Выбрать главу

Maar als ik ergens anders ben, dan kan hij de titel niet opeisen. Zolang ik leef kan hij niets, en wint hij er ook niets bij door mijn vader te vermoorden. Integendeel, dan houdt hij hem waarschijnlijk juist in leven, als gijzelaar. Tot de Scoti hier de macht overnemen moet Keren heel voorzichtig zijn. Als het te veel opvalt wat hij wil en waar hij mee bezig is, komen de mensen vast in opstand. Maar als hij eenmaal de rechtmatige heer van Macindaw lijkt te zijn, dan liggen de zaken heel anders. En als de Scoti dan komen en hem laten zitten waar hij zit, dan is het allemaal te laat.’

‘Hoe heeft hij u vergiftigd?’ vroeg Will.

Orman haalde zijn schouders op. ‘Ik moet toch eten en drinken? Wie weet… Ik ben heel voorzichtig geweest, ik heb altijd mijn eten apart laten klaarmaken. Maar misschien hebben ze een van mijn bedienden omgekocht of afgeperst. Misschien hebben ze het vergif gewoon in het water gedaan.’ Hij wees naar de boeken over zwarte magie die op zijn bureau lagen. ‘Ik zag het al dagen aankomen. Ze doen het heel langzaam, zie je. En ik zat daar maar me door die stomme boeken te worstelen, in de hoop iets te ontdekken, een of ander tegengif… Maar tot dusverre zonder succes.’

Will keek naar de boeken die de man aanwees. ‘Ach… nu begrijp ik het,’ zei hij aarzelend. ‘En ik maar denken…’ Hij maakte de zin niet af. Orman lachte grimmig.

‘Jij dacht dat ík een tovenaar was? Jij dacht dat ikzelf achter mijn vaders ziekte zat?’

Will knikte. Het had geen zin om dat te ontkennen. ‘Het leek toen een logische theorie,’ zei hij.

Orman knikte vermoeid. ‘Zoals ik al zei, als je niet populair bent of doet, dan verdenken ze je zó van het slechtste.’ Met een van pijn vertrokken gezicht stond hij weer op. ‘Mijn enige kans is nu nog dat jij inderdaad een Grijze Jager bent, want ik moet hulp hebben om uit dit kasteel weg te komen, en ik betwijfel dat een simpele minstreel dat voor elkaar zou krijgen.’ Hij wachtte even en zei toen: ‘Ik neem aan dat vrouwe Gwendolyn ook niet is wat ze zegt te zijn?’

‘Hoe heeft u dat…’ begon Will en hield toen verschrikt zijn mond, beseffend dat hij al weer te veel toegegeven had.

Orman glimlachte. ‘Nóg zo’n vergissing… Denken dat iemand die je niet leuk vindt ook wel dom zal zijn! Jullie twee komen hier bijna tegelijk binnenvallen, en Gwendolyn liet je meteen naar haar privévertrekken komen. Dat was wel erg gemakkelijk. En toen gingen jullie ook nog tegelijk uit rijden. Ik ben niet gek, zeg!’

Alles was de afgelopen minuten zo snel gegaan dat Will helemaal vergeten was dat hij nodig Alyss moest waarschuwen om zich voorlopig niet te laten zien in het kasteel. Hij nam een besluit en vertelde Orman wat er gebeurd was op de binnenhof. Hoe hij ineens John Buttel daar had zien lopen. De kasteelheer trok een diepe rimpel in zijn voorhoofd.

‘Dat is een echt probleem,’ zei hij. ‘Een van Kerens nieuwe rekruten natuurlijk. Blijkbaar haalt hij hier iedere loslopende dief en moordenaar naar binnen die hij in de streek tegenkomt. Hij lijkt ze als een magneet aan te trekken. En tegelijk stuurt hij mensen die trouw zijn aan mij en mijn vader de laan uit. Ik stuur Xander wel even om haar te waarschuwen. Het is beter als die Buttel jou ook niet meer te zien krijgt, neem ik aan. En laten we dan eens goed nadenken hoe we hier met z’n drieën weg kunnen komen.’

Hij pakte een klein zilveren belletje en klingelde ermee. Na een paar tellen kwam Xander naar binnen. Snel gaf Orman hem zijn orders, en Will schreef een kort briefje dat hij aan Alyss moest geven.

De secretaris keek zorgelijk en stopte het briefje in een van de zakken van zijn vest. Daarna verliet hij het vertrek.

Er was nog iets wat Will dwars zat. ‘Die Donkere Ridder — die verschijning in het Grimsdalwoud — zit Keren daar ook achter? Hoe helpt dat hem?’

‘O, die heb je ook al ontmoet?’ Orman haalde zijn schouders op. ‘Eerlijk gezegd — ik heb geen idee. Misschien zit daar die zogenaamde heelmeester Malkallam toch nog achter. Of het is Keren. Misschien werken ze wel samen. Maar misschien heeft Keren ook wel bedacht dat hij mooi gebruik kon maken van die oude legende.’

Het was duidelijk dat het weer even flink pijn deed. ‘Hoe dan ook, we moeten wel uitvinden wat Malkallam van plan is,’ kreunde hij. Will keek hem vragend aan, en Orman legde uit wat hij bedoelde.

‘Misschien is Malkallam wel de enige die me nog kan genezen. Ik wil dat je me naar hem toe brengt!’

HOOFDSTUK 27

‘Wat!?’ Wills stem schoot de hoogte in, zo verbaasd was hij. ‘Denkt u dat Malkallam u zal helpen? Hij is toch de gezworen vijand van u en uw familie?’

Maar Orman schudde vermoeid het hoofd. Zelfs die beweging leek hem al te veel geworden.

‘Ach, als je in sprookjes en legenden wilt geloven… Ik geloof geen moment dat het Malkallam is die achter dit alles zit. De man heeft jaren met veel succes als heelmeester gewerkt, hij weet enorm veel van geneeskrachtige kruiden. Maar toen is er iets akeligs gebeurd met hem en is hij verdwenen. De mensen zeiden dat hij het bos in getrokken was, en zich daar omringde met vreemde verschijnselen en duistere machten.’

‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg Will.

Orman haalde zijn schouders op. Daar had hij meteen spijt van, want hij kreunde weer van pijn voordat hij antwoord gaf. ‘Wie weet? Misschien begonnen de mensen ergens te denken dat hij geen heelmeester maar een tovenaar was. Dat komt vaker voor — iemand ontwikkelt een bepaalde vaardigheid die niet helemaal normaal gevonden wordt, en voor je het weet geloven de mensen dat het om tovenarij gaat!’ Hij keek Will veelbetekenend aan, terwijl hij weer op adem kwam na die lange zin. ‘Jij als Grijze Jager zou dat moeten weten en begrijpen!’

Will kon hem alleen maar gelijk geven. Dat was inderdaad precies wat veel mensen van de Jagers dachten. En, besefte hij, Alyss en hij hadden al ontdekt dat een hoop van de toverkunsten van Malkallam niet meer waren dan trucjes, hoe ingewikkeld ook. Maar toch…

‘Durft u het wel aan?’ vroeg hij. ‘Er zitten een hoop zwakke kanten aan uw plan.’

Orman gunde hem een dunne glimlach. Maar veel vreugde en blijdschap zat daar niet achter.

‘De vraag is eerder of ik het me kan permitteren om het niet aan te durven,’ antwoordde hij. ‘Malkallam is de enige persoon in een straal van honderden kilometers die misschien in staat is om het vergif te herkennen dat ze me hebben toegediend, en die me dan een tegengif zou kunnen geven. Zonder hem val ik zeker weg in een diepe slaap. En dan ga ik ook dood.’

Will dacht diep na. De heer van het kasteel had gelijk, besloot hij. Malkallam was een gok, maar veel andere mogelijkheden waren er niet.

De deur ging open. Het was Xander. Zodra de secretaris binnen was, zag Will aan zijn gezicht dat hij slecht nieuws had.

‘Heer, ik kon haar niet bereiken. Kerens mannen zitten nu overal.’

Orman vloekte terwijl er weer een pijnscheut door hem heen ging. Xander liep al naar zijn meester, maar Will hield hem tegen. Hij voelde een kille hand om zijn hart.

‘Wat bedoel je? Hebben ze je tegengehouden?’ zei hij en voegde daar op beschuldigende toon aan toe: ‘Je hebt het niet eens geprobeerd, hè?’

De kleine secretaris gaf geen krimp en keek hem aan. ‘Ik heb het niet meer geprobeerd toen ik zag dat ze er waren, want dan hadden ze me gezien. En ik wilde vrouwe Gwendolyn niet onnodig in gevaar brengen!’

Will greep de man bij zijn vest en trok hem naar zich toe. ‘Wat ben je voor een slappeling!’ schreeuwde hij. ‘Wat bedoel je, “in gevaar brengen”?’