Выбрать главу

En het was weer een prachtige, zonnige, warme dag. Iedereen die die ochtend een jasje had aangetrokken, zocht nu naar een haakje om het aan op te hangen. Helaas waren die er niet op dit smerige, verlaten parkeerterrein. Er stonden vijf of zes auto’s en verder was er alleen de container. Die stond in de hoek, bij het cafe, naast een roze muur met prikkeldraad erbovenop. Daar was ook de achterdeur van het cafe. Een nors kijkende jonge vrouw liep in en uit en dreef een handeltje in cafe cubano en pasteles met de agenten en technische rechercheurs op het parkeerterrein. Het groepje rechercheurs in pak die altijd op plaatsen delict rondhangen, om zich te laten zien, druk uit te oefenen op de technische recherche of zich er zelf van te overtuigen wat er gaande was, kwamen handen tekort, want ze hadden nu koffie, broodjes en hun jasje, die ze nergens kwijt konden.

De jongens van de technische recherche droegen geen pakken. Lichtgewicht bowlinghemden met twee borstzakken waren meer hun stijl. Ik had er zelf ook een aan. Met een patroon van tamtamspelers en palmbomen tegen een lichtgroene achtergrond. Stijlvol en praktisch.

Ik liep op het dichtstbijzijnde bowlinghemd in het groepje mensen bij het lijk af. Dat werd gedragen door Angel Batista-geen-familie-van, zoals hij zichzelf altijd voorstelde. Hallo, ik ben Angel Batista, geen familie van. Hij werkte op het gerechtelijk lab. Op dat moment zat hij gehurkt bij een van de vuilniszakken en keek erin.

Ik ging naast hem staan, want ik wilde ook graag een blik in de zak werpen. Iets wat Deborah een dergelijke reactie kon ontlokken, moest de moeite waard zijn.

‘Angel,’ zei ik, ‘wat hebben we hier?’

‘Hoezo “we”, blanke man?’ zei hij. ‘Er is geen bloed, dus je bent hier niet nodig.’

‘Ik heb het gehoord.’ Ik hurkte naast hem neer. ‘Is het hier gedaan, of heeft hij haar hier gedumpt?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Moeilijk te zeggen. Ze legen de container twee keer per week, dus ze kan hier hooguit een dag of twee hebben gelegen.’

Ik liet mijn blik over het parkeerterrein gaan en keek ten slotte naar de groezelige voorgevel van het Cacique. ‘Hoe zit het met het motel?’

Angel haalde zijn schouders op. ‘Dat zijn ze nog aan het nagaan, maar ik denk niet dat ze daar iets zullen vinden. De vorige keren heeft hij ook alleen de container gebruikt. He,’ zei hij opeens.

‘Wat is er?’

Hij haalde een pen uit zijn borstzak en duwde het plastic van de vuilniszak terug. ‘Moet je die snee zien.’

De onderkant van een afgesneden been stak uit de zak en in het felle zonlicht zag het er bleek en heel dood uit. Dit deel eindigde bij de enkel, en de voet was keurig verwijderd. Op de zijkant zag ik een kleine tatoeage van een vlinder waarvan de onderkant met de voet was afgesneden.

Ik liet een zacht gefluit horen. De snee was met chirurgische precisie gemaakt. De dader had heel knap werk geleverd… bijna zo goed als ik het kon. ‘Een mooie, schone snee,’ zei ik. En dat was het, meer dan mooi zelfs. Ik had nog nooit zo’n schoon, droog en keurig uitziend stuk dood vlees gezien. Prachtig gewoon.

‘Me cago en diez met je mooi en schoon,’ zei hij. ‘Het was nog niet af.’

Ik keek over zijn schouder en tuurde dieper in de zak. Er bewoog niets. ‘In mijn ogen ziet het er heel af uit, Angel.’

‘Kijk hier,’ zei hij en hij trok een van de andere zakken open. ‘Dit been heeft hij in drie stukken gesneden. Het lijkt wel alsof hij een liniaal of zoiets heeft gebruikt, zie je? En dan zou hij dit been…’ Hij wees naar de enkel die ik zo intens had bewonderd. ‘… maar in twee stukken snijden? Hoe kan dat, nou?’

‘Dat weet ik niet,’ zei ik. ‘Misschien kan inspecteur LaGuerta ons dat vertellen.’

Angel keek me even recht aan en we moesten allebei ons best doen om ons gezicht in de plooi te houden. ‘Misschien kan ze dat,’ zei hij en hij richtte zijn aandacht weer op zijn werk. ‘Waarom ga je het haar niet vragen?’

‘Hasta luego, Angel.’

‘Dat zit er dik in,’ antwoordde hij, met zijn hoofd bijna in de vuilniszak.

Een paar jaar daarvoor was het gerucht gegaan dat inspecteur Migdia LaGuerta zich in Moordzaken had gewerkt door met iemand naar bed te gaan. Als je haar zag, zou je het zo geloven. Ze had alle vereiste onderdelen op de juiste plekken om haar lichamelijk aantrekkelijk te maken op een stuurse, aristocratische manier. Ze was een ware kunstenares met haar make-up en ze kleedde zich heel goed. Chic op de Bloomingdale-manier. Maar het gerucht kon niet waar zijn. Om te beginnen had ik nog nooit een vrouw ontmoet die ondanks haar puur vrouwelijke buitenkant vanbinnen zo mannelijk was. Ze was bikkelhard, ambitieus zonder weerga en haar enige zwakheid was haar voorkeur voor knappe mannen — fotomodelknap — die een paar jaar jonger waren dan zij. Dus ben ik er vrij zeker van dat ze niet met behulp van seks bij Moordzaken terecht is gekomen. Ze is bij Moordzaken gekomen omdat ze Cubaanse is, bedreven is in politieke spelletjes en heel goed weet hoe je hielen moet likken. Met die combinatie breng je het in Miami veel verder dan met seks.

LaGuerta was heel erg goed in hielen likken, de beste hielenlikker van de hele wereld. Ze had zich helemaal naar de verantwoordelijke positie van inspecteur Moordzaken omhoog gelikt. Helaas is dat een functie waarin haar likkwaliteiten zelden aan bod kwamen en ze was een uiterst beroerd rechercheur.

Het gebeurt: incompetentie wordt vaker wel dan niet beloond. Hoe dan ook, ik moest met haar werken. Dus had ik mijn aanzienlijke charme in de strijd geworpen om ervoor te zorgen dat ze me graag mocht. Wat gemakkelijker was dan u misschien denkt. Iedereen kan charmant zijn als hij er niet voor terugdeinst om toneel te spelen en de stupide, onware en misselijkmakende dingen te zeggen die gewetensvolle mensen niet uit hun mond kunnen krijgen. Gelukkig heb ik geen geweten. Ik zeg ze gewoon.

Toen ik het groepje bij het cafe naderde, was LaGuerta iemand aan het ondervragen in snelle mitrailleursalvo’s Spaans. Ik spreek Spaans en kan zelfs Cubaans redelijk volgen, maar bij LaGuerta lukte me dat met slechts een op de tien woorden. Het Cubaanse dialect brengt de Spaanssprekende gemeenschap tot absolute wanhoop. Het enige doel van het spreken ervan is blijkbaar dat je een race tegen de klok houdt en in drie seconden zo veel mogelijk woorden zonder medeklinkers zegt.

De truc om het te kunnen volgen is weten wat de persoon gaat zeggen voordat die het zegt. Maar het schijnt bij te dragen aan de ondoorgrondelijkheid waar niet-Cubanen zich soms over beklagen.

De man die door LaGuerta onder vuur werd genomen, was klein en gedrongen, donker met indiaanse gelaatstrekken, en hij was zichtbaar onder de indruk van LaGuerta’s dialect, de toon van haar stem en haar politiepenning. Hij probeerde haar blik te vermijden terwijl ze tegen hem praatte, wat ervoor scheen te zorgen dat ze nog sneller praatte.

‘No, no hay nadie afuera,’ zei hij zacht, aarzelend en met terneergeslagen ogen. ‘Todos estan en cafe.’ Er was niemand buiten; ze waren allemaal in het cafe.

‘Donde estabas?’ wilde LaGuerta weten. Waar was jij?

De man keek naar het hoopje lichaamsdelen en wendde snel zijn blik weer af. ‘Cocina.’ De keuken. ‘Entonces yo saco la basura.’ En toen ging ik het vuilnis buitenzetten.

LaGuerta ging door, zette hem verbaal onder druk en stelde hem de verkeerde vragen op een toon die hem kleineerde en intimideerde, net zolang totdat hij de gruwelijke vondst van de lichaamsdelen in de container begon te vergeten, niets meer durfde te zeggen en steeds minder tot meewerken bereid was.