Will tuitte zijn lippen. ‘Het kwam natuurlijk goed uit dat ik destijds zelf de Stormwitzee overgevaren ben,’ zei hij. ‘Ik wist dat ze voldoende voorraden moesten hebben, omdat ze anders de winter niet door zouden komen. En als ze mijn oplossing aanvaardden hoefden ze er niet eens voor te vechten — ze kregen nog een afscheidsfeestje op de koop toe!’ En hij moest weer grijnzen bij de herinnering aan die gedenkwaardige avond.
‘En nu zijn ze veilig vertrokken?’
Will schudde zijn hoofd.
‘Nee, ze zijn nog bezig die beesten te slachten en het vlees te roken, zodat het de hele winter goed blijft. Ze blijven nog twee of drie dagen bij de Bitterwortelkreek voor anker liggen, en dan gaan ze weer.’
‘Maar betekent dat dan dat ze in feite nog steeds een risico vormen, voor het leen?’ vroeg Alyss.
Will verzekerde haar dat dat niet het geval was. ‘Nee, die belofte van Gundar is nog steeds geldig. Ik vertrouw hem wat dat betreft voor honderd procent.’ Weer grijnsde hij breed. ‘Vooral ook omdat hij weet dat ik dikke vrienden ben met de oberjarl van alle Skandiërs.’
‘Maar over dat plichtsverzuim van Norris ga je natuurlijk nog wel rapporteren, neem ik aan?’
Net als dat voor de Jagers gold, was Alyss, de diplomaat, eerst en vooral loyaal aan het rijk.
Will knikte bevestigend.
‘Ik moet wel,’ zei hij. ‘Maar gelukkig kan ik erbij zeggen dat ze in elk geval hun lesje geleerd hebben. Sinds de ochtend na het diner hebben zijn mannen onafgebroken getraind. En daar heeft hij zich niet populair mee gemaakt, dat kan ik je wel vertellen. Over een maand of zo zijn ze allemaal weer in vorm.’
‘Dus als ze dan zo op de goede weg zijn,’ zei Alyss nonchalant, ‘dan zouden ze je ook wel een tijdje kunnen missen?’
Will wilde net de fles wijn pakken toen ze die laatste woorden uitsprak. Zijn hand bleef halverwege de tafel hangen en hij keek haar nieuwsgierig aan. Haar ogen keken bijzonder serieus, er was geen greintje humor of vriendelijkheid in te zien nu. Het ging nu ineens over serieuze zaken, besefte hij. ‘Me missen?’
Alyss knikte. ‘Ik ben niet echt toevallig hierheen gekomen, Will. Dat wil zeggen, er waren inderdaad wat boodschappen die bezorgd moesten worden. Maar het waren Halt en Crowley die me vroegen dat te doen, om ook jou een boodschap te brengen. Je wordt namelijk overgeplaatst.’
Ineens overviel Will de twijfel. Misschien was de manier waarop hij het Skandische probleem had opgelost toch niet zo knap als hijzelf had gedacht…
Alyss zag die zorg op zijn gezicht en stelde hem meteen gerust. ‘Nee, Will, maak je geen zorgen, het is geen strafoverplaatsing. Integendeel — ze waren bijzonder enthousiast over de manier waarop je alles hebt opgelost. Vooral Halt. Nee, het gaat om een tijdelijke opdracht waar ze je voor willen hebben.’
Er viel een zware last van Wills schouders. ‘Wat voor opdracht?’
Alyss haalde haar schouders op. ‘Tja, de details weet ik zelf nog niet eens. Het is allemaal heel geheim en vertrouwelijk. Ze wilden dat ik de boodschap overbreng, omdat ik een oude vriendin van je ben. Dan vragen de mensen zich minder af wat er aan de hand is dan wanneer jij ineens zou verdwijnen nadat er zomaar een koerier van het hof langsgekomen was. Nu maken ze misschien die connectie niet meteen, en zullen ze zeggen dat je vertrek weer zo’n voorbeeld is van de geheimzinnigheid van de Grijze Jagers. En mijn bezoekje aan jou zien ze dan hopelijk als iets puur sociaals — vooral als je vriendinnetje Delia flink wat roddels gaat verspreiden.’
Will kleurde tot in zijn haarwortels. ‘Delia is gewoon een kennis, hoor!’
Maar Alyss sloeg al geen acht meer op hem. Ze wees naar de hond, die tot dat moment tevreden op de warme stenen voor het haardvuur had liggen doezelen. Nu was ze klaarwakker; ze had haar oren plat naar achteren gelegd en haar tanden ontbloot. Er klonk een diep gegrom uit haar keel. En ze keek strak in de richting van de voordeur.
‘Er is iemand daarbuiten,’ zei Will zacht. Hij gebaarde Alyss te blijven zitten waar ze zat en liep toen snel en onhoorbaar naar de deur.
HOOFDSTUK 9
De deurklink bewoog heel langzaam, alsof degene die buiten stond probeerde of hij op slot zat of niet. Will ging plat tegen de muur staan en knikte naar Alyss. Het meisje, snel van begrip als altijd, begon weer te praten. Ze vertelde hoe Halt en Crowley haar hadden gevraagd hun hartelijke groeten over te brengen; en daarna beschreef ze hoe ze met de twee mannen gegeten had, waarbij ze uitgebreid vertelde wat voor heerlijkheden meester Buick, de kok van Redmont, voor hen klaargemaakt had.
De klink had even niet bewogen terwijl het stil was in de kamer, maar toen Alyss verder praatte begon de beweging weer, héél langzaam, en omdat het slot goed geolied was maakte het geen enkel geluid. Will maakte een aantekening dat hij dat niet meer moest doen, de deur smeren. Halt liet ook altijd een beetje roest komen op de scharnieren van zijn voordeur. Dan kan er tenminste niemand ongemerkt binnenkomen, zei hij altijd.
Will trok een diepe rimpel in zijn voorhoofd. De enige die nog verrast zou worden, zo meteen, was de persoon die buiten stond. Even vroeg hij zich af of het misschien Delia was, die stiekem teruggekomen was om hen af te luisteren. Maar nee, dat was belachelijk. Dan had de hond trouwens ook heel anders gedaan. De deur stond nu ongeveer vijftien centimeter open en Will kon de hand zien die de deurklink aan de buitenkant vasthield. Het was een linkerhand, en wel van een man, zag hij. En hij wist ook dat de rechterhand waarschijnlijk een wapen vasthield. Alyss liet een klaterend lachje horen, waarschijnlijk om de indringer wijs te maken dat zij allebei nog helemaal in de ban waren van haar verhaaltjes. Die truc leek te werken, want de deur ging verder open, en je kon nu de hele arm van een man zien.
Will was snel. Hij sprong naar voren en greep de man bij zijn pols om hem naar binnen te trekken. Tegelijkertijd stak hij zijn linkerbeen naar voren, zodat de man zijn evenwicht verloor en naar binnen kwam gestruikeld.
De man slaakte een kreet van verrassing, toen hij onverwacht aan zijn arm naar binnen gesleurd werd en over Wills been met een harde klap tegen de grond sloeg. Hij viel tegen een stoel, die weggleed over de gladde vloer.
Maar hij kwam snel weer bij zinnen, maakte een koprol en stond razendsnel op, recht tegenover de Grijze Jager. Zoals Will al had verwacht had hij in zijn rechterhand een wapen — een forse speer met een zware ijzeren punt. Die hield hij nu met twee handen op Will gericht, terwijl hij de messcherpe punt langzaam heen en weer bewoog als om Will te hypnotiseren.
Will bewoog helemaal niet. Hij bleef gewoon op de bal van zijn voeten staan, klaar om toe te slaan. Wapens had hij niet. Alyss, zag hij met belangstelling vanuit een ooghoek, was opgestaan en had nu een lange, gevaarlijk uitziende dolk in haar hand. En aan de manier waarop ze die vasthield kon je zien dat ze er ook mee overweg kon.
De hond, helmaal opgewonden door de plotselinge commotie, stond als een gek te blaffen. Zonder zijn ogen van de indringer af te wenden riep Will haar toe dat ze stil moest zijn. Grommend gehoorzaamde ze, terwijl Will de speerdrager nauwgezet bestudeerde.
Hij was groot en breedgeschouderd, met ongekamd zwart haar en een even warrige zwarte baard. Zijn donkere ogen brandden van woede onder zware wenkbrauwen; zijn grote neus was ooit gebroken en bijzonder slordig gezet, zodat er een duidelijke knik in zat. Hij droeg donkere kleding, een wollen broek en buis met daarover een donkerbruine mantel mét kap. Will had hem nooit eerder gezien, maar wist meteen wie hij was.
‘John Buttel,’ zei hij kalm. ‘Wat schaft ons het genoegen?’
Een onplezierige glimlach verspreidde zich over de mond van de man terwijl hij die vraag beantwoordde. Zijn stem was laag en schor, en aan zijn accent en zijn woordkeus kon je horen dat hij van eenvoudige komaf was. ‘Dus je kent me al, hè? Als dat geen prestatie is!’