Maar wacht eens even. Een ogenblikje, alstublieft. Harry had het wel geweten, want hij was erbij geweest toen het gebeurd was, nietwaar? En hij had het voor zichzelf gehouden, had me nooit verteld dat ik een broer had. Al die lange eenzame jaren waarin ik had gedacht dat ik de enige ik was, terwijl hij wist dat dat niet zo was maar er nooit iets over had gezegd. Zo’n enorm belangrijk feit voor mij — dat ik niet alleen was — en hij had het voor me verzwegen. Dus wat was ik Harry nu echt schuldig, na dit onthutsende verraad?
En wat op dit moment meer terzake deed, wat was ik deze kermende klomp vlees schuldig, die hier worstelend onder mijn ogen lag, dit wezen dat zich voor mijn zus had uitgegeven? Wat kon ik haar in hemelsnaam meer schuldig zijn dan Brian, mijn bloedeigen broer, mijn eigen vlees en bloed, een levende replica van mijn allereigenste dna?
Er rolde een zweetdruppel over Deborahs voorhoofd, die in haar ene oog terechtkwam. Ze knipperde verwoed met haar oog en trok allerlei rare gezichten om zowel mij te blijven aankijken als om het brandende vocht uit haar oog te krijgen. Ze maakte echt een deerniswekkende indruk zoals ze daar lag, vastgeplakt, hulpeloos en worstelend als een dom beest, een dom, menselijk beest. Ze was zo anders dan ik, en dan mijn broer, de slimme, nette, bloedeloze en vlijmscherpe Dexter en zijn bloedeigen broer.
‘Nou?’ vroeg hij en ik hoorde ongeduld en de eerste aanzet van teleurstelling in zijn stem.
Ik deed mijn ogen dicht. De ruimte rondom me werd donkerder en ik kon me niet bewegen. Daar was mama weer. Ze keek naar me met haar starre ogen en ik deed mijn ogen weer open. Mijn broer stond zo dicht achter me, dat ik zijn adem in mijn nek voelde. Mijn zus lag me aan te kijken met grote ogen die net zo star waren als die van mama. En de blik in haar ogen hypnotiseerde me, net als die van mama dat had gedaan. Ik deed mijn ogen dicht. Mama. Ik deed ze weer open. Deborah.
Ik pakte het mes aan.
Er klonk een zacht gestommel en een vlaag warme lucht kwam de koele container in. Geschrokken draaide ik me om.
LaGuerta stond in de deuropening met een gemeen uitziend automatisch pistooltje in haar hand.
‘Ik wist dat je iets als dit zou proberen,’ zei ze. ‘Ik zou jullie allebei moeten doodschieten. Of alle drie,’ vervolgde ze met een blik op Deborah, en daarna keek ze weer naar mij. ‘Ha!’ zei ze toen ze het mes in mijn hand zag. ‘Brigadier Doakes zou dit moeten zien. Hij had toch gelijk wat jou betreft.’ En haar pistool zwaaide even mijn kant op.
Het was lang genoeg. Brian bewoog zich heel snel, sneller dan ik voor mogelijk had gehouden. Toch lukte het LaGuerta een schot te lossen en ik zag Brian wankelen toen hij het mes in LaGuerta’s middenrif stak. Zo bleven ze even staan, tegen elkaar aan, maar kort daarna vielen ze op de grond en bewogen ze zich niet meer.
Een kleine plas bloed kroop over de stalen vloer van de container, vermengd bloed, van hen allebei, Brian en LaGuerta. Het was niet echt veel bloed en de plas werd niet groter, maar toch deinsde ik achteruit voor dat smerige spul en voelde ik iets wat verdacht veel op paniek leek. Ik deed twee stappen achteruit en botste tegen iets aan wat gedempte geluiden maakte die ook aan paniek deden denken.
Deborah. Ik trok de strook plakband van haar mond.
‘Jezus christus, dat doet zeer,’ zei ze. ‘Nou, hou in godsnaam op met dat idiote gedoe en maak me los van die klotetafel.’
Ik keek haar aan. Ze had een ring van bloed rondom haar lippen, walgelijk rood bloed dat me weer in mezelf keerde en me terugbracht naar die andere container met mijn moeder. En ze lag daar… net als mijn moeder. En net als de vorige keer blies de koele lucht in de container de haartjes in mijn nek overeind en dansten de donkere schaduwen om ons heen. Ze lag daar precies zoals de vorige keer, vastgeplakt en omhoog starend en wachtend als een…
‘Godverdomme,’ zei ze. ‘Schiet op, Dexter. Wakker worden!’ Maar deze keer had ik een mes, lag zij daar compleet hulpeloos en kreeg ik de kans om alles te veranderen. Ik kon…
‘Dexter?’ vroeg mama.
Deborah, bedoel ik. Natuurlijk bedoelde ik dat. Niet mama, die ons hier had achtergelaten, op dezelfde plek waar het allemaal was begonnen en waar het nu wellicht zou eindigen, met het brandende verlangen, de absolute dwang om het te doen, al in het zadel van het grote zwarte paard dat onder die prachtige maan door galoppeerde terwijl binnen in mij duizend stemmen fluisterden: doe het… Doe het nu… Doe het en alles zal veranderen… Alles zal worden zoals het hoort te zijn…
‘Mama?’ vroeg iemand.
‘Dexter, kom op nou,’ zei mama, ik bedoel, Deborah. Maar het mes kwam omhoog. ‘Dexter, in godsnaam, hou op met die onzin! Ik ben het! Debbie!’
Natuurlijk was het Deborah, maar ik schudde mijn hoofd, want ik kon het mes niet tegenhouden. ‘Dat weet ik, Deb. Het spijt me echt heel erg.’ Het mes ging verder omhoog. Ik kon er alleen maar naar kijken en het nu echt niet meer tegenhouden. Ik voelde nog steeds de vederlichte aanraking van Harry, die me opdroeg bij de les te blijven en te blijven nadenken, maar het was te licht en te zwak en de behoefte was groot en sterk, sterker dan ik ooit had meegemaakt, want dit was alles, het begin en het eind, en dat bracht me tot grotere hoogte, haalde me uit mezelf en zoog me terug in de tunnel tussen het jongetje in de plas bloed en de laatste kans om alles recht te zetten. Dit zou alles veranderen, zou mama terechtwijzen en haar laten zien wat ze me had aangedaan, want mama had ons moeten redden. Deze keer zou alles anders zijn. Zelfs Deb moest dat inzien.
‘Leg dat mes neer, Dexter.’ Haar stem klonk wat kalmer maar al die andere stemmen in mijn hoofd waren zo hard, dat ik haar bijna niet kon horen. Ik probeerde mijn hand naar beneden te doen om het mes neer te leggen, echt, maar verder dan een centimeter of vijf kwam ik niet.
‘Het spijt me, Deb, ik kan het niet,’ zei ik en ik moest mijn uiterste best doen om me verstaanbaar te maken boven het toenemende gehuil van de storm die 25 jaar de tijd had gehad om zich tot volle wasdom te ontwikkelen, en nu mijn broer en ik waren samengebracht als twee oceaanstoringen op een nacht bij volle maan…
‘Dexter!’ riep mijn verdorven moeder die ons hier alleen wilde achterlaten in die weerzinwekkende plas koud bloed, waarop de stem van mijn broer zich aansloot bij de mijne.
‘Rotwijf!’ snauwden we, en het mes ging verder omhoog… Vanachter me kwam een geluid. LaGuerta? Ik kon het niet zeggen en het maakte ook niet uit. Ik moest dit afmaken, moest dit doen, moest het nu laten gebeuren.
‘Dexter,’ zei Debbie. ‘Ik ben je zusje. Je wilt me dit niet aandoen. Wat zou papa ervan zeggen?’ En dat deed pijn, ik geef het toe, maar… ‘Leg dat mes neer, Dexter.’
Weer een zacht geluid achter me, een gedempt gekreun. De hand met het mes ging nog steeds omhoog.
‘Dexter, kijk uit!’ riep Deborah en ik draaide me om.
Inspecteur LaGuerta was half overeind gekrabbeld, op een knie, en kreunend van inspanning probeerde ze haar nu loodzware pistool te richten.
Heel, heel langzaam kwam de loop omhoog, wees eerst naar mijn voet, toen naar mijn knie…
Maar wat maakte het nog uit? Want het ging nu gebeuren en of LaGuerta’s vinger zich nu om de trekker spande of niet, het mes in mijn hand trok zich daar niets van aan.
‘Ze gaat je neerschieten, Dex!’ riep Deb en ze klonk angstig. De loop van het pistool wees nu naar mijn navel. LaGuerta’s gezicht was vertrokken van concentratie en de enorme krachtsinspanning die ze moest leveren, en het begon er echt op te lijken dat ze me ging neerschieten. Ik draaide me een kwartslag naar haar toe terwijl het mes in mijn hand aan zijn weg omlaag begon…