Выбрать главу

Hij haalde zijn schouders op — er was maar één manier om dat te testen.

‘Daar gaan we dan,’ mompelde hij. Hij keek even naar de hond, die hem verwachtingsvol aan stond te kijken. ‘Kom mee,’ zei hij kort en voegde eraan toe: ‘En niet blaffen!’

Hij bevestigde dat bevel voor de zekerheid nog eens met het gebaar dat hij haar geleerd had, en de hond, die nu gelukkig begreep wat er van haar verwacht werd, vleide zich op haar buik op de stenen en bleef liggen, klaar om in actie te komen.

Snel bond Will nog een touw aan de halsters van de twee andere paarden en bond dat aan zijn zadelknop. Toen holde hij snel naar de deuren en deed een ervan wagenwijd open. Hij rende terug, klom in het zadel en gaf zijn paardje de sporen. Even was er enige weerstand tot de twee andere paarden in draf meekwamen en achter Trek aan over de kasseien kletterden. De hond glipte naast Trek mee naar buiten, een zwart-witte schaduw, die met de buik vlak boven de grond mee rende.

Xander hielp Orman al de trap af voor de donjondeur. De heer van het kasteel zag er bijzonder slecht uit; hij bleef alleen overeind omdat zijn secretaris hem ondersteunde. Een moment was er verwarring, terwijl Will met zijn paarden voor hen tot stilstand kwam. Trek begreep wat de bedoeling was en stak zijn twee voorbenen stijf vooruit, zodat hij de twee andere paarden tegen kon houden. Even weigerden zij te wachten, maar Xander greep de halster van de merrie en hield haar stil, terwijl zijn baas zichzelf in het zadel probeerde te hijsen. Will hoorde hoe Ormans adem stokte van de pijn, en hoorde tegelijk een schreeuw vanaf de muur, toen een van de wachten de gebeurtenissen diep onder hem in de gaten kreeg. Hij nam een pijl uit zijn koker en legde die op zijn boog. Xander zou Orman in zijn eentje op het paard moeten zien te krijgen. Het was Wills taak om af te rekenen met verzet van de kant van het garnizoen, als dat er al zou komen.

Zoals Will al vermoed had klonk er nu ook in de donjon gedempt geschreeuw en het geluid van rennende voeten. Hij keek even opzij, waar Xander moeite had om het volle gewicht van zijn meester omhoog te krijgen, terwijl het paard in een halve cirkel weg probeerde te trappelen. Will bracht Trek vlak naast het dier en met zijn boog in één hand trok hij met zijn andere Orman aan zijn riem mee omhoog, in het zadel, terwijl Xander van onderen duwde. Weer kreunde de kasteelheer van de pijn, maar hij zat nu te paard en Xander probeerde zijn voet in een stijgbeugel te plaatsen, terwijl nu ook zijn ruin zenuwachtig van hem weg danste. De spanning en sensatie werden meteen door de paarden opgepikt.

Achter zich hoorde Will het slot van de donjonpoort ratelen. Daarna zwaaide de zware deur open. Er stond iemand in de opening.

Will draaide zich half om in het zadel en schoot zonder fatsoenlijk te mikken één pijl af, die trillend op ooghoogte in de deurpost terechtkwam. Iemand slaakte een verschrikte kreet en de deur werd meteen weer dichtgetrokken.

‘Kom mee!’ schreeuwde Will. Nu was er echt geen tijd meer te verliezen. Hij gaf Trek de sporen en het kleine paard draafde weg, de twee andere paarden achter zich meezeulend. Hij keek achterom en zag hoe Xander zich wanhopig aan de manen van de ruin probeerde vast te klemmen, half in en half uit zijn zadel. Maar Will had wel andere zaken om zich zorgen over te maken. Ze reden recht op het poortgebouw af en een van de wachten holde op een drafje naar de grote windas waarmee de valdeur bediend werd. Will schoot een pijl vlak langs de man zijn oor en zag hoe die verschrikt wegdook en zich op de stenen liet vallen.

Nu werd er nog meer geschreeuwd. Vanuit een ooghoek zag Will ergens achter hen beweging boven op de muren. Hij hoorde een pijl van een kruisboog op de stenen ketsen, vlak voor de voeten van Trek.

Zonder erbij na te hoeven denken, en bijna zonder te mikken, schoot Will terug, en een kleine gestalte tuimelde van de muur naar beneden. De kruisboog kwam met veel kabaal naast hem neer op de kasseien.

En toen denderden de hoeven van de paarden al over de ophaalbrug. Trek voelde geen weerstand meer aan het touw waarmee de twee andere paarden aan zijn zadel vastgeknoopt zaten. De beide paarden, opgejaagd door de spanning, liepen zo hard ze konden naast Trek mee naar buiten. Vanuit het relatieve duister van de grote poort kwamen ze ineens in het heldere winterlicht, en enkele tellen later sloegen de hoeven op de bevroren grond aan de overkant van de gracht. Ze waren vrij.

Will voelde en hoorde nog enkele kruisboogpijlen langs zich suizen, maar veel waren het er niet. Ze hadden de wacht volkomen verrast — of het waren toch vooral mannen van Orman op de muur, die niet wilden schieten op hun heer en meester.

Will keek over zijn schouder en zag dat Xander nu ook stevig in het zadel zat. Hij reed vlak naast Orman, die met een van pijn vertrokken gezicht ineengedoken in het zadel hing. Gelukkig leek hij zich goed vast te houden aan de zadelknop.

Het zou wel even duren voor de achtervolging werd ingezet. Will wist waar hij wilde zijn, voordat ze hen in zouden halen. Hij stuurde Trek meteen richting het Grimsdalwoud. De andere paarden volgden Trek gedwee, en de hond bleef achter hen aan rennen, klaar om een verloren schaap terug te leiden naar de kleine kudde. Will grijnsde. Dat zou niet nodig zijn. De vos en de merrie kwamen braaf achter Trek aan, en de weg voor hen was vrij.

HOOFDSTUK 28

Will hield Treks teugels in toen ze bij de inmiddels vertrouwde rand van het Grimsdalwoud aangekomen waren. Hij liet de twee andere paarden langszij komen en keek bezorgd naar Orman. De kasteelheer zwaaide heen en weer in het zadel. Zijn ogen waren half gesloten, en hij staarde wezenloos voor zich uit. Zijn lippen bewogen, maar geluid kwam er niet uit.

Ook Xander was bezorgd. ‘We moeten hem snel bij die Malkallam zien te krijgen,’ zei hij. ‘Hij is bijna buiten bewustzijn!’ Will knikte. Hij keek achterom naar de bocht in de weg waar eventuele achtervolgers op zouden duiken — want dat die er aankwamen, daar twijfelde hij geen seconde aan.

‘Neem hem mee verder het woud in,’ zei hij. ‘Ik blijf hier wel wachten, om iedereen die ons op de hielen zit een beetje af te schrikken.’ En hij wees naar het smalle pad dat hij en Alyss ingeslagen waren tijdens hun eerste ontdekkingstocht door het woud. ‘Als je dat pad neemt, honderd meter of zo, en daar op me wacht — dan zien ze je in elk geval niet meer.’

Xander aarzelde. ‘En jij dan?’

Will glimlachte. Die kleine pennenlikker was toch dapperder dan hij gedacht had. Hij trok de kap van zijn mantel over zijn hoofd en stuurde Trek dieper de schaduwen onder de bomen in, tot hij onder een grote kale eikenboom stond.

‘Let maar eens op. Ik word nu onzichtbaar!’ En toen Xander bleef treuzelen maakte hij een ongeduldig gebaar. ‘Ga nou maar! Ze kunnen elk moment daar de bocht om komen!’

De secretaris begreep wel dat het inderdaad het verstandigst zou zijn om uit het zicht van de achtervolgers te blijven. Hij knikte, nam het touw over waarmee Ormans paard aan Trek was vastgebonden, en begeleidde zijn heer, die nog maar half bij kennis was, dieper de donkere schaduwen van het Grimsdalwoud in. Na een meter of twintig kon Will hen al niet meer zien. Tevreden knikte hij en bleef doodstil staan waar hij stond. De hond lag plat op haar buik naast hen. Ze gromde zacht, diep in haar keel.

‘Stil!’ waarschuwde Will. De hond kwispelde één keer met haar staart.

Een paar seconden daarna begonnen Treks oren zenuwachtig heen en weer te bewegen. Ook schraapte hij met een van zijn hoeven over de harde grond. Will zelf had nog niets gehoord, en verbaasde zich weer eens over hoe scherp het gehoor van de dieren was, vergeleken met dat van de mens. Hij klopte Trek zachtjes op de nek, en het paardje, dat nu wist dat zijn baas de waarschuwing begrepen had, ontspande zich weer.

Het duurde nog bijna een minuut voor een groep ruiters van achter de bocht tevoorschijn kwam. Ze waren met zijn achten, allemaal tot de tanden gewapend, en vooraan reed een bekende gestalte.