Moon en McClellan stelden met evenveel logica dat er in Miami voortdurend hoofden werden aangetroffen terwijl dat in Broward veel ongebruikelijker was, dat ze de zaak daarom heel serieus namen, dat we onmogelijk zeker konden weten dat alle verschillende onderdelen bij elkaar hoorden, dat daar dus eerst onderzoek naar moest worden gedaan en dat zij dat onderzoek moesten doen aangezien dit hun jurisdictie was. Als dat eenmaal gebeurd was, zouden ze de uitkomst met genoegen aan Matthews overdragen.
Wat voor Matthews natuurlijk onacceptabel was. Hij legde omzichtig uit dat de mensen van Broward niet wisten waarnaar ze moesten zoeken, dingen over het hoofd zouden kunnen zien en zelfs belangrijk bewijsmateriaal zouden kunnen vernietigen. Niet door domheid of incompetentie, natuurlijk, want Matthews was ervan overtuigd dat de politie van Broward buitengewoon competent was.
Deze laatste opmerking viel bij Moon niet in goede aarde want hij meende een zeker sarcasme te bespeuren en dacht dat er werd gesuggereerd dat zijn politiekorps bestond uit amateuristische idioten. Korpschef Matthews had dit natuurlijk ontkend maar hij maakte de fout dat op veel te beleefde toon te doen waardoor Moon juist in zijn opvatting werd gesterkt. Het zou zeker op een vuistgevecht zijn uitgedraaid als er niet iemand van de fdle was gearriveerd om als scheidsrechter te fungeren.
De fdle, Florida Department of Law Enforcement, is een soort regionale fbi. Heel Florida is hun jurisdictie, op elk willekeurig moment, en ze worden gerespecteerd door het merendeel van de plaatselijke politiekorpsen, in tegenstelling tot de fbi. De fdle-man in kwestie was van gemiddelde lengte en lichaamsbouw en had een kaalgeschoren hoofd en een kort baardje. Hij kwam me als heel onopvallend voor maar toen hij tussen de twee korpschefs in ging staan, die beiden groter waren dan hij, hielden die onmiddellijk hun mond en deden ze een stap achteruit. In een mum van tijd had hij de gemoederen gesust en de zaak geregeld en waren we terug op een keurige, ordelijke plaats delict van een meervoudige moord.
De man van de fdle had bepaald dat Metro-Dade het onderzoek kon doen tenzij en totdat weefselmonsters hadden aangetoond dat de hoofden en de overige lichaamsdelen niet met elkaar in verband stonden. In de praktijk betekende dit dat het korpschef Matthews was die zijn foto kon laten nemen door de eerste golf persmensen die zich inmiddels bij de ingang hadden gemeld.
Angel Batista arriveerde en ging aan het werk. Ik wist niet wat ik van dit alles moest denken, en dan bedoel ik niet het gekissebis over de jurisdictie. Nee, ik werd veel meer in beslag genomen door het gebeuren zelf, want dat had me wat stof gegeven om over na te denken, en niet alleen over het feit dat er drie moorden waren gepleegd en de lichaamsdelen op verschillende plekken waren gedumpt, wat op zich al pikant genoeg was. Want het was me natuurlijk gelukt om eerder, voordat de troepen arriveerden, een blik te werpen in Stebans kast der gruwelen. Dat kan niemand me kwalijk nemen, is het wel? Ik wilde gewoon zien hoe het was neergelegd en proberen te begrijpen waarom mijn onbekende geachte collega die plek had gekozen om de restanten te dumpen… Echt, alleen maar even kijken.
Dus onmiddellijk nadat Steban glijdend en slippend en krijsend als een varken dat zich in een grapefruit had verslikt de Arena uit was gerend, was ik snel naar de kast geslopen om te zien wat hem zo aan het schrikken had gemaakt.
De lichaamsdelen waren deze keer niet netjes ingepakt. In plaats daarvan waren ze in vier groepjes op de grond neergelegd. En toen ik er eens goed naar keek, ontdekte ik iets geweldigs.
Een been lag recht tegen de linkerwand van de kast. Het had een blauwwitte tint, er was nergens een druppel bloed te zien en er zat zelfs een gouden kettinkje met een hartvormig hangertje om de enkel. Heel mooi werk, zonder storende bloedvlekken. Echt heel elegant. Twee donkere armen, ook netjes afgesneden, waren bij de elleboog gebogen en tegen het been aan gelegd, met de ellebogen naar buiten gericht. Rechts daarvan lagen de overige ledematen, deels gebogen op de gewrichten en deels recht tegen elkaar aan gelegd.
Het duurde even voordat ik het zag. Ik knipperde met mijn ogen, zag wat er lag en moest mijn uiterste best doen om niet te gaan giechelen als het schoolmeisje waarvoor Deborah me eerder die dag had uitgemaakt.
Want hij had letters gevormd met de armen en benen, en die letters vormden een woord.
boe.
En daaronder lagen de drie bovenlichamen, tegen elkaar aan in een kwart cirkel, zodat ze een lachende mond vormden.
Wat een lef!
Maar al terwijl ik de speelsheid van de uitstalling bewonderde, vroeg ik me af waarom hij ervoor had gekozen die hier te maken, in een kast in plaats van op het ijs, waar ze een veel groter publiek zou hebben getrokken. Het was een heel ruime kast, dat geef ik toe, maar toch een besloten ruimte die maar net groot genoeg was voor de uitstalling. Dus waarom had hij dat gedaan?
En terwijl ik me dat stond af te vragen, zwaaide de poort van de Arena open — het eerste reddingsteam, ongetwijfeld — en toen dat gebeurde, trok er een koel windje over het ijs, dat ik op mijn rug voelde…
De koele lucht ging langs mijn rug en werd beantwoord door een gole warmte dat zich langs dezelfde weg omhoog bewoog. Vederlicht klauterden ze omhoog totdat ze de donkere onderkant van mijn bewustzijn bereikten en iets veranderden in de duistere, maanloze nacht van mijn insectenbrein, en ik voelde dat de Zwarte Ruiter het hartstochtelijk eens was met iets wat ik niet kon horen en niet begreep, behalve dat het op de een of andere manier voortkwam uit de primitieve behoefte aan koele lucht, overhellende muren en een groeiend gevoel van…
Juistheid. Geen twijfel mogelijk. Er was hier iets wat helemaal juist was en wat mijn duistere bijrijder verheugde, opwond en tevredenstelde op een manier waar ik helemaal niets van begreep. En daarboven zweefde het vreemde besef dat het allemaal nog heel vertrouwd was ook. Ik begreep er echt niets van, maar zo gebeurde het. En voordat ik deze merkwaardige gewaarwording aan een grondige analyse kon onderwerpen, werd ik door een breedgeschouderde jongeman in een blauw uniform gesommeerd opzij te gaan en mijn handen zo te houden dat hij ze kon zien. Hij behoorde ongetwijfeld tot de eerste hulptroepen en het dienstwapen dat hij op me richtte, zag er heel overtuigend uit. Aangezien hij maar een wenkbrauw had, een dikke die boven beide ogen doorliep, en vrijwel geen voorhoofd, leek het me een goed idee om aan zijn wensen tegemoet te komen. Hij zag eruit als een hersenloze bruut die een onschuldig mens of zelfs mij overhoop zou schieten. Dus deed ik een stap achteruit van de kast.
Helaas werd daardoor het schouwspel in de kast zichtbaar en opeens was de jongeman druk op zoek naar een plek waar hij zijn ontbijt kon deponeren. Hij redde het nog net tot een grote vuilnisemmer drie meter verderop voordat hij vreemde blafgeluiden begon te maken. Ik bleef staan waar ik stond en wachtte totdat hij klaar was. Een nare gewoonte, om zo slordig met je halfverteerde voedsel om te springen. Zo onhygienisch ook. En dat moest dan waken voor de openbare veiligheid?
Er kwamen meer agenten in uniform binnen en algauw moest onze blaffende vriend de vuilnisemmer samen met enkelen van zijn collega’s delen. De geluiden waren ronduit onaangenaam, om nog maar te zwijgen van de lucht die mijn kant op kwam drijven. Maar ik wachtte geduldig totdat iedereen klaar was aangezien het fascinerende van een handwapen in een hand is dat het ook kan afgaan terwijl iemand aan het overgeven is. Maar ten slotte ging een van de agenten in uniform rechtop staan, veegde zijn mond af met zijn mouw en begon me te ondervragen. Algauw werd duidelijk wie ik was en werd me verteld dat ik bij de muur moest gaan staan en niets mocht aanraken.
Niet lang daarna arriveerden korpschef Matthews en inspecteur LaGuerta en toen zij de leiding over de plaats delict overnamen, kon ik me eindelijk weer een beetje ontspannen. Maar hoewel ik weer kon gaan en staan waar ik wilde en dingen kon aanraken, ging ik op de grond zitten om na te denken. En de dingen waar ik over nadacht, waren zonder meer verontrustend.