Выбрать главу

‘Hier blijven jullie op ons wachten,’ zei hij fluisterend.

Xander knikte dat hij het begreep. ‘Ik zal je niet tegenspreken, hoor,’ zei hij. Hij hurkte naast Will en keek tussen half dichtgeknepen oogleden naar het gebouw. ‘Daar,’ zei hij toen. ‘Zie je dat lichtje, boven in de donjontoren?’

Will volgde de richting die zijn uitgestrekte arm wees. De donjon was hier nog steeds het centrale deel van het kasteel, hoger dan de vier hoektorens van de veel later gebouwde verdedigingsmuren. Helemaal bovenin werd de donjon steeds smaller, tot er uiteindelijk waarschijnlijk maar één vertrek overbleef, een flinke kamer met een soort richel eromheen. Dat maakte het in elk geval iets gemakkelijker, dacht Will. Hij zag daar in dat stuk een vaag vierkant met geel licht. Dat moest een raam zijn. Ook op andere verdiepingen van de donjon kon je her en der een verlicht raam zien. Er waren dus nog andere kamers bewoond.

‘En daarboven, dat is de torencel?’ vroeg hij en Xander knikte bevestigend.

‘De hoogste kamer van de toren,’ zei hij. ‘En ik weet haast zeker dat ze daar je vriendin hebben opgesloten. In elk geval was er vanochtend nog niemand. En nu is er licht.’

‘En je zei dat er ijzeren stangen voor dat raam zitten?’ vroeg Malcolm. Xander draaide zich om. Will kreeg voor de zoveelste keer het idee dat Xander de man achter hen nog steeds niet helemaal vertrouwde.

‘Ja, anders was het geen gevangenis, natuurlijk,’ antwoordde hij.

Malcolm keek hem even aan, maar besloot dat hij net zou doen alsof het sarcasme hem was ontgaan. ‘Zijn die verticaal of horizontaal?’ vroeg hij verder. ‘Of is het een raster?’

‘Verticaal,’ antwoordde Xander. ‘Van ijzer, en met cement in de steen vastgezet.’

Will beet op zijn onderlip. Xander had die stangen al eerder gemeld, en hij had een vijl bij zich om ze door te zagen. Dat zou even duren, en veel lawaai maken, maar hij wist er geen andere oplossing voor. Maar Malcolm blijkbaar wel. Hij kreunde vanwege zijn ongemakkelijke positie en pijnlijke knieën, en schuifelde toen naar Will. Voorzichtig gaf hij hem een fles in een leren foedraal.

‘Hier,’ zei hij, ‘Pak dit aan, maar wees in ’s hemelsnaam voorzichtig.’

‘Wat is dat?’ vroeg Will wantrouwig. Na de waarschuwende woorden had hij eigenlijk geen zin de fles over te nemen, voordat hij wist waar deze voor diende. Je wist maar nooit met mensen als Malcolm — straks ontplofte het ding in zijn handen. En dan was er van hem niet veel meer over.

Malcolm zuchtte. ‘Het is een heel sterk zuur,’ antwoordde hij, ‘maar verder is het niet gevaarlijk, hoor.’

‘Als het zo ongevaarlijk is, waarom moet hij er dan verdorie voorzichtig mee zijn?’ vroeg Xander enigszins geïrriteerd. Bij de laatste woorden deed hij Malcolm duidelijk na.

‘Ik bedoel,’ zei Malcolm, ‘dat het niet gevaarlijk is áls je er voorzichtig mee omspringt.’

‘Maar dan is het helemaal niet…’ begon Xander, maar nu was het de beurt van Will om geïrriteerd te raken.

‘Hou nou eens op met kibbelen, jullie twee,’ zei hij, en vroeg aan Malcolm: ‘Wat moet ik met dat zuur?’

De heelmeester leek eerst nog een vuile opmerking richting de secretaris te willen maken, maar hij bedacht zich toen hij de blik van Will opving. Hij besloot de man maar te negeren.

‘Het kan in vijf minuten zo’n ijzeren stang doorbijten,’ zei hij eenvoudig. ‘Je moet een gaatje maken in het cement onderaan de stang, en dan giet je er wat van dit goedje in. Dat vreet dan aan het ijzer — en waarschijnlijk ook aan het cement. Je blijft het er gewoon in gieten terwijl het zijn werk doet — maar zorg wel dat het niet aan je handen komt.’

‘O, wees maar niet bang, daar zorg ik wel voor,’ zei Will terwijl hij met de nodige twijfel naar die gevaarlijke fles staarde. Hij vroeg zich af of vijlen toch niet veiliger zou zijn. Het idee dat hij daarboven met iets liep te zwaaien dat zelfs ijzer zou opvreten leek hem maar niets.

‘Echt waar, er kan je verder niets gebeuren,’ herhaalde Malcolm. Will voelde dat Xander weer bezwaar ging maken.

‘Hou op, Xander,’ zei hij kortaf, zonder de secretaris zelfs maar aan te kijken. Xander hield zich in en Malcolm knikte tevreden. Toen wees hij weer op de fles. ‘Luister, er zit een glazen flesje in die leren zak, en daarin zit dat zuur. En daaromheen zit een laag stro, en die zak zelf is van heel dik leer gemaakt. Je zou het geheel flink hard tegen een muur moeten slaan om dat flesje te breken. Alhoewel het natuurlijk altijd kan gebeuren.’

‘Je beseft wel dat ik een dertig meter hoge toren ga beklimmen, niet? De mogelijkheid dat ik ergens hard tegen aan sla is dus helemaal niet denkbeeldig.’

Malcolm knikte. ‘Ja, dat begrijp ik. Je moet het dus zo dragen dat je het ook snel kwijt kunt als het nodig is. Als je het glas hoort breken heb je nog ongeveer tien seconden voor het spul door het leer heen komt.’

‘Doe het dus maar niet in je onderbroek,’ zei Xander, die zowaar weer kon gniffelen. Dit keer keken zowel Malcolm als Will hem boos aan.

‘Het is jammer dat ik geen tovenaar ben,’ merkte Malcolm op. ‘Ik zou je zo in een pad veranderen.’

‘Volgens mij heeft iemand dat al gedaan,’ voegde Will eraan toe.

Xander keek alsof hij zich diep gekwetst voelde. ‘Ik maakte maar een grapje, hoor!’ zei hij verongelijkt. De twee anderen zeiden niets en hij kroop een paar passen van hen weg, zachtjes mopperend over sommige mensen die niet tegen een geintje konden. Maar na een paar seconden en een ijskille blik van Will hield hij zich rustig.

‘De maan gaat bijna onder,’ merkte Malcolm op. Will keek naar de smalle sikkelvorm aan de hemelboog. De maan stond nog maar net boven de horizon. Over een paar minuten zou het pas echt donker worden, althans donkerder werd het dan niet meer. ‘Nou, dan ga ik maar,’ zei hij.

Hij kwam half overeind, maar wachtte nog even. Een paar minuten lang nam hij het landschap in zich op, het natuurlijke ritme van de nacht — hoe de struiken zachtjes bewogen in de wind, hoe schaduwen over het land schoven. Voor hem strekte zich een wild patroon uit van lichte en donkere vlakken die subtiel leken te bewegen. Hij liet het landschap tot zich doordringen, en maakte zich gereed om erin op te gaan.

En toen ging hij op weg. Hij gleed als het ware de omgeving binnen, in een natuurlijk ritme dat dat van de nacht zelf volgde. Malcolm en Xander keken toe, en hoewel ze precies wisten waar hij was en waarheen hij liep, leek hij al na twintig meter opgeslokt te worden door het patroon van licht en donkere schaduwen, en de bewegingen van grassen en struiken. Hij loste als het ware op in het niets. Het ene moment was hij er nog, het volgende was hij verdwenen.

Malcolm hoorde Xander naar adem snakken. Voor één keer was zelfs de kleine secretaris zo verrast dat hij geen bijtende opmerking meer kon uitbrengen.

‘Zag je dat?’ vroeg hij, zich naar Malcolm omdraaiend. De heelmeester schudde langzaam zijn hoofd.

‘Nee, ik zag niets,’ antwoordde hij. ‘En dat, mijn vriend, is juist zo vreemd.’

HOOFDSTUK 35

Hoog in haar torencel maakte Alyss zich grote zorgen.

Toen Buttel haar eenmaal had herkend, had het weinig zin meer om nog vol te houden dat zij een tuttige adellijke dame was, onderweg naar haar verloofde. Maar vreemd genoeg had Keren niet eens geprobeerd om meer informatie uit haar te persen. Hij trok een paar diepe rimpels in zijn voorhoofd, riep de wacht en liet haar escorteren naar deze hooggelegen gevangenis. Max, met alleen een dolk aan zijn riem, die meer voor de versiering diende dan om te gebruiken, wilde haar nog wel verdedigen, maar zij had hem tegengehouden. Ze wilde er niet verantwoordelijk voor zijn dat hij zinloos zou sneuvelen. Dus hadden ze hem en haar twee kameniersters ook opgepakt en ergens anders vastgezet. En ongetwijfeld zou haar soldaten, die in het kazernedeel van het slot bij de andere militairen gelegerd waren, hetzelfde lot treffen.