‘Ik vond haar toen ik onderweg was naar Zeeklif,’ vertelde Will. ‘Ze was zwaar gewond, bijna dood door bloedverlies. Haar vorige eigenaar had geprobeerd haar af te maken.’
Crowley’s gezicht betrok. Als er een ding was dat hem boos maakte was het wel onnodige wreedheid jegens een dier. ‘Ik hoop dat je die man daarop hebt aangesproken?’ vroeg hij.
Will schoof wat ongemakkelijk heen en weer. Hij was niet helemaal overtuigd dat zijn meerderen de manier waarop hij met Buttel had afgerekend zouden kunnen waarderen.
‘Ja, in zekere zin,’ zei hij.
Hij zag Halts wenkbrauw weer omhooggaan. Zijn oude leermeester voelde haarfijn aan wanneer hij niet het hele verhaal vertelde. Ook Crowley keek nieuwsgierig op terwijl hij de hond achter de oren kriebelde. ‘In zekere zin?’
Will schraapte zenuwachtig zijn keel. ‘Ahum, ik had een ander akkefietje met de man, niet vanwege de hond. Tenminste niet direct. Ik bedoel, hij kwam naar mijn huis in Zeeklif vanwege die hond, die avond, maar toen hoorde hij toevallig waar Alyss en ik het over hadden en toen… Nou ja, ik besefte dat ik iets moest doen, want hij had al te veel gehoord. En toen zei Alyss dat we hem misschien… je weet wel… onschadelijk moesten maken, maar dat vond ik wat al te gortig. Dus uiteindelijk vond ik dat toch maar de beste oplossing.’
Hij hield even op en zag dat de twee mannen hem aanstaarden alsof ze het in Araluen hoorden donderen.
‘Wat ik bedoel te zeggen, het ging wel om de hond eigenlijk, maar toch ook weer niet, als jullie begrijpen wat ik bedoel.’
Het bleef een hele tijd stil, tot Halt zei: ‘Nou, ik niet, eigenlijk.’
Crowley keek even naar zijn oude vriend en zei: ‘Hoelang heb jij dit heerschap als leerling gehad, Halt, een jaar of zes?’
Halt haalde mismoedig zijn schouders op. ‘Ja, zo ongeveer.’
‘En begreep jij ooit waar hij het over had?’
‘Meestal niet, nee. Dat is waar.’
Crowley schudde verbijsterd het hoofd. ‘Nou, gelukkig is hij niet in de Diplomatieke Dienst terechtgekomen. Stel je voor — we zouden nu met minstens vijf, zes landen in oorlog zijn als hij daar zo had staan brabbelen.’ Hij keek weer even naar Will. ‘Zou je ons misschien in simpele woorden en, indien het niet te veel gevraagd is, zonder half afgemaakte zinnen kunnen en willen vertellen wat het verband is tussen deze hond, die man, en Alyss?’
Will haalde diep adem voordat hij begon te vertellen. Hij zag dat beide mannen onwillekeurig een stapje naar achteren hadden gedaan en besloot dat hij het maar beter zo simpel mogelijk kon houden.
‘De vorige eigenaar van deze hond is een plaatselijke crimineel, die John Buttel heet. Hij had haar verwond en langs de straat voor dood achtergelaten. Toen ik passeerde zag ik haar liggen. Ik heb de wond verzorgd en haar mee naar huis genomen.’
Hij wachtte even en keek of Halt en Crowley dit nog hadden kunnen volgen.
Beiden gebaarden hem verder te gaan.
‘Alyss kwam toen bij mij op bezoek, om jullie boodschap over te brengen, en ze was er net toen die Buttel besloot om bij mij langs te komen om de hond terug te eisen. Maar blijkbaar had hij eerst even buiten voor de deur staan luisteren, zonder dat wij in de gaten hadden dat er iemand stond.’
Deze bekentenis kwam hem op een afkeurende blik van Halt te staan.
Will maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Ik weet het, ik weet het… ik had hem eerder moeten horen. Maar Alyss en ik, wij zijn oude vrienden, en ik had er even mijn hoofd niet bij.’ Hij wachtte even en Halt gebaarde hem door te gaan. ‘Hoe dan ook, terwijl hij ons buiten stond af te luisteren, hoorde hij Alyss zeggen dat ik op een geheime missie gestuurd zou worden.’
De twee mannen waren nu een en al oor en oog. Halts gezicht stond even onbewogen als altijd, maar je kon zien dat Crowley zich zorgen maakte.
‘Wat heb je met hem gedaan toen?’ vroeg hij.
Will aarzelde. ‘Nou ja, hij had een speer, en een flinke ook. Dus die heb ik hem uit zijn handen geslagen, en toen heb ik hem met mijn Saksische mes bewusteloos gemept. Alyss heeft een handje geholpen, trouwens,’ voegde hij eraan toe. Hij wilde niet dat hem alleen alle eer zou toekomen. ‘Zij leidde hem af zodat ik mijn kans kon grijpen. Ik heb hem geboeid, en toen moesten we beslissen wat we met hem zouden doen. Alyss opperde zelfs dat we hem misschien wel dood moesten maken.’
Crowley knikte, nog steeds met gefronste wenkbrauwen. ‘Daar kon ze wel eens gelijk in hebben gehad. We mogen geen enkel risico lopen dat een en ander bekend wordt,’ zei hij. ‘Maar wat hebben jullie toen gedaan?’
Will aarzelde eventjes. Toen haalde hij diep adem en besloot zijn verhaaclass="underline" ‘Het wolvenschip van de Skandiërs lag daar nog steeds voor anker. Ik heb hem daarheen gebracht. Ze hebben hem meegenomen om als slaaf te verkopen.’
Hij wachtte even, bang voor hun reacties. Slavernij was immers verboden in Araluen. Dat had Alyss ook gezegd toen hij het voorstel deed.
‘Heb je hem verkócht?’ vroeg Halt.
‘Nee, zeg. Ik heb hem niet verkocht. Ik… heb hem eigenlijk cadeau gedaan, als slaaf.’
‘Een slaaf als cadeau?’ herhaalde Crowley. Hij leek de woorden te proeven.
‘Ja, en Gundar was er best blij mee,’ ging Will verder, in de hoop dat dit wat zou goedmaken. ‘Het punt was, ik wist dat hij op die manier niemand iets over mijn missie kon vertellen. En als hij het tegen de Skandiërs zou zeggen, maakte dat niet uit. Ze zouden niet eens naar hem luisteren, en al deden ze dat wel, dan zitten ze de komende drie maanden toch vast op Skorghijl.’
Het bleef even stil terwijl Crowley en Halt nadachten over wat hij hun zojuist verteld had.
Will kon het niet laten en voegde er nog snel aan toe: ‘Anders had ik hem moeten vermoorden. En ik vond eigenlijk niet dat hij dat verdiend had, op de een of andere manier.’
‘Maar je vond wel dat hij verdiend had… om als slaaf weggegeven te worden?’ vroeg Crowley.
Will klonk nu vastberadener. ‘Jazeker, dat vond ik wel. De man had al heel wat misdaden op zijn geweten. En hij was hoogstwaarschijnlijk ook betrokken bij een paar moorden — al heeft niemand dat tot dusverre kunnen bewijzen,’ voegde hij er nog aan toe.
Halt krabde zich in zijn baard en dacht diep na. ‘Nou ja, dat hoort ook bij onze taken, toch? Kwesties waarbij er niet genoeg bewijs is voor een formele veroordeling?’
Crowley keek hem scherp aan. ‘Pas op, Halt, dat is nooit officieel vastgelegd.’
Halt knikte. ‘Dat is waar. Dat betekent dus dat we dat geval van Arndor van Kruize niet mogen zien als een geldig precedent?’ vroeg hij onschuldig.
Crowley begon ongemakkelijk heen en weer te schuifelen. Will keek van de ene naar de andere man — hij kon dit even niet meer volgen.
‘Arndor van Kruize? Wie was dat dan?’
Halt glimlachte naar hem. ‘Dat was een reus — meer dan twee meter lang — en een bandiet. Hij terroriseerde de stad Kruize en omgeving, maanden lang, totdat een zekere jonge Grijze Jager besloot dat het genoeg geweest was. En dat deed hij op een, laten we zeggen, tamelijk onconventionele manier.’
Halt zag dat Will wel in die manier geïnteresseerd was, terwijl Crowley zich steeds ongemakkelijker leek te voelen. Hij ging dus met een onderdrukte grijns verder: ‘Hij ketende hem vast aan een molensteen, en de brave bewoners van Kruize mochten de man vijf jaar lang gebruiken als molenpaard. Blijkbaar had die ervaring een reinigende werking op de ziel van de man, en de stad werd er ook niet slechter van. Kruizer meel werd beroemd in die dagen, vanwege het feit dat het zo fijn gemalen was.’
Crowley onderbrak hem nu. ‘Maar dat was een heel andere situatie. En ik…’ Hij herstelde zich snel en ging verder: ‘En die Jager wist geen andere oplossing. In elk geval maakte de man wat goed bij de mensen die hij eerder van alles had aangedaan. Hij werd niet zomaar als slaaf naar het buitenland verkocht.’