruimte waar hij de vrouwen had vermoord? Dat leek me niet… het kwam me voor als te rommelig, zeker als hij diezelfde ruimte nog een keer zou willen gebruiken terwijl al die rommel daar rondslingerde.

Dus konden we er waarschijnlijk van uitgaan dat hij ze ergens anders had gedumpt. Maar waar?

Of misschien, bedacht ik opeens, was een betere vraag: waarom?

Het altaar met de hoofden was met een reden gemaakt. Wat zou de reden zijn om de rest van de lichaamsdelen ergens anders te dumpen? Om ze gewoon ergens te verstoppen?

Nee, niets was gewoon bij deze man, en dingen verstoppen was niet iets wat bij hem hoog in het vaandel stond. Zeker nu niet, nu hij zich een beetje aan het uitsloven was. En als dat zo was, waar zou hij dan die berg restanten tentoonstellen?

‘Nou, komt er nog wat van?’ vroeg Deborah. ‘Waar moeten we gaan zoeken?’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Dat weet ik niet,’ zei ik ten slotte. ‘Waar hij de rest heeft gedumpt, maakt deel uit van zijn statement. Maar wij weten nog niet precies wat dat statement is, of wel soms?’