Выбрать главу

‘Nou, hij kon er inderdaad wel wat van,’ zei hij tegen Alyss. ‘En die hond van hem — dat was ook een echte artiestenhond.’

O lieve heer, dacht Alyss.

Buttel keek ineens geïnteresseerd op. ‘Een hond? Wat voor hond?’

Keren maakte wegwerpgebaren. Hij leek te zeggen dat hij het onderwerp niet van belang vond. ‘Ach, hij had een zwartwitte herdershond bij zich. Die deed steeds mee, als hij optrad.’

O lieve heer, dacht Alyss weer. Buttels wenkbrauwen waren tot één dikke streep boven zijn ogen samengetrokken. Hij telde alles in zijn schamele hersens bij elkaar op, dat zag ze. Een geoefend boogschutter. Meer dan geoefend. En een zwart-witte herdershond. Ineens stapte hij op Alyss af, een priemende vinger naar haar uitgestoken. Hij wist wel dat hij haar ergens van kende!

‘Ga staan!’ riep hij. Keren keek geschrokken naar de man. Hij moest buiten zinnen zijn.

Alyss bleef hem met een licht minachtende glimlach aankijken, zoals paste bij een adellijke dame die een bevel te horen krijgt van een gewone boer.

‘Pardon, mijnheer Buttel?’ zei ze waardig. Ze wendde zich tot Keren. ‘Heer Keren, als mijn verloofde hiervan hoort…’

‘Ga staan, zei ik!’ Buttel schreeuwde nu.

Het was Keren die opstond en een hand kalmerend op zijn arm legde. ‘Buttel, in ’s hemelsnaam, wat mankeert je?’

‘Ik dacht al dat ik haar herkende! Ik wist wel dat er iets niet klopte!’

Alyss bleef gewoon zitten, van buiten een en al kalme waardigheid, ja zelfs met een geamuseerde maar hooghartige glimlach. Ze wist maar al te goed waarom Buttel wilde dat ze ging staan. Haar lengte was het enige dat ze niet kon verhullen.

‘Heer Keren, zoudt u zo goed willen zijn deze kinkel uit mijn vertrekken te doen verwijderen?’

De deur van de kamer ging open en daar stond Max, gealarmeerd door het geschreeuw. ‘Mevrouw, is alles goed met u?’

Zijn hand zweefde vlak boven het gevest van zijn dolk. Alyss wuifde hem weg. Het laatste wat ze nu kon gebruiken was een fysieke botsing. Ze had maar twee gewapende bedienden in de buurt, en als het echt tot een gevecht kwam, dan waren ze veruit in de minderheid. Ze moest zich hieruit zien te bluffen.

‘Laat maar, Max. Heer Keren rekent wel af met deze lomperik.’ Max keek weifelend de kamer rond. Ze keek hem in de ogen en knikte bijna onmerkbaar. Hij haalde zijn schouders op en trok zich weer terug in de andere kamer.

Nu ging Keren tussen haar en Buttel staan. Hij was woedend op zijn trawant, vanwege deze belachelijke vertoning. Die Gwendolyn, die was over een week of zo weer vertrokken. Als hij gedwongen werd haar gevangen te nemen kwam haar verloofde haar misschien wel ophalen — en waarschijnlijk niet alleen, maar met een heel leger gewapende mannen. En dat was wel het laatste wat Keren op dit moment kon gebruiken. Net nu het succes zo dichtbij leek.

‘Buttel,’ zei hij zacht maar vastberaden. ‘Ik waarschuw je. Hou je mond en donder op hier. Nu!’

Maar de grote bebaarde man stond al driftig met zijn hoofd te schudden voordat hij uitgesproken was. ‘Dat is helemaal geen adellijke dame!’ riep hij. ‘Ik ken haar. Ik wist het wel. Laat haar maar eens gaan staan!’

Keren keek haar met een verontschuldigend lachje aan. ‘Misschien zou u hem dat kleine plezier willen doen, mevrouw?’ vroeg hij, maar zij schudde verontwaardigd van nee.

‘Ik denk er niet over!’ riep ze boos.

Keren aarzelde. Ineens begon hij te twijfelen.

Buttel, die alles ineens helder werd, maakte daar onmiddellijk gebruik van. ‘Ze is een koerierster!’ zei hij triomfantelijk. ‘Ik heb haar eerder ontmoet, in het zuiden! En toen trok ze op met een Grijze Jager!’

Nu was het de beurt van Keren om te schrikken. ‘Wat zeg je nu? Een Jager?’

Buttel knikte een paar keer heftig van ja. ‘Laat haar nou gaan staan. Je zult het zelf zien. Ze is bijna even lang als ik!’

Keren keerde zich nadenkend om naar Alyss. ‘U bent inderdaad nogal lang,’ zei hij weifelend. ‘Doe alstublieft wat de man vraagt. Ga staan!’

Alyss zuchtte. Ze besefte dat ze gegokt en verloren had. Ze kon haar bluf misschien nog een paar minuten volhouden, maar Keren was nu op zijn hoede en wantrouwig. Elegant stond ze op. Buttel snakte naar adem, hoorde ze.

‘Dat is ze!’ riep hij. ‘Ik wist het! Ik wist dat ik haar eerder gezien had. Nu ze staat weet ik het helemaal zeker. En ik wed dat die speelman Barton helemaal geen speelman of minstreel is. Net zo min als ik. Ik wed dat het haar vriendje de Jager is!’ En hij pijnigde zijn hersens weer, in een poging zich het gesprek te herinneren dat hij buiten de jachthut afgeluisterd had. ‘Hoe noemde je hem ook al weer? Will! Ja. Dat was de naam!’

‘Will?’ Keren was nu echt geïnteresseerd. ‘En zo heet die speelman ook? Wat een toevalligheden! Ik denk dat u toch het een en ander uit te leggen heeft, vrouwe Gwendolyn!’

HOOFDSTUK 34

Nadat Will de paarden had afgezadeld en verzorgd bracht hij hen naar Malcoms kleine stal. De heelmeester nodigde Xander en Will daarna uit voor een late maaltijd.

Het werd een tamelijk zwijgzame aangelegenheid, ondanks het feit dat Malcolm een goede gastheer was en zijn best deed om zijn gasten tot een gesprek te verleiden. Maar het was overduidelijk dat Xander zich nog te veel zorgen maakte over zijn baas. Hij stond steeds op om naar hem te gaan kijken.

‘Hij wordt heus wel beter, ik beloof het je,’ zei Malcolm toen hij voor de vijfde keer van tafel was gegaan.

Xander bleef staan bij de deur die naar het vertrek leidde waar Orman rustig lag te slapen. ‘Dat zegt u.’ En hij ging toch naar binnen om te controleren of Orman nog ademhaalde.

Malcolm moest glimlachen. ‘Dat is echt een mannetje met lef, nietwaar?’ zei hij. ‘Zelfs toen hij nog dacht dat ik een tovenaar was durfde hij zich tegen me te verzetten. Ik hoop maar dat Orman beseft wat een bijzondere bediende hij daar heeft.’

Maar Will was diep in gedachten verzonken en gaf geen antwoord. Malcolm keek hem scherp aan. ‘Vind je het eten niet lekker?’ vroeg hij.

Will mompelde iets onverstaanbaars terug.

Malcolm fronste. ‘We eten hier maar heel gewoontjes natuurlijk. Maar het is allemaal gezond. We verbouwen het zelf en ook de wijn maken we zelf — van pompoenen.’

Weer mompelde Will wat bevestigende geluiden, nog steeds in gedachten verzonken. Malcolm praatte gewoon verder, maar nu met een lichte irritatie in zijn stem. ‘En soms springt er natuurlijk wel eens een beer door het raam, midden op de eettafel. En ooit heeft een kwaaie heks de soep in de fik gestoken, maar verder gebeurt er niet zoveel hier aan tafel.’

‘Mmm?’ antwoordde Will weer, en na een paar seconden pas merkte hij dat Malcolm hem strak zat aan te kijken. Schuldig keek hij naar zijn gastheer. ‘Het spijt me — wat zei u net?’

Malcolm zuchtte eens diep. Eindelijk had hij de aandacht van de jonge Jager weten te trekken.

‘Ja,’ zei hij, ‘Je was inderdaad elders vrees ik. Ik zit hier maar te praten en alles wat ik terugkrijg is “hmm” en “uh-oh”. En ik hoopte nog wel op een interessant en amusant gesprek. Voor de verandering.’

Will verontschuldigde zich. ‘Het spijt me. Maar ik maak me nogal zorgen.’

‘Misschien is het een idee om erover te praten? Ik kan best goed luisteren, zul je merken. Het is altijd goed om de mening van een ander te horen.’

Will knikte dankbaar. Hij was getraind als Grijze Jager, en dat betekende vooral veel dingen alleen oplossen en dingen alleen doen. Maar soms, wist hij, was het best nuttig om een ander om raad te vragen.

‘Ten eerste,’ zei hij, ‘begrijp ik niet hoe die Buttel hier ineens kon opduiken.’

‘Dat is de man die je in het kasteel gezien hebt — net voordat Orman je bij zich liet komen?’