Выбрать главу

De vlammen en rook van een half dozijn vuren verlichtten de plek en wierpen vreemde schaduwen in de bomen die de open plek omringden. Het woest uitziende boegbeeld van de Wolfswolk leek af en toe geheel zelfstandig boven de mist en rook te drijven, terwijl de vlammen vooral de scherp gesneden slagtanden van de houten wolvenkop deden oplichten.

‘Gundar!’ Dat was Jon Tarkson, een van zijn matrozen, die hem riep vanaf de rand van hun kampement. Nieuwsgierig draaide de schipper zijn hoofd in die richting en hij zag hoe een onduidelijke massa zich uit de schaduwen van het bos losmaakte. Hij fronste de wenkbrauwen toen hij zag dat het de jonge Jager was. Hij zat op zijn paard, zoals gewoonlijk, maar hij leidde een tweede paard achter zich aan, waarop een groot pakket vastgesjord lag.

Gundar stak zijn hand op als groet en liep hem tegemoet. Best een aardige knaap, die Jager. Het was knap van hem om een oplossing te vinden die iedereen tevreden stelde, zo helemaal in zijn eentje. Gundar had respect voor zijn moed en dapperheid. ‘Welkom!’ riep hij.

Will groette hem terug en gleed daarna uit zijn zadel. Gundar liep op hem af, slalommend tussen de vuren en de stukken vlees, en zag dat die bundel op de rug van het paard een man was — buiten bewustzijn, en aan handen en voeten gebonden. Hij wees met zijn duim naar de stille gestalte.

‘Stond iemand je in de weg, Jager?’ vroeg hij.

Will glimlachte zuinig als antwoord. ‘Hm, dat zou je kunnen zeggen, ja. Deze man heeft al langere tijd de buurt hier onveilig gemaakt. En nu kreeg ik ineens een idee. Ik denk dat hij je van pas zou kunnen komen.’

Gundar fronste de wenkbrauwen en wreef wat druipend vet van zijn kin met de rug van zijn hand. ‘Van pas?’ zei hij, ‘Ik heb genoeg bemanning, dank je wel. En ik heb al helemaal geen behoefte aan een ongetrainde zuiderling aan boord van de Wolfswolk.’ Even aarzelde hij en zei toen: ‘Daar bedoel ik jou niet mee!’

‘Nee, dat begrijp ik best. Ik bedoel ook niet als bemanningslid. Ik dacht dat je hem misschien wel zou kunnen verkopen als slaaf. Jullie houden toch nog steeds wel slaven in Skandia, of niet soms?’

Hardslag keek de jongeman tegenover hem met hernieuwde interesse aan. Deze knaap zat vol verrassingen, dacht hij bij zichzelf. Deze reis van de Wolfswolk had inderdaad niet veel opgebracht, tot dusverre, zoals Will al vermoedde toen hij de Skandiers ontmoette. En een gezonde slaaf, goed gespierd, die zou best wat opbrengen als zij weer in Hallasholm zouden komen.

‘Ja, slaven houden we nog steeds,’ zei hij en hij liep dichter naar het paard en bestudeerde de bewusteloze man zorgvuldig van dichtbij. Hij greep een handvol haar en trok het hoofd van de man omhoog. Een jaar of dertig. Groot en sterk, zo te zien.

‘Hij heeft geen ziektes?’ vroeg hij argwanend.

Will knikte van nee. ‘Afgezien van een lichte hersenschudding is hij zo fit als een hoentje!’ Will moest weer denken aan de gemene wond in de zij van zijn hond, en aan al die geruchten dat Buttel meer dan één moord op zijn geweten had. ‘Hij zou heel wat uren met de peddels het ijs in de put in Hallasholm kunnen stukslaan!’

Die peddels werden gebruikt om slaven te straffen in de Skandische hoofdstad. Het waren grote houten riemen die ’s winters in de waterputten gehangen werden. Slaven moesten ze constant heen en weer blijven bewegen, zodat het drinkwater niet kon bevriezen. Daarbij kregen die arme slaven constant spetters over zich heen, zodat ze drijfnat waren van zweet en opspattend ijskoud water. Toen hij ertoe veroordeeld was, destijds, was hij bijna doodgegaan van ellende en bevriezing, totdat Erak medelijden met hem had gekregen en hem had helpen ontsnappen.

Gundar schudde zijn hoofd. ‘Nee, de oberjarl heeft die straf afgeschaft,’ zei hij. Bovendien zou je een waardevolle slaaf als deze jongen hier er te snel mee verslijten.’ Hij bekeek Buttel nog eens goed, en kwam tot een besluit. ‘Goed, hoeveel wil je voor hem hebben?’

Will greep achter de man en trok de knoop los waarmee hij vastgebonden lag aan het zadel.

‘Je mag hem als cadeautje meenemen!’ zei hij en trok aan de kraag van de bandiet zodat hij van het paard gleed en als een zak op de grond bleef liggen. Buttel kreunde zachtjes en bleef toen stil liggen.

Gundars ogen gingen wijd open.

‘Een cadeau?’

Will knikte. ‘Zoals ik al zei, hij heeft hier heel wat overlast veroorzaakt, en ik heb geen tijd en zin om me om hem te bekommeren. Neem hem gewoon van me aan — ooit kun je mij misschien nog eens een pleziertje doen!’

De Skandische schipper keek hem vorsend aan. ‘Zoals ik al zei, jij zit vol verrassingen, Jagerman,’ zei hij. En daarna riep hij twee van zijn bemanningsleden, die vlak bij hen geïnteresseerd hadden staan luisteren. ‘Gooi deze lading aan boord,’ zei hij. ‘Stop hem maar in het vooronder.’

Grijnzend tilden ze de bewusteloze man op en droegen hem naar het schip. Gundar stak zijn grote hand uit naar Will en de Jager schudde die enthousiast.

‘Nou, daar heb je gelijk in, Jager! Ik ben je wel wat verschuldigd. Niet alleen hiervoor trouwens — je hebt gezorgd dat mijn mannen niet hoeven te verhongeren, deze winter, en nou geef je ons ook nog een stukje winst ook. Was deze trip toch niet helemaal voor niks!’

Will haalde zijn schouders op. ‘Jij doet mij anders een groot plezier door die man mee te nemen. Ik zal blij zijn als hij het land uit is. Nou, dan wens ik je een goede wind en sterke roeiers, Gundar Hardslag!’ En met dat traditionele vaarwel van de Skandiërs klom hij op Treks rug en reed het kamp uit.

‘En een rechte weg voor jou, Jager!’ riep de zeeman hem achterna.

Onderweg stelde Will zich voor hoe het leven van Buttel in Skandia zou zijn. Zelfs zonder die peddels zou het geen pretje zijn, dat wist hij. Maar daar kon hij zich echt niet druk om maken.

HOOFDSTUK 10

Will hield Trek in en keek uit over het vrijwel verlaten Bijeenkomstterrein. Het was een raar gezicht, dat er bijna niemand was, vond hij. Een beetje treurig, ook. Gewoonlijk stond het terrein vol kleine groene tenten — een voor elk van de vijftig Grijze Jagers in actieve dienst — tijdens de jaarlijkse Bijeenkomst. Overal brandden dan kampvuurtjes, je hoorde gekletter en gerinkel van wapens waarmee geoefend werd, en daaroverheen klonk het geroezemoes van tien of meer verschillende gesprekken, plotseling schaterlachen en vrolijke kreten als oude vrienden elkaar na een jaar weer ontmoetten.

Maar vandaag was het terrein tussen de bomen van het woud vrijwel leeg. Er stonden maar twee tenten aan de kant van het terrein waar normaal het grote paviljoen van de commandant werd opgebouwd. Halt en Crowley waren er dus al, dacht Will.

Er was een week voorbijgegaan sinds Alyss hem in Zeeklif met een bezoek vereerd had. De elegante koerierster had hem na het avontuur met Buttel zijn instructies doorgegeven: hij moest twee dagen wachten na haar vertrek, en dan moest hij stilletjes afreizen naar het Bijeenkomstterrein, zonder iemand iets te vertellen. Daar zouden Halt en Crowley hem dan precies vertellen wat er van hem verwacht werd. Toen ze afscheid nam legde ze haar handen op zijn twee schouders en keek hem diep in zijn ogen. Ze was een half hoofd groter dan Will, en wat ze altijd zo leuk aan hem gevonden had was dat dit hem niet in het minst leek te deren. Maar ja, iedereen was bijna groter dan Will, dus daar maakte hij zich al lang niet meer druk om. Hij vond het op zijn beurt wel prettig dat Alyss nooit moeite deed om kleiner te lijken, door te buigen of door haar knieën te zakken. Ze bleef altijd fier rechtop staan, in die trotse houding die niet weinig bijdroeg aan haar charmes.