Beneden hadden Basheres Saldeanen hun kamp opgezet op het veld van het landhuis: het open terrein aan de voorzijde, omgeven door rijen dennen en sparren. Hoewel het nu wel ironisch leek om het terrein ‘het veld’ te noemen. Zelfs voordat het leger arriveerde was het dat eigenlijk al niet meer geweest; het was toen al een vlekkerig bruin vlak van winters stro, slechts hier en daar onderbroken door wat aarzelende nieuwe scheuten. Die waren ziekelijk en geel geweest, en nu waren ze vertrapt door hoeven of gelaarsde voeten. Overal op het veld stonden tenten. Vanuit Rhands uitkijkpunt op de tweede verdieping deden de nette rijen kleine, puntige tenten denken aan de vlakken op een steenspelbord. De soldaten hadden de wind opgemerkt. Sommigen wezen, anderen hielden hun hoofd gebogen en poetsten pantsers, droegen emmers water naar de piketlijnen, slepen zwaarden of lanspunten. Het waren in ieder geval niet weer de wandelende doden. Zelfs de dapperste lieden konden hun wil verliezen als de geesten uit het graf opstonden, en Rhand had een sterk leger nodig.
Noodzaak. Het ging niet langer om wat Rhand wilde of wenste. Alles wat hij deed was gericht op de noodzaak, en wat hij het hardst nodig had, waren de levens van de mannen die hem volgden. Soldaten om te vechten en te sterven, om de wereld voor te bereiden op de Laatste Slag. Tarmon Gai’don kwam eraan. Hij moest zorgen dat ze allemaal sterk genoeg waren om te winnen. Helemaal links op het veld, onder aan de bescheiden heuvel waarop het landhuis stond, sneed een kronkelend riviertje door het terrein, omzoomd met gele sprieten vingerriet en bergeik waar nog geen lenteknoppen in te zien waren. Een smalle waterweg, dat wel, maar een uitstekende bron van vers water voor het leger. Vlak voor het raam draaide plotseling de wind, en de vlaggen draaiden mee en wapperden de andere kant op. Dus het waren toch niet de dennentakken geweest, maar de banieren die het fout hadden gehad.
Min slaakte een zachte zucht en hij voelde haar opluchting, hoewel ze zich nog steeds zorgen over hem maakte. Dat gevoel had ze de laatste tijd doorlopend. Hij voelde het van hen allemaal, van elk van de vier bundeltjes gevoelens die achter in zijn geest weggestopt zaten. Drie voor de vrouwen die zich daar met zijn toestemming hadden genesteld, één voor degene die tegen zijn wil was binnengedrongen. Een van hen kwam naderbij. Het was Aviendha, die samen met Rhuarc aankwam om Rhand in het landhuis te ontmoeten. Elk van die vier vrouwen zou spijt krijgen van haar besluit om hem te binden. Kon hij zelf ook maar spijt hebben dat hij hen hun gang had laten gaan, of althans de drie van wie hij hield. Maar de waarheid was dat hij Min nodig had, haar kracht en liefde nodig had. Hij zou haar gebruiken zoals hij zoveel anderen had gebruikt. Nee, er was geen plaats in hem voor spijt. Hij wenste alleen dat hij het schuldgevoel even gemakkelijk kon uitbannen. Ilyena! riep een verre stem in Rhands hoofd. Mijn liefste... Lews Therin Telamon, Verwantslachter, hield zich vandaag vrij rustig. Rhand probeerde niet te veel na te denken over de dingen die Semirhage had gezegd op de dag dat hij zijn hand verloor. Ze was een Verzaker; ze zou alles zeggen als ze dacht haar doelwit daarmee pijn te bezorgen.
Ze folterde een hele stad om zich te bewijzen, fluisterde Lews Therin. Ze heeft duizend mannen op duizend verschillende manieren gedood, gewoon om te horen hoe hun geschreeuw van elkaar verschilde. Maar ze liegt zelden. Zelden. Rhand duwde de stem weg. ‘Rhand,’ zei Min, zachter dan eerst.
Hij draaide zich om en keek haar aan. Ze was slank en tenger, en hij had vaak het gevoel dat hij boven haar uittorende. Ze droeg haar haren in korte pijpenkrullen, donker van kleur, maar niet zo donker als haar diepe, bezorgde ogen. Zoals altijd droeg ze een broek en jas. Vandaag waren die donkergroen, zoals de naalden van de dennen buiten. Maar, alsof ze daarmee haar kledingkeuze wilde weerspreken, ze had de kledingstukken zodanig laten maken dat die haar figuur benadrukten. Zilveren borduursel in de vorm van bonabelbloemen was aangebracht rondom de mouwen, en daaronder piepte kant vandaan. Ze rook lichtjes naar lavendel, misschien van de zeep die ze de laatste tijd gebruikte.
Waarom zou ze een broek aantrekken, om zich vervolgens uit te dossen met kant? Rhand had pogingen om vrouwen te doorgronden lang geleden al opgegeven. Een dergelijk begrip zou hem niet helpen Shayol Ghul te bereiken. Bovendien hoefde hij vrouwen niet te begrijpen om ze te kunnen gebruiken. Vooral niet als ze kennis bezaten die hij nodig had.
Hij knarste met zijn tanden. Nee, dacht hij. Nee, er zijn grenzen die ik niet zal overschrijden. Er zijn dingen die zelfs ik niet zal doen. ‘Je denkt weer aan haar,’ zei Min bijna beschuldigend. Hij vroeg zich vaak af of er zoiets bestond als een binding die maar één kant op werkte. Hij zou daar veel voor overhebben. ‘Rhand, ze was een Verzaker,’ vervolgde Min. ‘Ze zou ons allemaal hebben vermoord, zonder met haar ogen te knipperen.’
‘Ze was niet van plan mij te vermoorden,’ zei Rhand zachtjes, en hij wendde zich van Min af en keek weer uit het raam. ‘Mij zou ze hebben gehouden.’
Min kromp ineen. Pijn, bezorgdheid. Ze dacht aan de ontaarde mannelijke a’dam die Semirhage had meegebracht, in het geheim, toen ze zich voordeed als de Dochter van de Negen Manen. De vermomming van de Verzaker was verstoord door Cadsuanes ter’angreaal, waardoor Rhand Semirhage had herkend. Of beter gezegd, waardoor Lews Therin haar had herkend.
De uitwisseling was ermee geëindigd dat Rhand zijn hand kwijtraakte, maar het was hem wel gelukt een Verzaker gevangen te nemen. De laatste keer dat hij in gelijksoortige omstandigheden had verkeerd, was dat niet goed afgelopen. Hij wist nog steeds niet waar Asmodean was gebleven of waarom die wezel eigenlijk was gevlucht, maar hij vermoedde dat de man veel had prijsgegeven over Rhands plannen en activiteiten.
Ik had hem moeten doden. Ze allemaal moeten doden. Rhand knikte, maar toen verstijfde hij. Was dat een gedachte van Lews Therin geweest, of van hemzelf? Lews Therin? dacht Rhand. Ben je daar?
Hij dacht dat hij gelach hoorde. Of misschien was het gesnik. Het Licht brande je! dacht Rhand. Praat tegen me! De tijd nadert. Ik moet weten wat jij weet! Hoe heb je de kerker van de Duistere verzegeld? Wat is er misgegaan, en waarom is de kerker daardoor gebrekkig geworden? Zeg op!
Ja, het was duidelijk gesnik, geen gelach. Soms was het moeilijk te bepalen bij Lews Therin. Rhand bleef aan de dode man denken als een afzonderlijk individu, ondanks wat Semirhage had gezegd. Hij had saidin gereinigd! De smet was weg en kon zijn geest niet langer beroeren. Hij zou niet waanzinnig worden. Het afglijden naar dodelijke waanzin kan... heel plotseling komen. Hij hoorde haar woorden weer, uitgesproken waar de anderen ze zouden horen. Zijn geheim was eindelijk onthuld. Maar Min had een beeld gezien van Rhand en een andere man die samensmolten. Betekende dat niet dat hij en Lews Therin twee afzonderlijke mensen waren, twee individuen die in één lichaam waren gedwongen? Het maakt niet uit of zijn stem echt is, had Semirhage gezegd. In feite maakt het Rhands toestand erger...
Rhand zag zes soldaten langs de piketlijnen lopen die aan de rechterkant van het veld waren aangelegd, tussen de laatste rij tenten en de bomen. Ze bekeken de hoeven van elk afzonderlijk paard. Rhand kon niet nadenken over zijn waanzin. Hij kon ook niet nadenken over wat Cadsuane met Semirhage deed. Dan bleven alleen zijn plannen over. Het noorden en oosten moesten als één zijn. Het westen en zuiden moesten als één zijn. De twee moesten als één zijn. Dat was het antwoord dat hij had gekregen van de merkwaardige schepsels achter de roodstenen deuropening. Dat was alles waar hij van kon uitgaan.
Noord en oost. Hij moest de landen vrede opleggen, of ze die nu wilden of niet. Hij had een wankel evenwicht bereikt in het oosten, met Illian, Mayene, Cairhien en Tyr allemaal in meer of mindere mate onder zijn bestuur.
De Seanchanen regeerden in het zuiden en voerden het bewind over Altara, Amadicia en Tarabon. Morland kon binnenkort ook van hen zijn, als ze in die richting oprukten. Dan bleven Andor en Elayne over.