Выбрать главу

Dat de moordenaar wel verdacht veel op mij leek?

Heel goed, Dexter. Knap werk. Ik had u toch gezegd dat er een logische verklaring was? Iemand anders die in werkelijkheid mij was. Dat was nog eens een logische verklaring, of niet soms?

Ik kwam thuis en liep het hele huis door. Er zat niemand op me te wachten. Natuurlijk niet, want daar was ook geen reden voor. Maar de wetenschap dat deze aartsvijand die Miami terroriseerde, wist waar ik woonde, vond ik toch enigszins verontrustend. Hij had bewezen dat hij het soort monster was dat nergens voor terugdeinsde, dus het was best mogelijk dat hij nog een keer binnen was gekomen om meer onderdelen van poppen achter te laten. Zeker wanneer hij mij was.

Wat natuurlijk niet zo was. Absoluut niet. Op de foto’s zou ik bepaalde kleine details vinden die aantoonden dat de gelijkenis met mij puur toeval was, net zoals het feit dat ik paranormaal zo gevoelig was voor deze moorden puur toeval was. Ja, er was hier gewoon sprake van een reusachtige reeks logisch verklaarbare toevalligheden. Misschien moest ik de redactie van het Guinness Book of Records bellen. Ik vroeg me af wat het wereldrecord niet-zeker-weten-of-je-al-dan-niet-een-reeks-moordenhad-gepleegd zou zijn.

Ik zette een cd van Philip Glass op en ging in mijn fauteuil zitten. De muziek raakte de leegte binnen in me en na een paar minuten voelde ik mijn gebruikelijke kalmte en ijzige logica terugkeren. Ik stond op en zette mijn computer aan. Ik stopte de cd in de drive en begon de foto’s te bekijken. Ik zoomde in en uit en deed alles wat ik wist om de beelden duidelijker te krijgen. Ik deed zelfs dingen waarvan ik alleen maar had gehoord, en dingen die ik ter plekke verzon, maar niets werkte. Na een hele tijd modderen was ik nog net zover als toen ik begon. Het lukte me gewoon niet om genoeg resolutie te krijgen om het gezicht van de man op de foto beter te zien. Toch bleef ik naar de foto’s staren. Ik bekeek ze vanuit verschillende hoeken. Ik printte ze en hield ze tegen het licht. Ik deed alles wat een normaal mens ermee zou doen, maar hoewel de imitatie me deugd deed, ontdekte ik niets anders dan dat de man op de foto op mij leek.

Het lukte gewoon niet om een duidelijke indruk van hem te krijgen, ook niet van zijn kleding. Hij had een overhemd aan dat wit kon zijn maar ook beige, geel of lichtblauw. In de lantaarn op het parkeerterrein zat zo’n felle antimisdaadlamp die een oranjeroze gloed op hem wierp, en tezamen met het gebrek aan resolutie was het gewoon onmogelijk om meer details te onderscheiden. Hij had een ruimvallende lichte broek aan, een doodgewone broek die iedereen aan kon hebben, ook ik. Ik had massa’s van dat soort kleding, genoeg om een heel leger van Dexterimitators te kleden.

Het lukte me om ver genoeg in te zoomen op de zijkant van het busje om de letter A te kunnen onderscheiden, en daaronder een B, gevolgd door een R en een C of een O. Maar het busje stond in een schuine hoek op de camera dus verder dan dat kwam ik niet.

Geen van de andere foto’s leverde me een aanwijzing op. Ik nam de hele reeks nog eens door: de man was weg, verscheen weer in beeld en toen was het busje weg. De beeldhoek was niet goed dus een blik op de nummerplaat werd me ook niet gegund. Kortom, het was absoluut onmogelijk om met zekerheid te zeggen of het hier al dan niet om de dromende Dexter ging.

Toen ik uiteindelijk opkeek van de monitor, was het al laat en donker buiten. Ik deed wat een normaal mens waarschijnlijk al een paar uur eerder zou hebben gedaan: ik hield ermee op. Ik kon niets anders doen dan wachten tot Deborah kwam. Ik zou moeten toestaan dat mijn arme, innerlijk verscheurde zusje me in de cel zou stoppen. En terecht, want ik was tenslotte schuldig, zij het op een andere manier. Ik moest gewoon achter de tralies worden gezet. Misschien konden ze me bij McHale in de cel stoppen. Dan kon hij me zijn rattendansje leren.

En met die gedachte in mijn hoofd deed ik het beste wat ik op dat moment kon doen.

Ik ging slapen.

24

Ik droomde niet, maakte geen reizen buiten mijn lichaam en zag geen parade van spookbeelden van onthoofde, leeggebloede lijken. Geen visioenen van suikerspinnen die door mijn hoofd dansten. Helemaal niks. Zelfs ik was er niet. Niets anders dan zwarte, tijdloze slaap. En toch, toen ik wakker schrok van de telefoon, wist ik dat het over Deborah zou gaan en dat ze niet zou komen. Het zweet stond al in mijn handpalmen toen ik de hoorn oppakte. ‘Ja?’ zei ik.

‘Met commissaris Matthews,’ zei de stem. ‘Kan ik agent Morgan even spreken, alsjeblieft?’

‘Die is hier niet,’ zei ik, en onmiddellijk daalde er een lichte bezorgd heid op me neer.

‘O, nou, dan… Hoe laat is ze weggegaan?’

Automatisch keek ik op de klok. Het was 21.15 uur en ik voelde dat ik heviger begon te transpireren. ‘Ze is hier niet geweest,’ zei ik tegen de korpschef.

‘Maar ze heeft zich afgemeld om naar jouw huis te gaan. Ze heeft dienst… Ze moet er zijn.’

‘Ze is helemaal niet geweest.’

‘Wel godverdomme,’ zei hij. ‘Ze zei dat jij het bewijs had waarop we zaten te wachten.’

‘Dat heb ik ook,’ zei ik en daarna hing ik op.

Ik had inderdaad bewijs. Dat was zeker. Ik wist alleen niet precies wat dat bewijs was. Ik moest dat zien uit te vinden en dacht niet dat ik daar nog veel tijd voor had. Of om preciezer te zijn, dat Debbie nog veel tijd had. En weer begreep ik niet hoe ik dit wist. Ik zei niet bewust tegen mezelf:

hij heeft Deborah. In mijn hoofd verschenen geen alarmerende beelden van haar lot. En ik beleefde geen verhelderende inzichten, noch dacht ik: goh, Deb had er allang moeten zijn… Het is niks voor haar om te laat te komen. Ik wist het gewoon, zoals ik het al had geweten zodra ik wakker werd, dat Deb naar mijn huis was gegaan en dat ze het niet had gehaald.

En ik wist wat dat betekende.

Hij had haar.

En hij had haar meegenomen vanwege mij. Dat wist ik ook. Hij had om me heen geslopen en was steeds dichterbij gekomen, was in mijn huis geweest, had me via zijn slachtoffers boodschappen doorgegeven en had me uitgedaagd met aanwijzingen en me blikken gegund op wat hij aan het doen was. En nu was hij zo dichtbij als maar mogelijk was zonder met mij in dezelfde ruimte te zijn. Hij had Deb meegenomen en wachtte samen met haar. Op mij.

Maar waar? En hoelang kon hij wachten voordat hij zijn geduld verloor en het spel zou beginnen zonder mij?

En als hij zonder mij zou beginnen, wist ik heel goed wie zijn speelkameraadje zou zijn: Debbie. Ze was gekleed voor haar nachtdienst naar mijn huis gegaan, in haar poezenpak, voor hem dus in cadeauverpakking. Hij moet gedacht hebben dat ze een kerstcadeautje was. Hij had haar en zij zou vanavond zijn speelkameraadje zijn. Ik wilde liever niet op die manier aan haar denken, geboeid en vastgeplakt op tafel terwijl ze toekeek hoe er delen van haar voor altijd zouden verdwijnen. Maar zo zou het wel gaan. Onder andere omstandigheden zou het een avond vol heerlijk vertier opleveren, maar nu niet… niet met Deborah. Ik was er redelijk zeker van dat ik dat niet wilde, dat ik niet wilde dat hij iets prachtigs en onherstelbaars zou doen, niet vanavond. Misschien een andere keer wel, met iemand anders. Wanneer we elkaar iets beter kenden.

Maar niet nu. Niet met Deborah.

En door die gedachte voelde ik me iets beter. Het was fijn om dat vastgesteld te hebben. Ik gaf er de voorkeur aan dat mijn zusje bleef leven en niet in kleine leeggebloede stukken werd verdeeld. Wat aardig van me, bijna menselijk. Maar nu dat geregeld was, wat nu? Ik kon Rita bellen.

Misschien konden we naar de film gaan, of gaan wandelen in het park.

Of… wacht eens even… misschien kon ik… Deborah gaan redden? Ja, dat leek me wel leuk. Maar…

Hoe?

Ik had natuurlijk een paar aanwijzingen. Ik wist tenslotte hoe hij dacht, want ik dacht zelf net zo. En hij wilde dat ik hem zou vinden.

Die boodschap had hij me luid en duidelijk doorgegeven. Als ik alle afleidende onzin uit mijn hoofd kon zetten — alle dromen en al die newage-onzin en de rest — was ik er zeker van dat ik op logische wijze moest kunnen uitdokteren waar ze waren. Hij zou Deb niet hebben meegenomen tenzij hij meende dat hij me alles had gegeven wat een slim monster nodig had om hem te kunnen vinden.